Zaak-/rolnummer: 301779 / HA ZA 08-516
Uitspraak: 25 februari 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.E. Pennings,
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A.W.M. Roozeboom.
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiseres]" respectievelijk "[gedaagde sub 1]" en "[gedaagde sub 2]". [gedaagden] worden hierna gezamenlijk (in enkelvoud) aangeduid als "[gedaagden]".
1 Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 8 februari 2008 en de door [eiseres] overgelegde producties;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in
reconventie, met producties;
- conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in
reconventie;
- conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in
reconventie, met producties;
- conclusie van dupliek in reconventie.
1.2 Tegen [gedaagde sub 2] is verstek verleend.
2 De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Partijen hebben op 24 juni 2007 een koopovereenkomst op basis van een NVM-koopakte gesloten, waarbij [eiseres] aan [gedaagden] heeft verkocht, gelijk [gedaagden] van [eiseres] heeft gekocht, het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van het appartement gelegen aan de [adres] [woonplaats] (hierna: de woning) tegen een koopsom van
€ 153.000,--.
2.2 De inhoud van de onder 2.1 bedoelde koopovereenkomst luidt - voor zover rechtens relevant - als volgt:
‘Artikel 1 Kosten rechten en overdrachtsbelasting
Kosten, rechten en overdrachtsbelasting, op deze overeenkomst en de eigendomsoverdracht vallende, zijn voor rekening van koper.
Artikel 4 Waarborgsom
1. Tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van koper wordt door deze uiterlijk op 6 augustus 2007 gestort als waarborgsom in handen van voornoemde notaris een bedrag van € 15.300,- euro, zegge vijftienduizenddriehonderd euro.
(…)
Artikel 13 Ingebrekestelling, ontbinding
1. Indien een van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig blijft in de nakoming van zijn uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, zal deze overeenkomst van rechtswege zonder rechterlijke tussenkomst ontbonden zijn, tenzij de wederpartij alsnog uitvoering van de overeenkomst verlangt.
1. Bij ontbinding van de overeenkomst op grond van 13.1 zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van € 15.300,-,(…) verbeuren, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding en vergoeding van kosten van verhaal.
(…)
Artikel 17 Ontbindende voorwaarden
1. Deze overeenkomst kan door koper worden ontbonden indien uiterlijk
(…)
b. op 14 juli 2007 koper voor de financiering van het appartement tot een bedrag van
€ 178.000,--, (…) geen hypothecaire geldlening of het aanbod daartoe van een erkende geldverstrekkende instelling heeft verkregen (…).
3. Partijen verplichten zich over een weer al het redelijk mogelijke te doen teneinde de hierboven bedoelde vergunning en/of financiering en/of Nationale Hypotheek Garantie en/of toestemming en/of toezegging(en) en/of andere zaken te verkrijgen. Zowel koper als verkoper dienen er voor zorg te dragen dat de mededeling dat zij de ontbinding inroepen uiterlijk op de vijfde werkdag na de datum, waarvan in de ontbindende voorwaarde sprake is, door de wederpartij of diens makelaar is ontvangen. Deze mededeling dient goed gedocumenteerd te geschieden bij brief met bericht van ontvangst of telefaxbericht met verzendbevestiging. Alsdan zijn beide partijen van deze overeenkomst bevrijd. (…)’
2.3 In onderling overleg hebben partijen de datum in artikel 17 van de koopovereenkomst verlengd tot uiterlijk 3 augustus 2007.
2.4 Bij brief van 1 augustus 2007 heeft AZ Polis aan [eiseres], voor zover van belang, het volgende medegedeeld:
‘(…)
Betreft: oproepen ontbindende voorwaarden [gedaagde sub 1]
(…)
Vriendelijk wil ik u namens koper verzoeken het koopcontract te ontbinden op het onderpand ‘[adres] te [woonplaats]’.
De reden hiervoor is dat de financiering door meerdere banken niet wordt verstrekt vanwege een BKR codering. (…)
Graag een bevestiging indien akkoord.’
2.5 [gedaagde sub 1] noch [gedaagde sub 2] heeft de waarborgsom van € 15.300,-- in handen van de notaris gestort.
2.6 Bij schrijven van 7 augustus 2007 heeft AZ Polis aan [eiseres] een afwijzingsbrief voor de financiering van de woning van de Bank of Scotland alsmede van de Rabobank toegezonden. Op 16 augustus 2007 heeft AZ Polis een gecorrigeerde afwijzingsbrief van de Bank of Scotland toegezonden.
2.7 De notaris heeft bij brief van 17 augustus 2007 [gedaagden] gesommeerd om uiterlijk op 24 augustus 2007 de koopovereenkomst alsnog na te komen, bij gebreke waarvan [gedaagden] aan [eiseres] de waarborgsom van € 15.300,-- zouden verbeuren en de overeenkomst van rechtswege ontbonden zou zijn.
2.8 De notaris heeft aan [gedaagden] een declaratie van € 1.403,27 wegens verrichte werkzaamheden toegezonden, welke door [gedaagden] is voldaan.
3 De vordering in conventie
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiseres] te betalen:
I een bedrag van € 15.300,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2007;
II een bedrag van € 5.993,42,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2008; III een aanvullende schadevergoeding, op te maken bij staat;
IV een bedrag van € 1.158,-- aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2008;
met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiseres] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 De koopovereenkomst is ingevolge artikel 13 zonder rechterlijke tussenkomst ontbonden op 24 augustus 2007, aangezien [gedaagden] nalatig is gebleven in de nakoming van de in artikel 4 neergelegde verplichting om uiterlijk op 6 augustus 2007 de waarborgsom van € 15.300,-- in handen van de notaris te storten.
3.2. Door de buitengerechtelijke ontbinding heeft [gedaagden] krachtens het bepaalde in artikel 13 een contractuele boete verbeurd van € 15.300,--. Deze contractuele boete dient vanaf de datum van ontbinding, zijnde 24 augustus 2007, te worden vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente.
3.3 Daarnaast lijdt [eiseres] als gevolg van de ontbinding van de koopovereenkomst schade omdat de woning nog steeds te koop staat. Op grond van het bepaalde in artikel 13 heeft zij recht op een aanvullende schadevergoeding. Deze schade bedraagt over de maanden september 2007 tot en met februari 2008 in totaal een bedrag van € 5.993,42 en dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2008. Aangezien de woning nog steeds te koop staat en niet is te voorzien hoe hoog de schade na februari 2008 nog zal oplopen, dient deze schade te worden opgemaakt bij staat.
3.4 [eiseres] heeft zich genoodzaakt gezien haar vordering uit handen te geven aan haar advocaat die heeft getracht in der minne een regeling te treffen. Uit dien hoofde vordert [eiseres] vergoeding van buitengerechtelijke kosten, die op grond van het rapport Voorwerk II worden begroot op € 1.158,--.
4 Het verweer in conventie
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [eiseres] in de kosten van het geding.
[gedaagde sub 1] heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 De koopovereenkomst is ontbonden door de inroeping van de ontbindende voorwaarde van artikel 17 lid 1 sub b van de koopovereenkomst. [gedaagden] heeft de ontbindende voorwaarde ingeroepen met inachtneming van artikel 17 van de koopovereenkomst: hij heeft voldoende inspanningen verricht om de financiering rond te krijgen en toen dit niet lukte, heeft hij de ontbindende voorwaarde tijdig, goed gedocumenteerd en op de juiste wijze ingeroepen.
4.2 Aangezien de koopovereenkomst is ontbonden door de inroeping van de ontbindende voorwaarde, was [gedaagden] niet (meer) gehouden om de waarborgsom onder de notaris te storten.
4.3 Subsidiair doet [gedaagden] een beroep op matiging van de contractueel verschuldigde boete. [eiseres] kan geen aanspraak maken op een aanvullende schadevergoeding naast de contractuele boete. Evenmin kan [eiseres] aanspraak maken op buitengerechtelijke kosten, nu deze niet in redelijke verhouding staan tot de verrichte werkzaamheden.
5 De vordering in reconventie
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eiseres] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.403,27 met rente en kosten.
Aan deze vordering heeft [gedaagde sub 1] het navolgende ten grondslag gelegd.
De door de notaris in rekening gebrachte kosten van € 1.403,27 dienen voor rekening te komen van [eiseres], nu [eiseres] de koopovereenkomst naar de notaris heeft toegezonden zonder zich ervan te vergewissen of [gedaagden] een ontbindende voorwaarde zou inroepen.
6 Het verweer in reconventie
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [gedaagde sub 1] in de kosten van het geding.
[eiseres] heeft daartoe het volgende aangevoerd:
6.1 Uit de stellingen van [gedaagde sub 1] is niet te destilleren wat de grondslag van zijn vordering is. Bovendien blijft onduidelijk waarom hij [eiseres] niet eerder aansprakelijk heeft gesteld. [gedaagde sub 1] heeft rauwelijks een vordering ingesteld slechts met het doel om een tegenvordering in de onderhavige procedure te creëren.
6.2 [gedaagde sub 1] was ingevolge artikel 1 van de koopovereenkomst gehouden de notariskosten te voldoen.
6.3 De vordering is niet deugdelijk onderbouwd, nu uit de factuur van de notaris niet kan worden opgemaakt dat de kosten zijn gemaakt omwille van het toezenden van de koopovereenkomst door [eiseres].
in conventie
Vordering jegens [gedaagde sub 2]
7.1 De vordering jegens [gedaagde sub 2] komt voor zover het de contractuele boete en de daarover gevorderde rente betreft niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze voor toewijzing vatbaar is.
7.2 [eiseres] heeft een aanvullende schadevergoeding gevorderd die bestaat uit een bedrag van € 5.993,42 en welke voorts dient te worden opgemaakt bij staat. Ten aanzien van de gevorderde aanvullende schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt. [eiseres] is op grond van de koopovereenkomst slechts gerechtigd tot een aanvullende schadevergoeding in het geval dat de werkelijke schade hoger is dan de boete. Nu vooralsnog niet kan worden vastgesteld of de schade de contractuele boete overstijgt, zal de rechtbank [eiseres] ten aanzien van de aanvullende schadevergoeding verwijzen naar een schadestaatprocedure. Op grond van de huidige stellingen van [eiseres] is de aanvullende schade bij gebreke van een concrete en gemotiveerde onderbouwing niet toewijsbaar.
7.3 De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, nu onvoldoende is gesteld en evenmin is gebleken dat het gaat om verrichtingen die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in artikelen 237-240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
7.4 [gedaagde sub 2] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van [eiseres] in het geding.
Vordering jegens [gedaagde sub 1]
7.5 Tussen partijen is in geschil of de koopovereenkomst is ontbonden doordat [gedaagden] op goede gronden de ontbindende voorwaarde van artikel 17 lid 1 sub b van de koopovereenkomst heeft ingeroepen.
7.6 Allereerst heeft [eiseres] betwist dat [gedaagden] de ontbindende voorwaarde van artikel 17 lid 1 sub b van de koopovereenkomst heeft ingeroepen, nu dit uit de brief van 1 augustus 2007 niet kan worden opgemaakt. In deze brief wordt immers niet de ontbindende voorwaarde ingeroepen, maar is slechts verzocht om ‘het koopcontract te ontbinden’. [gedaagde sub 1] heeft hiertegen aangevoerd dat in deze brief wel degelijk de ontbindende voorwaarde van artikel 17 lid 1 sub b van de koopovereenkomst namens [gedaagden] werd ingeroepen.
7.7 De rechtbank overweegt als volgt. In de brief van 1 augustus 2007 is weliswaar verzocht om de koopovereenkomst te ontbinden, doch in deze brief is tevens opgenomen: ‘Betreft: oproepen ontbindende voorwaarden’ en is daarnaast vermeld dat de koopovereenkomst diende te worden ontbonden omdat de financiering niet rond was gekomen. Gezien deze aanhef en de aangevoerde redengeving - die alleen betrekking kan hebben op de ontbindende voorwaarde van artikel 17 lid 1 sub b van de koopovereenkomst - had [eiseres], mede in samenhang met de datum van de brief, redelijkerwijs moeten begrijpen dat een beroep werd gedaan op het financieringsvoorbehoud van artikel 17 lid 1 sub b van de koopovereenkomst. Derhalve gaat de rechtbank voorbij aan de stellingen van [eiseres].
7.8 Vervolgens twisten partijen over de vraag of het beroep op de ontbindende voorwaarde tijdig is gedaan. [eiseres] heeft hiertoe ten eerste gesteld dat de afwijzingsbrieven zijn gedateerd op een datum die ligt na de datum van het tweede uitstel, te weten 3 augustus 2007. Ten tweede heeft [eiseres] gesteld dat zij de (tweede) afwijzingsbrief van de Bank of Schotland pas na 10 augustus 2008 heeft ontvangen. [gedaagde sub 1] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
7.9 De rechtbank overweegt ten aanzien van de tijdigheid van het inroepen van de ontbindende voorwaarde als volgt. Ingevolge artikel 17 van de koopovereenkomst was [gedaagden] bevoegd om de koopovereenkomst te ontbinden indien hij uiterlijk op 3 augustus 2007 nog geen hypothecaire geldlening of het aanbod daartoe had gekregen. Op grond van het bepaalde in lid 3 van dit artikel diende [gedaagden] binnen een termijn van vijf werkdagen [eiseres] hiervan op de hoogte te brengen. De verplichting is derhalve zodanig geformuleerd dat de afwijzingen niet – zoals [eiseres] bij dagvaarding heeft gesteld – dienen te dateren voor 3 augustus 2007, maar dat [gedaagden] uiterlijk op deze datum geen (aanbod tot een) hypothecaire geldlening heeft gekregen. Nu tussen partijen niet in geschil is dat [gedaagden] geen passende financiering heeft kunnen verkrijgen, kan hieruit worden afgeleid dat [gedaagden] op of voor 3 augustus 2007 geen (aanbod tot een) hypothecaire geldlening heeft gekregen. Daarmee is aan de tijdigheid zoals neergelegd in artikel 17 lid 1 sub b van de koopovereenkomst voldaan en gaat de rechtbank aan de eerste stelling van [eiseres] voorbij.
Bij de beoordeling van de tweede stelling van [eiseres] is van belang, dat [eiseres] bij dagvaarding heeft gesteld dat zij op 8 augustus 2007 de afwijzingsbrieven van de Bank of Scotland alsmede van de Rabobank heeft ontvangen. Daarmee staat vast dat [gedaagden] [eiseres] binnen een termijn van vijf werkdagen na het verstrijken van 3 augustus 2007 heeft ingelicht. De stelling van [eiseres] dat zij de tweede brief van de Bank of Schotland pas na de vijfde werkdag heeft ontvangen en het beroep op de ontbindende voorwaarde daarom niet tijdig is geschied, volgt de rechtbank niet. Immers, de tweede afwijzingsbrief is op verzoek van [eiseres] toegezonden omdat in de eerste afwijzingsbrief van de Bank of Schotland werd verwezen naar een aanvraag van 10 mei 2007 en de brief niet was ondertekend. In de tweede brief van de Bank of Schotland is dit hersteld. Deze tweede brief bevat derhalve geen nieuwe informatie voor [eiseres], doch hierin worden slechts fouten hersteld die niet door [gedaagden] zijn gemaakt en derhalve niet aan hen kunnen worden toegerekend. Aan de tweede stelling ten aanzien van de tijdigheid van het inroepen van de ontbindende voorwaarde zal de rechtbank om die reden voorbij gaan. Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat [gedaagden] tijdig de ontbindende voorwaarde heeft ingeroepen.
7.10 Voorts is tussen partijen in geschil of [gedaagden] zijn beroep op de ontbindende voorwaarde van artikel 17 lid 1 sub b van de koopovereenkomst ‘goed gedocumenteerd’ heeft gedaan. [eiseres] heeft hiertoe gesteld dat zij op basis van de overgelegde informatie niet kon beoordelen of [gedaagden] de financiering niet rond kon krijgen. Uit de toegezonden informatie kan niet worden opgemaakt of de aanvraag op beide inkomens was gedaan en wat de reden van de afwijzing was. Daarnaast wordt de stelling van [gedaagde sub 1] dat de Bank of Scotland het benodigde krediet niet wilde verstrekken vanwege een BKR-registratie van [gedaagde sub 2], volgens [eiseres] niet bevestigd in de toegezonden afwijzingsbrieven. [gedaagde sub 1] heeft hiertegen aangevoerd dat hij voldoende gegevens heeft overgelegd. Tevens heeft hij ter onderbouwing van zijn stellingen een overzicht overgelegd waaruit de BKR-registratie van [gedaagde sub 2] blijkt.
7.11 Nu partijen in de koopovereenkomst geen verdere invulling hebben gegeven aan het begrip ‘goed gedocumenteerd’ betrekt de rechtbank in haar beoordeling de toelichting bij de NVM-koopakte. Hierin is opgenomen dat het er bij het begrip ‘goed gedocumenteerd’ om gaat dat de wederpartij zich een beeld kan vormen of er terecht een beroep op de ontbindende voorwaarde wordt gedaan.
Vast staat dat [eiseres] op 8 augustus 2007 de afwijzingsbrieven van de Bank of Scotland alsmede van de Rabobank heeft ontvangen en dat [gedaagden] op 16 augustus een gecorrigeerde afwijzingsbrief van de Bank of Scotland heeft verzonden. Weliswaar heeft [eiseres] geen nadere toelichting van [gedaagden] ontvangen waaruit de verstrekte inkomensgegevens en de reden van de afwijzing konden worden afgeleid, doch uit de stellingen van [eiseres] blijkt niet dat zij hierom heeft verzocht. Uit de stelling is slechts te herleiden dat zij [gedaagden] heeft verzocht om een ondertekende brief van de Bank of Schotland waarin is verwezen naar de juiste datum van de aanvraag. Deze heeft zij daarop ook ontvangen. Voorts is van belang, dat [eiseres] na het overleggen van het overzicht waaruit de BKR-registratie blijkt, niet langer heeft betwist dat de Bank of Schotland de financiering vanwege de BKR-registratie van [gedaagde sub 2] heeft afgewezen. Indien [eiseres] zich aan de hand van voormelde informatie onvoldoende een beeld had kunnen vormen, had het op haar weg gelegen om dit kenbaar te maken en concreet aan [eiseres] kenbaar te maken welke informatie zij nog wenste te ontvangen. Nu zij dit heeft nagelaten, zal de rechtbank aan haar stelling voorbij gaan. [gedaagden] heeft derhalve de ontbindende voorwaarde ‘goed gedocumenteerd’ ingeroepen.
7.12 Ten slotte twisten partijen of [gedaagden] zich voldoende heeft ingespannen om de financiering rond te krijgen.
7.13 De vraag of [gedaagde sub 1] voldoende inspanningen heeft verricht om een passende financiering te verkrijgen voor de woning, dient eveneens positief te worden beantwoord. Nu partijen over de invulling van de inspanningsverplichting - in de koopovereenkomst of anderszins - geen nadere afspraken hebben gemaakt, heeft volgens vaste jurisprudentie te gelden dat een koper zich doorgaans voldoende heeft ingespannen als blijkt dat hij twee financieringsaanvragen heeft gedaan welke zijn afgewezen. Nu uit het vorenstaande volgt, dat [gedaagde sub 1] twee financieringsaanvragen heeft gedaan die beide zijn afgewezen, heeft hij in beginsel voldoende inspanningen verricht. De rechtbank ziet in de door [eiseres] gestelde omstandigheden geen reden om van voormeld uitgangspunt af te wijken. Het is aan een koper om met inachtneming van het bepaalde in de koopovereenkomst zijn financiering rond te krijgen. [eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde sub 1] had kunnen weten dat de Bank of Scotland vanwege de BKR-registratie van [gedaagde sub 2] de hypotheekaanvraag niet zou honoreren. Om deze reden had hij volgens [eiseres] alvast op zoek moeten gaan naar een andere kredietverstrekker. De rechtbank is van oordeel dat een BKR-registratie weliswaar een reden is om de financiering af te wijzen, doch dat dit niet een bijzondere inspanningsverplichting op [gedaagde sub 1] legt. Een BKR-registratie zou bij andere kredietverstrekkers naar verwachting ook in een afwijzing resulteren. Daarnaast heeft [gedaagde sub 1] onweersproken gesteld dat hij vanwege de BKR-registratie bij de Rabobank een financieringsaanvraag heeft gedaan op zijn eigen inkomen en dat hierbij zijn ouders borg zouden staan, zodat de BKR-registratie van [gedaagde sub 2] niet aan de toewijzing van de financieringsaanvraag in de weg zou kunnen staan. [gedaagde sub 1] heeft hiermee voldoende inspanningen verricht om alsnog – ondanks de BKR-registratie van [gedaagde sub 2] – de hypotheek rond te krijgen. Nu [eiseres] geen andere feiten of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan [gedaagden] was gehouden om meer dan twee financieringsaanvragen te doen, heeft [gedaagden] aan zijn inspanningsverplichting voldaan.
7.14 Uit het voorgaande volgt dat [gedaagden] op goede gronden een beroep heeft gedaan op de ontbindende voorwaarde van artikel 17 lid 1 sub b van de koopovereenkomst. Nu de koopovereenkomst reeds voor 6 augustus 2007 buitengerechtelijk was ontbonden, was [gedaagden] niet (meer) gehouden om op 6 augustus 2007 de waarborgsom onder de notaris te storten. Uit het voorgaande volgt voorts, dat aan [eiseres] geen beroep op de contractuele boete van artikel 13 van de koopovereenkomst toekomt. Ook een beroep op aanvullende schadevergoeding faalt op dezelfde gronden.
7.15 De vordering van [eiseres] zal derhalve worden afgewezen. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde sub 1].
7.16 Tussen partijen is in geschil voor wiens rekening de notariskosten dienen te komen.
7.17 Met [eiseres] is de rechtbank van oordeel dat uit de stellingen van [gedaagde sub 1] niet is te destilleren wat de grondslag van zijn vordering is. [gedaagde sub 1] heeft nagelaten om te onderbouwen waarom de door hem gevorderde kosten - in weerwil van het bepaalde in artikel 1 van de koopovereenkomst - voor rekening van [eiseres] dienen te komen. Bij gebreke van een onderbouwing van de vordering in reconventie is deze niet toewijsbaar.
7.18 [gedaagde sub 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie van [eiseres].
8 De beslissing
De rechtbank,
vordering jegens [gedaagde sub 2]
veroordeelt [gedaagde sub 2] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen het bedrag van € 15.300,-- (zegge: vijftienduizend driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW vanaf 24 augustus 2007 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [gedaagde sub 2] tot vergoeding van de aanvullende schade, nader op te maken bij staat;
veroordeelt [gedaagde sub 2] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] bepaald op € 495,-- aan vast recht, op € 91,99 aan overige verschotten en op € 452,-- aan salaris voor de advocaat;
wijst af het meer of anders gevorderde;
vordering jegens [gedaagde sub 1]
wijst af de vordering van [eiseres] jegens [gedaagde sub 1];
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde sub 1] bepaald op € 1.744,99, waarvan te voldoen:
a aan de griffier van deze rechtbank (rekeningnummer 19 23 25 892, ten name
van MvJ Arrondissement Rotterdam [545]), onder vermelding van zaak- en rolnummer):
€ 380,-- aan in debet gesteld vast recht;
€ 91,99 aan in debet gestelde kosten voor de deurwaarder;
€ 1.158,-- aan salaris voor de advocaat;
------------- +
€ 1.629,99
b aan de advocaat van [gedaagde sub 1]:
€ 115,-- voor het niet in debet gestelde deel van het vast recht;
verklaart dit vonnis voor zover het vorenstaande veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af de vordering van [gedaagde sub 1];
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de proceskosten in reconventie, tot aan deze uitspraak aan de zijde
van [eiseres] bepaald op € 384,-- aan salaris voor de advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege.
Uitgesproken in het openbaar.
2053/204