ECLI:NL:RBROT:2009:BH5021

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
324344 / HA RK 09-36
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 3 maart 2009 een verzoek tot wraking van een rechter afgewezen. Het verzoekster, een vennootschap, had de wraking aangevraagd omdat de betrokken rechter eerder in andere procedures over vergelijkbare WOZ-aanslagen van de Gemeentebelastingen Rotterdam had geoordeeld, waarbij verzoekster telkens in het ongelijk was gesteld. Verzoekster vreesde dat de rechter niet onpartijdig zou zijn in de aanstaande behandeling van een nieuwe zaak. Tijdens de zitting op 20 februari 2009 heeft de gemachtigde van verzoekster zijn standpunt toegelicht, terwijl de gewraakte rechter zijn verweer heeft gepresenteerd. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de enkele omstandigheid dat de rechter eerder betrokken was bij procedures van verzoekster, niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van (schijn van) vooringenomenheid. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer heeft geen zwaarwegende aanwijzingen gevonden voor de vrees van verzoekster dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. Het verzoek tot wraking is daarom ongegrond verklaard. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, waarbij de voorzitter niet in staat was de beslissing te ondertekenen, maar dit is gedaan door de jongste rechter.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer : 324344
Rekestnummer : HA RK 09-36
Procedurenummer: AWB 08/1477 WOZ GVZ GGR2 T2
Uitspraak : 3 maart 2009
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam vennootschap-verzoekster],
gevestigd aan de [adres],
correspondentieadres: [corr. adres],
verzoekster,
gemachtigde: [naam gemachtigde]
strekkende tot wraking van [naam rechter] (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Bij brief van 22 januari 2009 heeft de gemachtigde van verzoekster de rechtbank verzocht de op 10 maart 2009 geplande zitting (procedurenummers 08/1477 en 08/4210 WOZ BRG T2 tegen Gemeentebelastingen Rotterdam) met de rechter uit te stellen totdat door het Hof te Den Haag is beslist op het hoger beroep dat verzoeker heeft ingesteld in geschillen die vergelijkbaar zijn voornoemde zaken.
Nadat namens de rechter aan de gemachtigde van verzoekster was bericht dat het verzoek om uitstel niet zou worden gehonoreerd, heeft de gemachtigde bij brief d.d. 10 februari 2009 met als opschrift "herhaald wrakingsverzoek"de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier, waarin zich onder meer bevinden voornoemde brieven van de gemachtigde van verzoekster.
Verzoekster, de rechter alsmede de afdeling Gemeentebelastingen van de gemeente Rotterdam zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij email van 17 februari 2009.
Ter zitting van 20 februari 2009, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen de gemachtigde van verzoekster en de gewraakte rechter. De gemachtige van verzoekster en de rechter hebben hun standpunt nader toegelicht.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft de gemachtigde van verzoekster het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Gelet op het feit dat de rechter in drie vergelijkbare beroepszaken van verzoekster over WOZ-aanslagen van Gemeentebelastingen Rotterdam uitspraak heeft gedaan en waarbij laatstgenoemde telkens voor 100% in het gelijk is gesteld en verzoekster daartegen hoger beroep heeft ingesteld, is bij de verzoekster de vrees ontstaan dat de rechter niet geheel onbevooroordeeld tegenover de op 10 maart 2009 geplande zaak met procedurenummer AWB 08/1477 zal staan.
Daarnaast geeft verzoekster er de voorkeur aan dat totdat in hoger beroep uitspraak is gedaan geen inhoudelijke behandeling van de zaak AWB 08/1477 bij de rechtbank Rotterdam zal plaatsvinden. Overigens heeft de gemachtigde van verzoekster ter zitting aangegeven dat hij de objectieve partijdigheid van de rechter niet in twijfel trekt.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
De rechter heeft daartoe aangevoerd dat hij weliswaar een aantal malen eerder beroepszaken van verzoekster in verband met onroerende zaaksbelastingen of rioolrechten heeft behandeld en daarin uitspraak heeft gedaan, maar dat daarin zijns inziens geen schijn van partijdigheid schuilt. Daarnaast heeft de rechter gesteld dat het verzoekster uiteraard volstrekt vrij staat hoger beroep in te stellen tegen zijn uitspraken en hij de inhoudelijke feedback van een hogere instantie als positief ervaart.
Ter zitting heeft de rechter gepersisteerd in zijn standpunt.
3. De beoordeling
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Aan de door verzoekster aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde en anderszins aannemelijk geworden omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de - beweerdelijk - bij verzoekster bestaande vrees dat de rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. -
De rechtbank overweegt als volgt:
Verzoekster heeft ter zitting uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij niet twijfelt aan de objectieve onpartijdigheid van de rechter. Daarbij levert de enkele omstandigheid dat de betrokken rechter eerder in andere procedures beroepen van de verzoekster heeft behandeld, geen gerechtvaardigde grond voor (schijn van) vooringenomenheid op. Ook niet als daarbij betrokken wordt dat verzoekster bij die beroepen geen gelijk heeft gekregen en zij daartegen hoger beroep heeft ingesteld.
De gang van zaken levert naar het oordeel van de wrakingskamer geen zwaarwegende aanwijzingen als hiervoor bedoeld op. Het verzoek is mitsdien ongegrond.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [naam rechter].
Deze beslissing is gegeven op 3 maart 2009 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mrs. O.E.M. Leinarts en P. Vrolijk, rechters. Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot, griffier.
De voorzitter is buiten staat deze beslissing te ondertekenen, namens deze, mr. P. Vrolijk, jongste rechter.