Zaak-/rolnummer: 308955 / HA ZA 08-1453
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. P.H.Ch.M. van Swaaij,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. S. de Lang.
Partijen worden hierna aangeduid als "Allianz" respectievelijk "[gedaagde]".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 30 mei 2008 en de door Allianz overgelegde producties;
- exceptie van onbevoegdheid tevens conclusie van antwoord alsmede eis in reconventie aan de zijde van [gedaagde];
- conclusie van antwoord in het incident tot exceptie van onbevoegdheid.
2 Het geschil in het incident en de beoordeling daarvan
2.1 [gedaagde] vordert dat deze rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vordering van Allianz kennis te nemen en de zaak verwijst naar de rechtbank Utrecht.
2.2 [gedaagde] stelt daartoe het volgende. Ingevolge artikel 99 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd om van het geschil kennis te nemen. [gedaagde] is woonachtig te [woonplaats], zodat de rechtbank Utrecht bevoegd is. Echter, Allianz heeft [gedaagde] op grond van artikel 7 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (hierna: WAM) voor de rechtbank Rotterdam gedagvaard. Op de vordering van Allianz in de hoofdzaak is weliswaar het regime van de WAM van toepassing, doch Allianz kan niet als benadeelde in de zin van deze wet worden aangemerkt, waardoor artikel 7 WAM toepassing mist.
2.2 Allianz heeft de vordering betwist en geconcludeerd dat de rechtbank de vordering van [gedaagde] in het incident zal afwijzen.
2.3 De incidentele conclusie van onbevoegdheid is vóór alle weren en derhalve tijdig genomen. De rechtbank overweegt ten aanzien van haar bevoegdheid om van de vordering van Allianz kennis te nemen als volgt.
2.4 In de artikelen 99 e.v. Rv zijn de bepalingen omtrent de relatieve bevoegdheid van de rechter neergelegd. Artikel 7 WAM bevat een uitbreiding van deze bevoegdheidsregels, omdat dit artikel de benadeelde de mogelijkheid geeft om de verzekeraar of de aansprakelijke persoon ook te dagvaarden, hetzij voor de rechter van de plaats van het feit waaruit de schade is ontstaan, hetzij voor de rechter van de woonplaats van de benadeelde, hetzij voor de rechter van de zetel van de verzekeraar.
2.5 Om een beroep te kunnen doen op de in artikel 7 WAM opgenomen bevoegdheidsregels, moet men benadeelde in de zin van de WAM zijn. De vraag of Allianz kan worden aangemerkt als benadeelde in de zin van de WAM, beantwoordt de rechtbank ontkennend. Volgens artikel 1 WAM moet voor de toepassing van deze wet onder benadeelde worden verstaan: zij die schade hebben geleden welke grond oplevert voor toepassing van deze wet, alsmede hun rechtverkrijgenden. Allianz is de verzekeraar van de voor de aanrijding aansprakelijke persoon, en is daarmee noch degene die schade heeft geleden welke grond oplevert voor toepassing van de WAM (de benadeelde), noch is gesteld of gebleken dat zij als rechtverkrijgende aan te merken is. Allianz komt derhalve geen beroep toe op artikel 7 WAM.
2.6 Allianz voert aan dat het in dit geval niet uitmaakt wie van partijen de vordering instelt, omdat het in de hoofdzaak gaat om de vraag tot hoever de aansprakelijkheid van Allianz reikt. Dit verweer stuit reeds op het onder 2.5 overwogene af. Immers, om een beroep te kunnen doen op artikel 7 WAM moet men benadeelde in de zin van de WAM zijn.
2.7 Allianz voert voorts aan dat een uitbreiding van het aantal relatieve rechters ten gunste van één der procespartijen kan worden gezien als een inbreuk op het gelijkheidsbeginsel en op artikel 6 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Vooropgesteld moet worden dat artikel 7 WAM, overeenkomstig de strekking van de WAM, te weten de bescherming van verkeersslachtoffers, de benadeelde extra mogelijkheden biedt om de aansprakelijke persoon of de verzekeraar te dagvaarden. Mede gelet op het feit dat in deze procedure eiser een verzekeraar en gedaagde een particulier is, is daarom naar het oordeel van de rechtbank van een inbreuk op het gelijkheidsbeginsel in deze procedure geen sprake. Allianz laat na gemotiveerd aan te geven hoe en waarom een uitbreiding van het aantal relatieve rechters ten gunste van één der procespartijen, in dit geval de benadeelde, gezien kan worden als een inbreuk op artikel 6 EVRM. De rechtbank gaat daarom aan dit deel van het verweer als onvoldoende gemotiveerd voorbij.
2.8 Allianz voert nog aan dat uit het arrest van de Hoge Raad van 5 februari 1971 (NJ 1971, 193) blijkt dat ook een verzekeraar als benadeelde in de zin van de WAM kan worden gezien en beroept zich op reflexwerking. De Hoge Raad heeft in dit arrest bepaald dat de in het tweede lid van artikel 7 WAM opgenomen bevoegdheidsregel ook geldt voor de door subrogatie of cessie in de rechten van de benadeelde getreden en mitsdien zelf als benadeelde te beschouwen verzekeraar. Gelet op het arrest van de Hoge Raad is het juist dat ook een verzekeraar als benadeelde in de zin van de WAM kan worden aangemerkt, met dien verstande dat het gaat om een verzekeraar die door cessie of subrogatie in de rechten van de benadeelde is getreden. Vast staat dat Allianz de verzekeraar van de voor het ongeval aansprakelijke persoon is. Zij kan niet als benadeelde in de zin van de WAM worden aangemerkt. Het beroep van Allianz op reflexwerking slaagt niet.
2.9 Het verweer van Allianz dat [gedaagde] geen belang bij zijn vordering heeft, slaagt evenmin. Niet alleen bepaalt de wet als uitvloeisel van een duidelijke door de wetgever gemaakte keuze dat ten aanzien van de relatieve bevoegdheid van de rechter in hoofdregel de rechter van de woonplaats van gedaagde bevoegd is. Maar er zijn voorts tal van redenen te bedenken, zoals financiële redenen, waarom een gedaagde er belang bij kan hebben om voor de rechter van zijn woonplaats gedagvaard te worden. De gedaagde die een beroep doet op het ontbreken van relatieve bevoegdheid van de rechtbank waarvoor hij is gedagvaard, is niet gehouden te stellen en te motiveren in welk belang hij daardoor zijns inziens wordt geschaad.
2.10 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, moet voor de vraag welke rechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, aansluiting worden gezocht bij hetgeen is bepaald in artikel 99 lid 1 Rv. [gedaagde] is woonachtig te [woonplaats], zodat de rechtbank Utrecht in dezen bevoegd is. Deze rechtbank zal zich onbevoegd verklaren en de zaak verwijzen naar de rechtbank Utrecht.
2.11 Allianz zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit incident.
verklaart zich onbevoegd om van de vordering van Allianz kennis te nemen;
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank Utrecht;
veroordeelt Allianz in de kosten van dit incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 452,- aan salaris voor de advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman.
Uitgesproken in het openbaar.
1902/1729