ECLI:NL:RBROT:2009:BH5034

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
691009-08
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Bijl-de Jong
  • A. van der Laan-Kuijt
  • J. van de Ven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige zedenmisdrijven en mishandeling binnen gezin

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 februari 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het langdurig plegen van zedenmisdrijven met vijf minderjarigen, waaronder zijn eigen kinderen en stiefkinderen, alsook van mishandeling van zijn partner en kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een aanzienlijke periode ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn minderjarige dochters en stiefkinderen, waarbij hij hen onder druk en met geweld heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De verklaringen van de slachtoffers, die door deskundigen als betrouwbaar zijn beoordeeld, hebben geleid tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zijn partner en kinderen heeft mishandeld, wat blijkt uit meerdere getuigenverklaringen en medische rapporten. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers consistent en geloofwaardig waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar hebben meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft benadrukt dat de gepleegde feiten een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers vormen en dat de verdachte, als vader en stiefvader, een bijzondere verantwoordelijkheid had om hen te beschermen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector straf
Parketnummers: 10/691009-08 en 10/693514-08
Datum uitspraak: 26 februari 2009
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[Naam verdachte],
geboren op xx-xx-1968 te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Rijnmond, locatie De Schie, te Rotterdam,
raadsman mr. J.J.A.P. van Breukelen, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2009.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Het ten laste gelegde komt er - kort gezegd - op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
(parketnummer: 10/691009-08)
het gedurende een langere periode seksueel misbruiken van vijf minderjarigen, waaronder bij drie van hen tevens het seksueel binnendringen van hun lichaam
en
(parketnummer: 10/693514-08)
het gedurende een langere periode mishandelen van een drietal gezinsleden en het mishandelen van zijn partner.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Bonnes heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het in de tenlastelegging met parketnummer 10/691009-08 onder
1 primair, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het in de tenlastelegging met parketnummer 10/693514-08 onder
1 tot en met 4 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met
aftrek van voorarrest.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
Het onder parketnummer 10/691009-08 sub 1 primair en subsidiair ten laste gelegde is
- anders dan door de officier van justitie is gevorderd - niet wettig bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De verklaring die [naam] heeft afgelegd omtrent het seksueel binnendringen door verdachte, wordt niet ondersteund door enig ander bewijs. Weliswaar heeft zij aan [naam] verklaard dat zij een keer door haar stiefvader is verkracht, maar wat deze daarover als getuige bij de politie heeft verklaard is onvoldoende specifiek om te kunnen dienen als steunbewijs voor de ten laste gelegde verkrachting of het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het brengen van verdachtes penis en/of vinger in de vagina van [naam], zoals onder parketnummer 10/691009-08 sub 2 ten laste is gelegd, is niet wettig bewezen omdat voor deze onderdelen slechts één bewijsmiddel voorhanden is.
[Naam] verklaart in het studioverhoor dat de verdachte "zijn pik in haar ding ging doen", maar heeft daarover onder andere tegen [naam] en [naam] gezegd dat de verdachte dit wel heeft geprobeerd maar dat hem dat niet is gelukt.
En alleen [naam] heeft verklaard dat de verdachte - toen zij een keer samen met [naam] in bad zat een vinger in "hun doos" heeft gedaan. Tijdens het studioverhoor zegt [naam] niets over dit voorval.
BEWIJSMOTIVERING EN BEWEZENVERKLARING
Betrouwbaarheid van de verklaringen
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de rechtbank met grote voorzichtigheid naar een aantal van de belastende verklaringen moet kijken. Hij zet vraagtekens bij de betrouwbaarheid daarvan, nu - kort gezegd - [naam] boos is dat de verdachte bij haar zus [naam] is ingetrokken, [naam] en [naam] op hun verklaringen zijn teruggekomen, [naam] manipulatief is en [naam] wisselend verklaart.
De rechtbank is het op zích met de raadsman eens dat de gecompliceerde relatie van de gezusters [naam] met de verdachte en het feit dat zowel [naam] als [naam] hebben verklaard dat zij bij de politie toch niet of niet helemaal de waarheid hebben verteld, met zich meebrengt dat extra goed moet worden gekeken of hun verklaringen wel betrouwbaar kunnen worden geacht. Mede daarom heeft de rechter-commissaris al aan kinder- en jeugdpsychiater Bakkum de opdracht gegeven daarnaar een onderzoek in te stellen ten aanzien van de verklaringen die [naam] en [naam] over de verdachte hebben afgelegd.
Dat het beëindigen van de relatie van de verdachte met [naam] en zijn intrek bij haar zuster [naam], [naam] er mogelijk toe hebben gebracht naar de politie te gaan om aangifte te doen, wil de rechtbank wel aannemen. Dat betekent echter nog niet dat haar verklaringen omtrent het seksueel misbruik door de verdachte niet op waarheid zouden berusten. Het lijkt er meer op dat [naam] daarvoor in het verleden haar ogen heeft willen sluiten en de verdachte - haar toenmalige partner - in bescherming heeft willen nemen, evenals haar zus [naam] dat nu lijkt te doen.
Al veel eerder waren in het gezin van [naam] aanwijzingen voor seksueel misbruik door de verdachte. Dochter [naam] heeft dit al eens aan haar moeder verteld, de school van [naam] heeft [naam] hier al eens op aangesproken en [naam] heeft begin 2007 gezien dat de verdachte op zijn knieën voor [naam] zat en likkende bewegingen maakte en zij heeft hem daarmee ook geconfronteerd. Zodra er een andere verklaring gegeven of gevonden was liet [naam] het echter weer voor wat het was.
Haar zuster [naam] - waar de verdachte nu een relatie mee heeft - ontkent ten stelligste dat er tussen de verdachte en [naam] iets op seksueel gebied zou zijn gebeurd. [Naam] verklaart daarover bij de rechter-commissaris dat haar moeder haar eerst wel geloofde, maar nadat zij met de verdachte had gesproken niet meer.
Samen met de verdachte gaat [naam] zeer frequent bij [naam] op bezoek als deze in Eikenstein verblijft en zij zijn regelmatig waargenomen bij de school die de kinderen van [naam] bezoeken. Voorts vergezelt [naam], [naam] en [naam] naar het politiebureau, als de laatste daar zijn voor de verdachte belastende verklaring intrekt. En [naam] vertelt bij de politie dat zij van [naam]s moeder ([naam]) moest zeggen dat het niet waar was, maar dat het wel waar is.
Ten aanzien van [naam] stelt de rechtbank vast dat zij noch bij de politie, noch bij de rechter-commissaris volledig terugkomt op haar aangifte. [Naam] zegt dat het van haar nichtjes wel waar was en dat [naam] en [naam] haar daarover hebben verteld. Maar ook dat ze van [naam] gehoord heeft dat hij haar en de verdachte voor de bank had gezien én dat verdachte tijdens logeerpartijen aan haar borsten en billen heeft gezeten. Verder zegt [naam] dat de verdachte spijt heeft betoond en dat het voor haar klaar is. Ze wil dat de verdachte en haar moeder gelukkig worden en dat haar moeder een baby van hem verwacht. Tenslotte valt op dat zij haar tante [naam] een lovergirl noemt, een nogal ongebruikelijk woord dat ook door haar moeder [naam] bij de rechter-commissaris is gebruikt.
Dat [naam] wisselende verklaringen aflegt, is volgens de deskundige Bakkum goed te begrijpen vanuit de loyaliteitsproblematiek ten aanzien van haar moeder binnen een grenzeloos en verwaarlozend systeem en hij acht haar verklaringen over seksueel misbruik door verdachte betrouwbaar.
[Naam] is in een speciaal daarvoor ingerichte en door een speciaal daarvoor opgeleide medewerker van de politie gehoord. Zij vertelt tijdens dit verhoor over hetgeen [naam] en haarzelf is overkomen en daarnaast verklaart ze heel nadrukkelijk over wat er allemaal met [naam] is gebeurd. Zij beeldt daarbij levensecht uit hoe [naam] en zij de penis van verdachte in hun mond hebben moeten nemen. Ook bij deskundige Bakkum laat zij zien hoe het "likken" in zijn werk ging. Dat haar verklaringen mankeren in exactheid en gefragmenteerd zijn, past volgens hem bij herhaaldelijk seksueel misbruik en [naam]s ontwikkelingsniveau. De deskundige acht haar verklaringen over seksueel misbruik door haar vader redelijk betrouwbaar.
[Naam] is ook in een speciaal daarvoor ingerichte en door een speciaal daarvoor opgeleide medewerker van de politie gehoord. Weliswaar vertelt zij dat haar moeder heeft gezegd dat zij haar best moest doen en zij dan leuke dingen zou krijgen, maar daarvòòr dat zij niet durfde te praten over wat haar is overkomen en dat ze dat eigenlijk niet wilde. Zij verklaart over hele specifieke dingen die de verdachte met haar heeft gedaan, zoals de kabouter en de aansteker. Daarover heeft zij ook aan [naam] en [naam] verteld. Die dingen zijn zover verwijderd van de belevingswereld van een meisje van negen jaar oud, dat zij die naar het oordeel van de rechtbank niet kan hebben verzonnen.
[Naam] verklaart daar aanvankelijk ook over bij de politie, maar trekt deze verklaring in nadat hij thuis is weggelopen en hij - terwijl hij bij zijn tante [naam] logeert - samen met haar naar het politiebureau gaat. Hij vertelt dan ook dat hij zijn vader elke dag aan de telefoon heeft en dat deze sinds zijn arrestatie veranderd is en veel aardiger is geworden.
Daarnaast verklaren [naam], die al jaren geen contact meer heeft met de zussen [naam], en ook [naam] en zijn ex-vriendin [naam] over het seksueel misbruik door de verdachte.
Met betrekking tot de mishandelingen die aan de verdachte zijn ten laste gelegd bevinden zich in het dossier tal van belastende verklaringen uit allerlei verschillende hoeken. Daaruit rijst een beeld op dat verdachte - zeker als hij gedronken heeft - gewelddadig optreden binnen zijn gezin niet schuwt.
Op grond van de vele verklaringen omtrent de mishandelingen en het seksueel misbruik door verdachte, die op belangrijke onderdelen met elkaar overeenstemmen, alsmede de hiervoor beschreven omstandigheden acht de rechtbank de (eerste) verklaringen van [naam], [naam], [naam], [naam] en [naam] betrouwbaar en zal zij deze ook gebruiken voor het bewijs.
Verdere bewijsmotivering
(Parketnummer 10/691009-08)
Feit 1 meer subsidiair.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde (ontuchtige) handelingen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht op basis van de eerste verklaring van [naam] - die door de deskundige Th.J.G. Bakkum, kinder- en jeugdpsychiater, als betrouwbaar is aangemerkt - de verklaring van [naam] bij de rechter-commissaris, de verklaring van [naam], de verklaringen van [naam] en de verklaringen van horen zeggen van [naam], haar moeder en van [naam].
De verdachte ontkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde. De raadsman heeft de betrouwbaarheid van de diverse verklaringen in twijfel getrokken. Bovendien heeft [naam] haar belastende verklaring ingetrokken en vindt haar verklaring nauwelijks steun in andere bewijsmiddelen. Er is derhalve onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een veroordeling te kunnen komen.
De rechtbank gaat uit van het volgende.
[Naam] heeft verklaard dat zij niet meer thuis bij haar moeder wilde wonen, omdat de verdachte daar ook woont, hij steeds aan haar zit en vieze dingen met haar heeft gedaan. Dat is begonnen in de zomer van 2006. De verdachte heeft toen zij logeerde bij haar tante [naam] in [plaatsnaam] voor het eerst aan haar blote borst gevoeld en daarin geknepen met zijn hand. In die zomervakantie heeft hij vaker met zijn hand aan haar gezeten, steeds aan haar borst en ook aan haar vagina. De verdachte zat ook met zijn mond aan haar borsten. Het is toen ook voorgekomen dat zij zijn penis moest vasthouden en dat hij haar hand pakte en haar hand ging bewegen. Diezelfde zomervakantie heeft de verdachte met zijn mond tegen haar vagina gezeten en daarbij zijn mond bewogen. Dit laatste voorval is door haar tante [naam] gezien door het raam van haar woning. [Naam] begreep van haar tante [naam] dat zij een vermoeden had dat de verdachte vieze dingen bij haar deed. Haar tante heeft dat al eens aan haar gevraagd, maar toen heeft [naam] dit ontkend omdat zij bang was voor de verdachte. Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris heeft [naam] haar verklaring dat de verdachte aan haar borsten heeft gezeten, herhaald.
[Naam] heeft gezien dat de verdachte aan de borsten van [naam] zat, onder de kleding van [naam]. [Naam] heeft hem verteld dat de verdachte steeds aan haar borsten en ook aan haar geslachtsdeel zat en dat zij de penis van de verdachte moest vastpakken. Op een avond, [naam] was toen in de woning van [naam] en zijn zusjes lagen al te slapen, zag hij door het raam dat de verdachte op zijn knieën voor de bank zat. Hij kon [naam] op dat moment niet zien, maar hij denkt dat [naam] op dat moment op de bank lag waar de verdachte voor zat. Hij zag dat de verdachte bewegingen met zijn hoofd maakte alsof hij aan het likken was. Tegen zijn moeder [naam], die kwam aanlopen, heeft hij gezegd dat zij moest kijken. Die heeft vervolgens ook gezien welke bewegingen de verdachte maakte. Later heeft [naam] gehoord dat [naam] heeft verteld dat de verdachte toen haar vagina heeft gelikt.
[Naam] herinnert zich dit voorval, maar weet niet meer precies wanneer dit was. [Naam] logeerde toen bij haar en zij was sigaretten gaan halen. Toen ze terugkwam bij haar woning kwam zij haar zoon [naam] tegen die zei dat zij in haar woning moest kijken. Zij zag dat de verdachte op zijn knieën zat voor de bank en dat hij met zijn hoofd een soort likbeweging maakte. Vanaf de straat kon ze [naam] niet zien. Zij heeft vijf à tien minuten staan kijken en al die tijd bleef de verdachte in diezelfde houding zitten. Zij had sterk het vermoeden dat de verdachte aan de vagina van [naam] had gelikt. [Naam] heeft dit voorval later aangehaald en gezegd “Tante wat jij toen dacht was wel zo.”
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [naam].
Feit 2.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht op basis van de verklaring van [naam] - welke verklaring door de deskundige Th.J.G. Bakkum, kinder- en jeugdpsychiater, als redelijk betrouwbaar is te achten - alsmede op basis van de verklaring van [naam] bij de rechter-commissaris, de verklaring van [naam] bij de rechter-commissaris, de verklaring van [naam] en de verklaring van [naam].
De verdachte ontkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
De raadsman van de verdachte heeft allereerst de betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam], [naam] en [naam] in twijfel getrokken. Voorts heeft hij betoogd dat voor het seksueel binnendringen met de penis in de vagina van [naam] te weinig bewijs voorhanden is, want alleen [naam] verklaart daarover tijdens het studioverhoor. De verklaringen van anderen kunnen niet als steunbewijs gebruikt worden nu [naam] tegen hen heeft gezegd, dat de verdachte het wel geprobeerd heeft maar dat het niet gelukt was omdat zijn penis niet paste. Bovendien heeft [naam] verklaard dat de verdachte met zijn penis in haar billen naar binnen ging.
Voor het betasten van de vagina van [naam] is volgens de verdediging evenmin bewijs voorhanden. Ook het verhaal van [naam] dat de verdachte zich meerdere keren heeft laten pijpen door haar vindt in de stukken nauwelijks bevestiging. Er is derhalve onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het onder 2 ten laste gelegde.
De rechtbank gaat uit van het volgende.
[Naam] heeft bij het studioverhoor verklaard dat zij heel vaak aan de penis van de verdachte heeft moeten zuigen en dat de penis van de verdachte dan stijf was. Volgens [naam] is dat gebeurd in de woning van [naam] in de slaapkamer van [naam], in de woonkamer en in de gang. Een keer toen zij al in bed lag, heeft de verdachte haar wakker gemaakt en gezegd dat zij naar beneden moest komen. In de gang trok de verdachte zijn broek en onderbroek naar beneden en ging op zijn rug op de grond liggen. Zij moest toen aan zijn penis zuigen. Hij duwde met zijn hand haar hoofd naar beneden en liet haar hoofd op en neer bewegen. Het voelde vies toen zij zijn penis in haar mond voelde en het stopte pas toen haar moeder bij de voordeur aanbelde. Verder heeft [naam] verklaard dat wanneer de penis van de verdachte in haar mond was, sperma in haar mond kwam. Zij vergelijkt het met dik wit spuug en heeft het op de grond uitgespuugd.
Deze verklaring van [naam] vindt bevestiging in de verklaring van [naam], die heeft verklaard dat [naam] haar verteld heeft dat zij het geslachtsdeel van de verdachte in haar mond moest nemen. De getuige [naam] heeft eveneens verklaard dat [naam] haar heeft verteld dat zij de penis van verdachte in haar mond moest nemen, als [naam] boodschappen aan het doen was. De verdachte heeft tegenover de politie erkend dat het wel voorkwam dat hij met een of meer van de kinderen in de woning van [naam] achterbleef, wanneer [naam] boodschappen aan het doen was.
Gelet hierop acht de rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter [naam].
Feit 3 primair.
De officier van justitie acht de onder 3 primair ten laste gelegde aanranding bewezen op basis van de aangifte van [naam], de verklaring van [naam] en de beschrijving van de persoon van de verdachte, die volgens mevrouw [naam], gezinscoach, bij elke vrouw die langskwam een soort toenaderingspoging deed.
De raadsman van de verdachte heeft gesteld dat er onvoldoende overtuigend bewijs is, omdat [naam] de enige is die daarover heeft verklaard en de verdachte zich van dit geval niets kan herinneren. Hij bepleit vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde.
De rechtbank gaat uit van het volgende.
Bij haar aangifte heeft [naam] verklaard dat zij ongeveer anderhalf jaar geleden op een avond bij [naam] in de woning was. Zij zag de verdachte op de bank zag zitten en ging zelf op de andere bank zitten. Opeens kwam de verdachte naar haar toe, ging op haar liggen en voelde met beide handen aan haar borsten. Zij zei dat hij weg moest gaan en dat hij moest stoppen. Zij probeerde de verdachte van zich af te duwen. De volgende dag heeft [naam] tegen [naam] gezegd wat de verdachte bij haar gedaan had. [Naam] heeft de verdachte hiermee geconfronteerd. De verdachte zei tegen [naam] dat hij het zich niet kon herinneren, maar dat hij er wel spijt van had.
Het voorgaande komt overeen met de verklaring van de verdachte dat [naam] hem een keer heeft gezegd dat hij aan de borsten van [naam], het [nationaliteit] meisje, heeft gezeten. Hij kon zich daarvan niets herinneren, maar schaamde zich kapot en heeft wel tien keer zijn excuses aangeboden. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij tegen [naam] is aangevallen en toen misschien per ongeluk haar borsten heeft aangeraakt.
Gezien het vorenstaande wordt het betoog dat er onvoldoende bewijs is niet gevolgd. De verklaring van [naam] vindt immers steun in de verklaring van de verdachte. Uit de omstandigheid dat de verdachte kennelijk veelvuldig zijn excuses heeft aangeboden, blijkt tevens dat er bij hem sprake is (geweest) van schuldbewustzijn. Mede gelet hierop acht de rechtbank de eerst ter zitting naar voren gebrachte verklaring van de verdachte dat hij in zijn dronkenschap per ongeluk tegen de borst van [naam] is aangevallen, ongeloofwaardig.
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
[naam] heeft aangerand.
Feit 4.
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte het lichaam van [naam] seksueel is binnengedrongen. De verklaringen van [naam] dienen als bewijs, samen met de verklaringen [naam], [naam] en [naam] die bepaalde handelingen hebben gezien. Daarnaast zijn er de verklaringen van horen zeggen van [naam] en [naam].
De verdachte ontkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het hem tenlastegelegde. Zijn raadsman trekt heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam], [naam] en [naam] in twijfel. [Naam] heeft haar verklaring dat ze heeft gezien dat [naam] zijn cliënt zat te pijpen, bij de rechter-commissaris ingetrokken. De verklaring van [naam] dat hij acht keer heeft gezien dat [naam] zijn cliënt aan het pijpen was, is niet geloofwaardig want als de verdachte dit al zou laten doen dan zou dit in het grootste geheim plaatsvinden wanneer er niemand anders thuis was. Dit geldt ook voor de verklaring van [naam]. Hetgeen [naam] heeft verklaard, is te weinig overtuigend bewijs en er dient derhalve een vrijspraak voor feit 4 te volgen.
De rechtbank gaat uit van het volgende.
[Naam] heeft namens haar dochter [naam], aangifte gedaan van seksueel misbruik door [naam]’s vader, zijnde de verdachte, in de periode van mei 2005 tot en met augustus 2007. [Naam] heeft haar verteld dat zij vaak de piemel van de verdachte in haar mond moest doen en dat hij in haar mond had geplast. [Naam] heeft gezien dat dit is gebeurd. [Naam] heeft [naam] de opmerking horen maken dat de verdachte heeft geprobeerd een aansteker in de vagina en de billen van [naam] te stoppen. Daarnaar gevraagd heeft [naam] dit aan [naam] bevestigd.
Bij het studioverhoor heeft [naam] verklaard dat haar vader heel veel keren zijn plasser in haar mond heeft gedaan en in haar mond had geplast. Hij heeft ook een keer een aansteker in haar vagina gedaan. Zij kon toen bijna niet plassen. Pas toen ze heel hard ging plassen, kwam de aansteker uit haar vagina. Verder heeft hij een stenen kabouter in haar kont gedaan. Dit deed heel veel pijn.
[Naam] heeft bij binnenkomst in de woonkamer een keer gezien dat zijn zusje [naam] op de grond tussen de benen van de verdachte zat en dat die zijn penis in zijn broek deed. Hij denkt dat hij wel acht of meer keer heeft gezien dat [naam] met haar hoofd tussen de benen van de verdachte zat. [Naam] heeft hem verteld dat zij de penis van de verdachte in haar mond moest stoppen. [Naam] heeft hem ook verteld dat de verdachte een aansteker in haar kont heeft gedaan en een beeldje van een kabouter in haar vagina. [Naam] heeft dit aan zijn moeder verteld. Zijn moeder heeft [naam] toen bij zich geroepen, waarna zij het ook aan haar heeft verteld.
Ook [naam] heeft gezien dat [naam] aan de penis van de verdachte moest zuigen en zegt dat [naam] dit heel vaak moest doen bij de verdachte.
[Naam] heeft eveneens gezien dat [naam] aan de penis van de verdachte moest zuigen. Zij zag dat de verdachte op de bank zat, dat [naam] op haar knieën voor de bank zat en dat haar hoofd ter hoogte van het kruis van de verdachte op en neer ging. [Naam] heeft [naam] verteld dat zij dit vaker bij de verdachte moest doen. Tevens heeft zij van [naam] gehoord dat de verdachte een aansteker in haar vagina en een kabouterbeeldje in haar kont had gedaan.
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
Feit 5.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte ontucht met [naam] heeft gepleegd. De verklaringen van [naam] worden ondersteund door hetgeen [naam] heeft verklaard. Daarnaast dienen de verklaringen van zijn gezinsvoogd mevrouw [naam] en zijn voogd mevrouw [naam] en de stukken rondom de uithuisplaatsing van [naam] in oktober 2005 als bewijs.
De verdachte ontkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
De raadsman van de verdachte stelt dat [naam] geen consistente verklaring heeft afgelegd en dat zijn verklaring in strijd is met de verklaring van [naam].
[Naam] heeft verklaard dat hij met zijn handen aan de penis van zijn vader moest zitten en dat [naam] dit tegelijkertijd bij [naam] moest doen. Het zou zijn gebeurd met oud en nieuw en [naam] zou daarbij aanwezig zijn geweest, maar [naam] stelt dat zij hier niets van weet. Volgens [naam] is [naam] slechts één keer met oud en nieuw kort op visite geweest en toen zat haar huis vol mensen. [Naam] heeft alles ontkend.
Tegen zijn pleegmoeder heeft [naam] aanvankelijk gezegd dat hij de vriend van zijn vader moest aftrekken en dat [naam] dit bij de verdachte moest doen. Dit wordt bevestigd door informatie van Het Leger des Heils, waarin is vermeld dat [naam] in het bijzijn van zijn vader een vriend van zijn vader moest aftrekken. [Naam] bevestigt dat er dingen zijn gebeurd, maar stelt dat [naam] moest zuigen aan de penis van de verdachte. De verklaringen van [naam] zijn niet consistent en tegenstrijdig aan die van [naam]. Daarom is er geen overtuigend bewijs en dient de verdachte te worden vrijgesproken.
De rechtbank gaat uit van het volgende.
Door het Leger des Heils is aangifte gedaan van ontucht met [naam]. [Naam] heeft daar zelf over verklaard dat hij met zijn vader bij de vriendin van zijn vader, [naam], in [plaatsnaam] heeft gewoond en een keer met oud en nieuw aan de penis van zijn vader moest zitten. [Naam] zat op de bank in de woonkamer en zijn vader zat naast hem. Hij moest zijn hand in de broek van zijn vader doen en met zijn hand heen en weer gaan. Hij moest zijn hand om de penis van zijn vader doen en omhoog en naar beneden bewegen. [Naam], de meisjes, [naam] en een vriend van zijn vader, een zekere [naam], waren daar ook bij. [Naam] moest aan de penis van [naam] zitten. [Naam] denkt dat het 2005 was. Volgens [naam] was hij toen negen jaar oud.
De verklaring van [naam] vindt bevestiging in de verklaring van [naam] die heeft verklaard dat de verdachte een keer met oud en nieuw tegen hem heeft gezegd dat hij iets vies moest doen op seksgebied. Hij was in de woonkamer en [naam] en [naam] waren daar ook bij. Eerst heeft [naam] verklaard dat hij aan de penis van de verdachte moest zuigen, hetgeen [naam] later ook moest doen. Wanneer [naam] vervolgens wordt geconfronteerd met de verklaring van [naam] waarin [naam] zegt dat hij het bij zijn vader moest doen en [naam] bij [naam], zegt [naam] dat die keer met [naam] en [naam] wel waar is en dat het klopt wat [naam] gezegd heeft.
De verklaring van [naam] wordt ook bevestigd door de verklaring van zijn pleegmoeder (mevrouw [naam]). De pleegmoeder heeft in een telefonisch contact met verbalisant – naar aanleiding van verwarring die was ontstaan over de vraag of [naam] bij zijn vader of bij de vriend van vader seksuele handelingen moest verrichten – verklaard dat [naam] tegen haar heeft verklaard dat hij zijn vader moest aftrekken en zijn broertje de vriend van zijn vader. [Naam] verklaart dat [naam] vanaf februari of maart 2003 bij haar in huis heeft gewoond samen met de verdachte. [Naam] is tot de zomer van 2004 gebleven. Hij heeft vanaf juni 2005 tot oktober 2005 opnieuw bij haar en de verdachte gewoond. Daarna is [naam] naar een pleeggezin gegaan en is hij nooit meer bij hen geweest. Voor zover [naam] zich kan herinneren is [naam] maar één keer met oud en nieuw bij hen geweest, dat zal in 2003 of 2004 geweest zijn.
De verdachte heeft bevestigd dat [naam] een keer met oud en nieuw is langs geweest.
Op basis van het vorenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich door zijn minderjarige zoon [naam] heeft laten betasten en aftrekken. De verklaring van [naam] vindt immers op essentiële punten steun in de verklaring van [naam], die, nadat hij was geconfronteerd met hetgeen [naam] daarover verklaard had, heeft aangegeven dat hetgeen [naam] verklaard heeft juist is. Ook de pleegmoeder van [naam] heeft verklaard dat zij van [naam] heeft gehoord dat hij de verdachte moest aftrekken en [naam] de vriend van verdachte. Het feit dat de pleegmoeder nadien verklaart dat [naam] het bij de vriend moest doen en [naam] bij de verdachte, houdt de rechtbank voor een vergissing.
(Parketnummer 10/693514-08)
Feit 1.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de mishandeling van [naam] wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verklaringen van [naam], [naam] en [naam] dienen als bewijs. Daarnaast is er de brief van [naam] aan de kinderrechter waarin hij schrijft dat hij geslagen werd en vaak niet naar school mocht omdat hij blauwe plekken had. Voorts zijn er vanaf 2004 meldingen dat [naam] bont en blauw op school komt. Zowel [naam] als [naam] hebben op school verteld dat dit kwam doordat de verdachte hem sloeg.
De verdachte ontkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde mishandeling van [naam]. De raadsman van de verdachte plaatst vraagtekens bij de geloofwaardigheid van de verklaringen van [naam], omdat [naam] heeft verklaard dat hijzelf, [naam] en [naam] door de verdachte werden geslagen met de handen en met een stofzuigerstang, terwijl zowel [naam] als [naam] niets hebben gezegd over een stofzuigerstang. De verklaring van [naam] is erg algemeen en zegt eveneens niets over het slaan met een stofzuigerstang of het tegen een muur aan gooien. Andere getuigen die over de mishandelingen hebben verklaard, hebben dit slechts van horen zeggen. Gezien het voorgaande is het bewijs niet overtuigend, zodat vrijspraak dient te volgen. Als er al voldoende bewijs is, dan is in ieder geval de ten laste gelegde periode te lang want [naam] heeft verklaard dat de mishandelingen plaatsvonden toen hij bij zijn vader en [naam] woonde en daar heeft hij tot de zomer van 2004 gewoond.
De rechtbank gaat uit van het volgende.
[Naam] heeft verklaard dat hij door de verdachte tegen zijn gezicht werd geslagen en door een muur is gegooid. Ook is hij door hem in zijn buik geslagen. De verdachte deed dit met zijn handen en met een stofzuigerstang. Volgens [naam] sloeg de verdachte hem dagelijks. [Naam] zegt dat alle kinderen, behalve [naam], werden geslagen door de verdachte. Volgens [naam] gebeurde het bijna dagelijks dat de verdachte boos werd en dat de kinderen klappen van hem kregen. De kinderen werden overal gepakt en werden half de slaapkamer ingegooid. De pleegmoeder van [naam] heeft verklaard dat [naam] aan haar heeft verteld dat hij veel door verdachte werd geslagen en dan ook tegen de muur werd geslagen.
[Naam] verklaart dat [naam] samen met de verdachte vanaf februari of maart 2003 bij haar in huis heeft gewoond. [Naam] is tot de zomer van 2004 gebleven. Hij heeft vanaf juni 2005 tot oktober 2005 opnieuw bij haar en de verdachte gewoond. Daarna is [naam] naar een pleeggezin gegaan en is hij nooit meer bij hen geweest. Volgens [naam] gebeurde het regelmatig dat [naam] werd geslagen door de verdachte. Eén keer had [naam] een blauwe plek in zijn gezicht als gevolg van een klap van de verdachte. De verdachte gaf [naam] gemene straffen, sloeg hem op zijn lijf en zijn armen. Hij sloeg met de platte hand en met zijn vuisten. Het straffen gebeurde twee à drie keer per week.
In het schooljaar 2004/2005 heeft [naam] op de basisschool [naam] gezeten. Hij verbleef toen bij [naam]. Al na enige tijd bleek dat [naam] onder de blauwe plekken zat. De plekken zaten op zijn buik en rug. [Naam] is hiermee geconfronteerd en zei toen dat de verdachte [naam] geslagen had met zijn vuist. Toen [naam] werd geconfronteerd met de blauwe plekken zei hij dat zijn vader hem zo geslagen had.
Gelet hierop acht de rechtbank de mishandeling van [naam] wettig en overtuigend bewezen.
Wat de ten laste gelegde periode betreft ziet de rechtbank aanleiding om het verweer van de raadsman deels te volgen en deze periode te beperken tot de periode van 1 april 2003 tot en met 31 oktober 2005, aangezien [naam] in oktober 2005 naar een pleeggezin is gegaan en hij sindsdien niet meer terug is gekomen bij de verdachte.
Feit 2.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de mishandeling van [naam] wettig en overtuigend is bewezen. De verklaringen van [naam], [naam], [naam] en [naam] dienen als bewijs. Daarnaast is er informatie van de school en de jeugdzorg over blauwe plekken die bij [naam] zijn aangetroffen en de verklaring die [naam] hiervoor geeft. In dat licht vindt de officier van justitie de latere intrekking van zijn verklaring door [naam] niet geloofwaardig.
De raadsman wijst erop dat de verdachte de ten laste gelegde mishandelingen ontkent. Hij stelt vraagtekens bij de waarde van de verklaringen van [naam], nu deze later op die verklaringen is teruggekomen en toen heeft verklaard dat hij bij de politie heeft gelogen voor zijn moeder. Volgens de raadsman valt niet uit te sluiten dat hij destijds een verklaring heeft afgelegd onder druk van zijn moeder. De aanvankelijke verklaring van [naam] is bovendien onvoldoende specifiek. Dit geldt ook voor de verklaring van [naam]. De rapportages van de hulpverleners en de school waarin wordt gesproken over blauwe plekken en mishandelingen zien niet op de ten laste gelegde periode. Mevrouw [naam] van basisschool [naam] en gezinsvoogd [naam] hebben nooit blauwe plekken gezien bij [naam], hetgeen steun biedt voor de stelling van de verdachte dat hij hem niet heeft geslagen. Gelet op het vorenstaande dient de verdachte te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandeling van [naam].
De rechtbank gaat uit van het volgende.
[Naam] heeft verklaard dat hij is geslagen en geschopt door de verdachte. Volgens [naam] sloeg de verdachte iedereen van het gezin, behalve [naam]. [Naam] heeft gezien dat [naam] een blauw oog heeft opgelopen door een klap van de verdachte. Zij heeft ook vaak gezien dat [naam] een schop kreeg van de verdachte als hij te lang wegbleef als hij bier moest halen voor de verdachte. [Naam] heeft meerdere keren gezien dat [naam] klappen kreeg van de verdachte. Ze heeft gezien dat de verdachte [naam] twee vuistslagen gaf in zijn buik.
[Naam] bevestigt dat [naam], [naam] en [naam] enkele keren per week straf kregen van de verdachte. Van straffen door in de hoek te zetten, ging de verdachte over in meppen. Als de verdachte sloeg dan werden dat blauwe plekken. Hij raakte de kinderen waar hij ze maar raken kon, in het gezicht en op de armen. Hij sloeg de ene keer met de platte hand en soms met zijn vuisten. De verdachte was ook gemeen en sloeg met zijn knokkels op hun bot, zodat er meteen een blauwe plek kwam.
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [naam] heeft mishandeld.
Feit 3.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de mishandeling van [naam] wettig en overtuigend bewezen is. Naast de verklaring van [naam] dienen de verklaringen van [naam], [naam], [naam] en [naam] als bewijs dat [naam] door de verdachte werd geslagen. Voor het schoppen levert de verklaring van [naam] steunbewijs op.
De raadsman van de verdachte wijst erop dat het bewijs niet overtuigend is. De verdachte ontkent de ten laste gelegde mishandeling van [naam] zeer stellig. [Naam] heeft geen gedetailleerde verklaring afgelegd. Ook de verklaringen van [naam], [naam] en [naam] betreffen algemene verklaringen. Het overige bewijs bestaat uit verklaringen van horen zeggen. Concrete details en letselomschrijvingen ontbreken. Gelet op het vorenstaande dient de verdachte te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandeling van [naam].
De rechtbank gaat uit van het volgende.
[Naam] heeft verklaard dat de verdachte hem bijna dagelijks sloeg. De verdachte gaf hem slaag met zijn handen, met een stok of wat dan ook. [Naam] heeft verder verklaard dat hij door de verdachte met werkschoenen aan werd geschopt. [Naam] bevestigt dat het twee à drie keer per week gebeurde dat [naam], [naam] en [naam] straf kregen van de verdachte. Van straffen door in de hoek te zetten, ging de verdachte over in meppen. Als de verdachte sloeg dan werden dat blauwe plekken. Hij raakte de kinderen waar hij ze maar raken kon, in het gezicht en op de armen. Hij sloeg de ene keer met de platte hand en soms met zijn vuisten. Zij heeft gezien dat de verdachte [naam] wel eens keihard sloeg met zijn vuist. [Naam] verklaart dat de verdachte een bloedhekel had aan [naam] en dat hij hem harder sloeg dan [naam] en [naam]. De verdachte was ook gemeen en sloeg met zijn knokkels op hun bot, zodat er meteen een blauwe plek kwam. Met name [naam] had het slecht. Zij zag blauwe plekken op zijn armen, borst en rug. Dat [naam] werd geslagen door de verdachte verklaren ook [naam] en [naam]. [Naam] verklaart dat [naam] gewoon bleef staan als de verdachte hem sloeg en dat als [naam] wel iets zou doen hij nog meer klappen kreeg. Dat [naam] ook is geschopt door de verdachte vindt steun in de verklaring van [naam] .
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [naam] heeft mishandeld.
Feit 4.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de mishandeling van [naam] wettig en overtuigend bewezen is. Naast de verklaring van [naam] en de bevindingen van verbalisanten over het door hen waargenomen letsel bij [naam] dient de verklaring van de verdachte dat hij [naam] meermalen heeft geduwd als bewijs.
De raadsman wijst erop dat de verdachte de ten laste gelegde handelingen ontkent. De verdachte heeft [naam] uit zijn woning naar buiten geduwd. Hij heeft haar niet geslagen en niet aan haar haren getrokken. [Naam] is niet gevallen en ook niet tegen een muur geduwd. De politie heeft wel letsel geconstateerd bij [naam], maar er is geen doktersverklaring waarin dit letsel precies wordt omschreven. Er zijn evenmin foto’s gemaakt van het letsel. Gelet op het vorenstaande is er onvoldoende overtuigend steunbewijs en dient de verdachte te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandeling van [naam].
De rechtbank gaat uit van het volgende.
[Naam] heeft verklaard dat zij op 25 augustus 2007 in het begin van de avond naar de woning van haar zus [naam] is gegaan, waar een woordenwisseling met de verdachte is ontstaan. De verdachte heeft [naam] op hardhandige wijze met beide handen tegen de voorzijde van haar lichaam geduwd waardoor zij ten val is gekomen. Later die avond is [naam] naar de woning van de verdachte gegaan. Daar betrapte [naam] de verdachte in zijn bed met [naam], de veertienjarige dochter van [naam]. De verdachte is toen [naam] de trap afliep achter haar aangelopen. Hij trok hard aan haar haren en gaf [naam] met veel kracht een duw waardoor zij tegen een muur aankwam. Hij heeft haar ook geslagen, waarbij zij klappen heeft opgevangen met haar linkeronderarm. Hij heeft haar ook op haar gezicht geslagen, voornamelijk op haar neus. [Naam] zag de verdachte achter [naam] naar beneden rennen en hoorde dat [naam] en de verdachte beneden ruzie hadden. Ze hoorde heel veel gebonk en haar tante roepen: “doe normaal” en “au” en “hou op”. De verbalisanten die ter plaatse kwamen zagen dat [naam] een bloedneus had, dat haar linkeroogkas rood en opgezwollen was en dat zij rode striemen in haar nek had. De verdachte heeft bekend dat hij [naam] geduwd heeft. De verdachte verklaarde dat hij [naam] een paar keer geduwd heeft en dat zij bij het handgemeen aan het begin van de avond op de grond gevallen is.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [naam] heeft mishandeld.
Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
(Parketnummer 10/691009-08)
1 meer subsidiair.
hij meermalen in de periode van 1 juni 2006 tot en met 5 november 2007 te [plaatsnaam] met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten met [naam] (geboren op xx-xx-1993), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het :
- - betasten met zijn, verdachtes, vinger(s) van de vagina van die [naam] en- betasten van en/of knijpen in en/of zuigen en/of likken aan de borsten van die [naam] en- bewegen van zijn, verdachtes, mond tegen en likken aan de vagina van die [naam] en- zich laten aftrekken door die [naam];
2.
hij meermalen in de periode van 1 mei 2005 tot en met 30 augustus 2007 te [plaatsnaam], met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [naam], geboren op xx-xx-1997, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam], namelijk het telkens
- - in de mond laten nemen van zijn, verdachtes, penis, door die [naam] enalduszich laten pijpen door die [naam]; - ;
3 primair.
hij omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 30 september 2006 te [plaatsnaam] door geweld [naam], heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, namelijk het over de kleding betasten van de borsten van [naam],
het geweld heeft bestaan uit het onverhoeds op
[naam] gaan liggen ;
4.
hij meermalen in de periode van 10 oktober 2006 tot en met 31 augustus 2007 te [plaatsnaam] met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten met [naam] (geboren op xx-xx-1999), handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (telkens)
- in de mond laten nemen van zijn, verdachtes, penis, door die [naam] enalduszich laten pijpen door die [naam] en
- duwen van een aansteker in de vagina van die [naam] en- duwen van een stenen kaboutertje in de anus van die [naam];
5.
hij in de periode van 20 november 2003 tot en met
31 oktober 2005 te [plaatsnaam] met zijn minderjarig kind, te weten [naam], geboren op xx-xx-1994, ontucht heeft gepleegd, namelijk het laten betasten en heen en weer laten trekken van zijn, verdachtes, penis door die [naam];
(Parketnummer 10/693514-08)
1.
hij in de periode van 1 april 2003 tot en met
31 oktober 2005 te [plaatsnaam] opzettelijk mishandelend een persoon te weten [naam], geboren op xx-xx-1994, meermalen, althans éénmaal :
- op het gezichtheeft geslagen, en
- door/tegen een muur heeft gegooid, en- met zijn, verdachte's, handen en een stofzuigerstang tegen de buik heeft geslagen,
waardoor deze [naam] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij omstreeks de periode van 7 juni 2006 tot en met 5 augustus 2007 te [plaatsnaam], opzettelijk mishandelend een persoon te weten [naam], geboren op xx-xx-1994, meermalen :
- met zijn, verdachte's handen op/tegen het lichaam heeft geslagen en
- met zijn, verdachte's, voeten tegen het lichaam heeft geschopt,
waardoor deze [naam] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 25 augustus 2007 te [plaatsnaam], opzettelijk mishandelend een persoon te weten [naam], geboren op xx-xx-1991, meermalen,
- met zijn, verdachte's handen op/tegen het lichaam heeft geslagen en- met al dan niet geschoeide voet op/tegen het lichaam heeft geschopt,
waardoor deze [naam] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4. (parketnummer 10/693289-07)
hij in of omstreeks de periode van 25 augustus 2007 tot en met 26 augustus 2007 te [naam] opzettelijk zijn levensgezel, te weten [naam], heeft mishandeld door opzettelijk, - met krachttegen het lichaam van die [naam] te duwen waardoor die [naam] kwam te vallen en- met kracht aan het haar van die [naam] te trekken en
- met krachttegen het lichaam van die [naam] te duwen waardoor die [naam] tegen een muur aankwam en- die [naam] in/tegen het gezicht enop/tegen een arm te stompen en/of te slaan,
waardoor die [naam] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
(Parketnummer 10/691009-08)
1 meer subsidiair.
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
2.
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
3 primair.
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
4.
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
5.
Ontucht plegen met zijn minderjarig kind.
(Parketnummer 10/693514-08)
1, 2 en 3
Mishandeling, meermalen gepleegd
4. (parketnummer 10/693289-07)
Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zijn minderjarige dochters [naam] en [naam] geruime tijd seksueel misbruikt door zich stelselmatig door die meisjes te laten pijpen. [Naam] was op dat moment pas zeven jaar oud en [naam] tussen zeven en negen jaar. Bij [naam] heeft de verdachte ook voorwerpen in de vagina en anus gebracht.
Rond diezelfde periode heeft de verdachte meermalen ontuchtige handelingen gepleegd bij de toen dertien/veertien jaar oude [naam], een nichtje van zijn toenmalige partner en de dochter van zijn huidige partner. Verder heeft de verdachte ontucht gepleegd met zijn minderjarige zoon [naam], door zich door hem te laten aftrekken. [Naam] was op dat moment tussen negen en elf jaar oud. Daarnaast heeft de verdachte de zeventienjarige vriendin van zijn “stiefzoon” [naam] gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, waarbij hij haar borsten heeft betast.
De verdachte heeft bij zijn handelen louter en alleen oog gehad voor zijn eigen en directe behoeftebevrediging en heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de gevoelens van de (zeer) jonge slachtoffers en de gevolgen van zijn handelen voor hun verdere (seksuele) ontwikkeling. Door zijn handelen heeft de verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze slachtoffers.
Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten grote schade kunnen toebrengen aan de ontwikkeling van jonge kinderen, met name als zij zich in de puberteit bevinden. Dat de feiten een grote impact op de slachtoffers hebben gehad blijkt ook uit hun relaas tegenover de politie. Zij vertellen daar over de constante dreiging door de verdachte met geweld en zelfs met de dood, wanneer zij aan iemand zouden vertellen wat hij met hen had gedaan.
De effecten van de strafbare handelingen van de verdachte op de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de slachtoffers zijn bij enkele van hen al aan het licht gekomen en wat dat in de toekomst voor hen zal betekenen is momenteel nog niet te overzien.
Dat de verdachte de natuurlijke of stiefvader van de slachtoffers is maakt dat de gepleegde feiten hem nog sterker te verwijten zijn. Het vertrouwen dat kinderen in hun (stief)vader moeten kunnen hebben en de veiligheid die zij in hun thuissituatie mogen verwachten is door de verdachte op een buitengewoon ernstige wijze beschadigd.
Voorts heeft de verdachte zich veelvuldig schuldig gemaakt aan mishandelingen van de in het gezin van [naam] aanwezige (jonge) kinderen. Het omvangrijke strafdossier ademt op dit punt een sfeer uit van gewelddadig optreden door de verdachte ten opzichte van deze kinderen. Het gaat daarbij om veelvuldige en ernstige mishandelingen van weerloze kinderen, die hard en ook gemeen werden geslagen. Dit is niet alleen weerzinwekkend maar bovendien uiterst lafhartig. Dat een vader/stiefvader dit doet is onbegrijpelijk en verbijsterend. Tenslotte heeft de verdachte zijn toenmalige partner [naam] mishandeld.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van een aanzienlijke duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen vrijheidsstraf wordt in aanmerking genomen dat de verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde strafbare feiten als volledig toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, zoals blijkt uit het over hem uitgebrachte rapport d.d. 27 maart 2008 van psychiater B.A. von Bargen. De psychiater heeft in haar rapport aangegeven dat de verdachte niet lijdende is aan een (ernstige) ziekelijke stoornis, maar dat zijn intellectuele vermogens beperkt zijn in de zin dat sprake is van zwakbegaafdheid en van een persoonlijkheidsstoornis met passief-agressieve kenmerken. Bij de op te leggen vrijheidsstraf worden tevens de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte betrokken zoals die uit voornoemd rapport, het rapport van de Stichting Reclassering Nederland te Rotterdam en ook overigens ter terechtzitting zijn gebleken.
In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf is lager dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank de verdachte van een paar onderdelen van de tenlastelegging vrijspreekt.
Mét de raadsman is de rechtbank van oordeel dat - gelet op de aard en omvang van de
feiten - begeleiding en behandeling van de verdachte gewenst zou zijn. Nu bij de verdachte geen gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens is geconstateerd die de oplegging van tbs zou rechtvaardigen en de door hem gepleegde feiten te ernstig zijn om te kunnen volstaan met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf behoort dat niet tot de mogelijkheden.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 57, 244, 246, 247, 249, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
-verklaart niet bewezen, dat de verdachte hetgeen in de tenlastelegging met parketnummer 10/691009-08 onder 1 primair en subsidiair is opgenomen heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
-verklaart bewezen, dat de verdachte de in de tenlastelegging met parketnummer 10/691009-08 onder 1 meer subsidiair, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten en de in de tenlastelegging met parketnummer 10/693514-08 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
-verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
-stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
-verklaart de verdachte strafbaar;
-veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 7 (zeven) jaren;
-beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van der Bijl-de Jong, voorzitter,
en mrs. Van der Laan-Kuijt en Van de Ven, rechters,
in tegenwoordigheid van Van der Heijde, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 februari 2009.
Bijlage bij vonnis van 26 februari 2009.
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
(Parketnummer 10/691009-08)
1.
hij meermalen, althans eenmaal (telkens) in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 5 november 2007 te [plaatsnaam] door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam] (geboren op xx-xx-1993), heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (telkens)
- brengen en/of duwen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam] en/of
- brengen en/of duwen en/of houden van een of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [naam] en/of
- betasten van en/of knijpen in en/of zuigen en/of likken aan de borsten van die [naam] en/of
- bewegen van zijn, verdachtes, mond tegen en/of likken aan de vagina van die [naam] en/of
- zich laten aftrekken door die [naam];
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het klem zetten van die [naam] en/of bij een arm vastpakken van die [naam] en/of naar een bed trekken van die [naam] en/of op dat bed gooien van die [naam] en/of houden van zijn, verdachtes, hand voor / tegen de mond van die [naam] en/of zeggen tegen die [naam] dat zij het aan niemand mocht vertellen, want anders zou hij, verdachte, haar dood maken, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of bij de keel grijpen van die [naam];
(art. 242 Sr)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij meermalen, althans eenmaal (telkens) in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 5 november 2007 te [plaatsnaam] met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met [naam] (geboren op xx-xx-1993), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (telkens)
- brengen en/of duwen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam] en/of
- brengen en/of duwen en/of houden van een of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [naam] en/of
- betasten van en/of knijpen in en/of zuigen en/of likken aan de borsten van die [naam] en/of
- bewegen van zijn, verdachtes, mond tegen en/of likken aan de vagina van die [naam] en/of
- zich laten aftrekken door die [naam];
(art. 245 Sr)
Meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij meermalen, althans eenmaal (telkens) in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 5 november 2007 te [plaatsnaam] met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten met [naam] (geboren op xx-xx-1993), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (telkens):
- houden van zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [naam] en/of
- betasten met zijn, verdachtes, vinger(s) van de vagina van die [naam] en/of
- betasten van en/of knijpen in en/of zuigen en/of likken aan de borsten van die [naam] en/of
- bewegen van zijn, verdachtes, mond tegen en/of likken aan de vagina van die [naam] en/of
- zich laten aftrekken door die [naam];
(art. 247 Sr)
2.
hij meermalen, althans eenmaal, (telkens) in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 30 augustus 2007 te [plaatsnaam], met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [naam], geboren op xx-xx-1997, handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam], namelijk het (telkens)
- brengen en/of duwen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die
[naam] en/of
- in de mond laten nemen van zijn, verdachtes, penis, door die [naam] en/of (aldus) zich laten pijpen door die [naam] en/of
- brengen en/of duwen en/of houden van een of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [naam];
(art. 244 Sr)
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 30 september 2006 te [plaatsnaam] door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het (door hem, verdachte,) (over de kleding) betasten van de borsten van die [naam],
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (onverhoeds) op die
[naam] gaan liggen en/of (over de kleding) betasten van de borsten van die [naam];
(art. 246 Sr)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 30 september 2006 te [plaatsnaam] met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam] (geboren op
xx-xx-1990), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het (door hem, verdachte,) (over de kleding) betasten van de borsten van die [naam];
(art. 247 Sr)
4.
hij meermalen, althans eenmaal, (telkens) in of omstreeks de periode van 10 oktober 2006 tot en met 31 augustus 2007 te [plaatsnaam] met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten met [naam] (geboren op xx-xx-1999), handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (telkens)
- in de mond laten nemen van zijn, verdachtes, penis, door die [naam] en/of (aldus) zich laten pijpen door die [naam] en/of
- brengen en/of duwen en/of houden van een aansteker in de vagina van die [naam] en/of
- brengen en/of duwen en/of houden van een (stenen) kabouter(tje) in de anus van die [naam];
(art. 244 Sr)
5.
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2003 tot en met 31 december 2005 te [plaatsnaam] met zijn minderjarig kind/stiefkind/pleegkind, te weten [naam], geboren op
xx-xx-1994, ontucht heeft gepleegd, namelijk het (laten) betasten en/of heen en weer trekken en/of aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [naam];
(art. 249 Sr)
(Parketnummer 10/693514-08)
1.
hij op of omstreeks de periode van 1 april 2003 tot en met 30 september 2006 te [plaatsnaam], althans in Nederland opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam], geboren op xx-xx-1994), meermalen, althans éénmaal (telkens):
- op/tegen het gezicht, althans het hoofd heeft geslagen, en/of
- door/tegen een muur heeft gegooid, en/of
- met zijn, verdachte's, hand(en) en/of een stofzuigerslang tegen de buik heeft geslagen,
waardoor deze [naam] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks de periode van 7 juni 2006 tot en met 5 augustus 2007 te [plaatsnaam], althans in Nederland opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam], geboren op xx-xx-1994, meermalen althans éénmaal (telkens):
- met een mes op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of
- met zijn, verdachte's hand(en) op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of
- met zijn, verdachte's, voet(en) tegen het lichaam heeft geschopt,
waardoor deze [naam] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 25 augustus 2007 te [plaatsnaam], althans in Nederland opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam], geboren op xx-xx-1991), meermalen, althans éénmaal, (telkens)
- met zijn, verdachte's hand(en) op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of
- met al dan niet geschoeide voet(en) op/tegen het lichaam heeft geschopt,
waardoor deze [naam] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
4. (parketnummer 10/693289-07)
hij in of omstreeks de periode van 25 augustus 2007 tot en met 26 augustus 2007 te [plaatsnaam] opzettelijk zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [naam] heeft mishandeld, door opzettelijk, meermalen, althans éénmaal, (telkens)
- (met kracht) op/tegen (het lichaam van) die [naam] te duwen (waardoor die [naam] kwam te vallen) en/of
- (met kracht) aan het haar van die [naam] te trekken en/of
- (met kracht) op/tegen (het lichaam van) die [naam] te duwen (waardoor die [naam] tegen een muur aankwam) en/of
- die [naam] op/tegen het hoofd, althans in/tegen het gezicht en/of op/tegen de/een arm(en), in elk geval op/tegen het lichaam te stompen en/of te slaan,
waardoor die [naam] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
(Artikel 300 jo 304 van het Wetboek van Strafrecht)