ECLI:NL:RBROT:2009:BH5021
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- O.E.M. Leinarts
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 3 maart 2009 een verzoek tot wraking van een rechter afgewezen. Het verzoekster, een vennootschap, had de wraking aangevraagd omdat de betrokken rechter eerder in andere procedures over vergelijkbare WOZ-aanslagen van de Gemeentebelastingen Rotterdam had geoordeeld, waarbij verzoekster telkens in het ongelijk was gesteld. Verzoekster vreesde dat de rechter niet onpartijdig zou zijn in de aanstaande behandeling van een nieuwe zaak. Tijdens de zitting op 20 februari 2009 heeft de gemachtigde van verzoekster zijn standpunt toegelicht, terwijl de gewraakte rechter zijn verweer heeft gepresenteerd. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de enkele omstandigheid dat de rechter eerder betrokken was bij procedures van verzoekster, niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van (schijn van) vooringenomenheid. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer heeft geen zwaarwegende aanwijzingen gevonden voor de vrees van verzoekster dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. Het verzoek tot wraking is daarom ongegrond verklaard. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, waarbij de voorzitter niet in staat was de beslissing te ondertekenen, maar dit is gedaan door de jongste rechter.