ECLI:NL:RBROT:2009:BH4795

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/ 766
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Damsteegt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van onvolledige aanvraag door De Nederlandsche Bank N.V. door Stichting Garantiewaarborg Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 februari 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Garantiewaarborg Nederland (SGN) en De Nederlandsche Bank N.V. (DNB). De zaak betreft een onvolledige aanvraag van SGN die door DNB buiten behandeling was gesteld. DNB had SGN op 10 januari 2008 bericht dat de aanvraag onvolledig was en had diverse termijnen geboden om de aanvraag aan te vullen. SGN heeft echter niet voldaan aan deze verzoeken en heeft in plaats daarvan een debat gevoerd over de vraag of SGN verzekeringen afsluit. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar een eerdere uitspraak van 7 juli 2008, waarin een vergelijkbare situatie werd behandeld. De rechtbank concludeert dat DNB in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van haar bevoegdheid om de aanvraag buiten behandeling te stellen op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat de door SGN ingeroepen beginselen van behoorlijk bestuur niet kunnen leiden tot het verlenen van een vergunning of ontheffing in strijd met de wet- en regelgeving. Het beroep van SGN wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 08/766 BC-T2
Uitspraak in het geding tussen
Stichting Garantiewaarborg Nederland, te Lochem, (hierna: SGN),
en
De Nederlandsche Bank N.V., verweerster (hierna: DNB),
gemachtigde mr. A.J. Boorsma, advocaat te Den Haag.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 10 januari 2008 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van SGN tegen de beslissing van 28 september 2007 tot buitenbehandelingstelling van de aanvraag ongegrond verklaard.
Tegen het bestreden besluit heeft SGN beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2009. SGN heeft zich laten vertegenwoordigen door [A], directeur van SGN. Voorts is namens SGN verschenen [B]. DNB heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Voorts is verschenen mr. B.P.A.H. Schoenmakers, werkzaam bij DNB.
2 Overwegingen
De rechtbank verwijst voor wat betreft het wettelijke kader en de ontstaansgeschiedenis van deze en verwante procedures waarin een aantal vennootschappen – waarvan [A] (hierna: [A]) beleidsbepaler is (geweest) – verwikkeld zijn (geweest) naar haar uitspraak van 7 juli 2008 (LJN: BD7159; RF 2008/81). In de geschillen die in die uitspraak zijn beslist lag een tweetal (clusters van) aanvragen voor van Onderlinge Waarborgmaatschappij Garantborg B.A. (hierna: Garantborg). Het tweede cluster van aanvragen van 12 januari 2007, aangevuld bij brieven van 2, 6, 19 en 28 februari 2007, zag op een vergunning of enige ontheffing uit hoofde van de Wft.
Thans ligt een identieke aanvraag (of cluster aanvragen) van SGN voor als de aanvraag van Garantborg die door DNB buiten behandeling is gesteld. Net als in die zaak heeft DNB [A] bericht dat de aanvraag onvolledig is en [A] diverse termijnen geboden om de aanvraag aan te vullen. [A] heeft de aanvraag niet gecompleteerd, maar heeft hoofdzakelijk een debat willen voeren over de vraag of SGN verzekeringen afsluit.
Net als DNB leidt de rechtbank uit het aanvullend beroepschrift af dat SGN samen met Garantborg ten doel heeft de activiteiten van de gefailleerde Stichting Garantie- en Waarborgfonds Nederland voort te zetten onder meer door het afgeven van garantiecertificaten. Ten aanzien van die activiteiten heeft de rechtbank reeds in haar voornoemde uitspraak van 7 juli 2008 vastgesteld dat die activiteiten in beginsel vallen onder de vergunningplicht als bedoeld in artikel 3:6 van de Wet op het financieel toezicht en dat DNB dientengevolge bevoegd was toepassing te geven aan artikel 4:5 van de Awb indien de aanvragen om vergunning en ontheffing uit hoofde van de bij en krachtens de Wft gestelde regels onvolledig waren.
In onderhavig geval ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een andere beoordeling te komen. Ook thans ligt overduidelijk een onvolledige aanvraag voor. Gelet hierop komt de rechtbank tot de slotsom dat DNB in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van haar bevoegdheid tot toepassing van artikel 4:5 van de Awb.
De door SGN ingeroepen beginselen van behoorlijk bestuur kunnen er niet toe leiden dat haar in strijd met de toepasselijke wet- en regelgeving vergunning of ontheffing daarvan wordt verleend.
Het beroep dient gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. T. Damsteegt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. drs. R. Stijnen, griffier.
De griffier: De rechter:
Uitgesproken in het openbaar op: 27 februari 2009.
Afschrift verzonden op:
Een belanghebbende - onder wie in elk geval SGN wordt begrepen - en DNB kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.