ECLI:NL:RBROT:2009:BH5026
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- O.E.M. Leinarts
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve vrees voor vooringenomenheid van de rechter
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 6 maart 2009 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoekster die vreesde dat de rechter vooringenomen was, omdat deze betrokken was geweest bij de berechting van een medeverdachte. De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de rechter eerder betrokken was bij een strafzaak tegen een medeverdachte, niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van een gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid. De rechtbank benadrukte dat de verzoekster niet had aangetoond dat de rechter subjectief niet onpartijdig was en dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een objectief gerechtvaardigde vrees.
Tijdens de zitting op 20 februari 2009, waar het wrakingsverzoek werd behandeld, waren de raadsvrouw van de verzoekster, de officier van justitie en de rechter aanwezig. De raadsvrouw heeft het verzoek tot wraking toegelicht, maar de rechtbank vond de argumenten niet overtuigend genoeg. De rechtbank stelde vast dat het verzoek tot wraking tijdig was ingediend, maar dat de inhoudelijke bezwaren niet voldoende waren onderbouwd.
De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat de rechter niet onpartijdig was en dat het verzoek tot wraking ongegrond was. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, waarbij de voorzitter, mr. M.F.L.M. van der Grinten, en de rechters mr. O.E.M. Leinarts en mr. P. Vrolijk betrokken waren. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. V.A. Versloot, en de voorzitter was buiten staat om de beslissing te ondertekenen, waardoor mr. P. Vrolijk dit namens hem deed.