ECLI:NL:RBROT:2009:BH5992

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
295938 / HA ZA 07-2880
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over proceskostenzekerheid en termijnoverschrijding in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 18 februari 2009 een vonnis gewezen in de zaak met nummer 295938 / HA ZA 07-2880. De rechtbank heeft in dit vonnis de eerder gegeven beslissing van 11 juni 2008 gehandhaafd, waarin [eiser] werd opgedragen om zekerheid te stellen in de vorm van een bankgarantie ter hoogte van € 6.120,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] in plaats van de vereiste bankgarantie, een bedrag van € 6.120,- heeft gestort op de rekening van de stichting beheer derdengelden, zonder overleg met [gedaagde]. Deze storting werd door [gedaagde] niet geaccepteerd als voldoende zekerheid.

Op 1 augustus 2008 heeft [eiser] alsnog een bankgarantie gesteld, maar [gedaagde] heeft betoogd dat [eiser] niet bevoegd was om in de hoofdzaak voort te procederen en heeft verzocht om niet-ontvankelijkverklaring. [eiser] heeft als verdediging aangevoerd dat zijn verblijf in het buitenland hem verhinderde om tijdig de bankgarantie te regelen. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de handelwijze van [eiser] ongelukkig was, dit niet voldoende grond biedt om hem de bevoegdheid om verder te procederen te ontnemen. De rechtbank overweegt dat de termijnoverschrijding van ongeveer drie weken niet heeft geleid tot schade voor [gedaagde].

De rechtbank heeft besloten om de proceskosten in het incident te compenseren en de zaak naar de rol van 1 april 2009 te verwijzen voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde]. Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.L. Holierhoek, die de processtukken en eerdere verzoeken tot termijnverlenging in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer : 295938 / HA ZA 07-2880
Uitspraak: 18 februari 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats] (Australië),
eiser in de hoofdzaak,
gedaagde in het incident,
advocaat mr. R.J. Michielsen,
- tegen -
[gedaagde]
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. Y.H. van Ballegooijen
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiser]" respectievelijk "[gedaagde]".
1 Het procesverloop
De rechtbank handhaaft hetgeen zij heeft overwogen in het vonnis van 11 juni 2008.
De rechtbank heeft naast de aan dit vonnis ten grondslag liggende processtukken kennisgenomen van:
- verzoekschrift termijnverlenging ex artikel 616, vierde lid, Rv gedateerd 22 juli 2008;
- akte in het incident aan de zijde van [gedaagde] van 23 juli 2008;
- akte met betrekking tot zekerheidsstelling tevens verzoek tot termijnverlenging 616, vierde lid, Rv van 23 juli 2008;
- nadere akte in het incident aan de zijde van [gedaagde] van 6 augustus 2008;
- akte uitlating zekerheidsstelling aan de zijde van [eiser] van 6 augustus 2008.
2 De verdere beoordeling in het incident
2.1 Bij vonnis van 11 juni 2008 heeft de rechtbank bepaald dat [eiser] tot een bedrag van € 6.120,- zekerheid diende te stellen door middel van een bankgarantie als nader in het vonnis omschreven. De rechtbank heeft daarbij tevens bepaald dat deze zekerheid diende te worden gesteld binnen vier weken na de uitspraak op straffe van verval van de bevoegdheid om de procedure voor de rechtbank voort te zetten.
De hiervoor genoemde termijn van vier weken eindigde op 9 juli 2008. Binnen deze termijn is geen zekerheid in de vorm van een bankgarantie gesteld noch is binnen deze termijn verzocht om verlenging van de termijn ex artikel 616, vierde lid, Rv.
2.2 Zonder enig overleg met de wederpartij heeft [eiser] ervoor gekozen om in plaats van zekerheid te stellen in de vorm van een bankgarantie een bedrag van € 6.120,- te storten op de rekening van de stichting beheer derdengelden [bedrijf 1]. Bij brief van 17 juli 2008 heeft de advocaat van [eiser] deze storting aan de advocaat van [gedaagde] medegedeeld. [gedaagde] heeft deze storting niet aanvaard als genoegzame zekerheid.
2.3 Op 1 augustus 2008 heeft [eiser] alsnog een bankgarantie als bepaald in het vonnis van 11 juni 2008 gesteld. [gedaagde] heeft geconcludeerd tot onbevoegdheid van [eiser] om in de hoofdzaak voort te procederen en dientengevolge tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in de hoofdzaak.
2.4 [eiser] heeft ter rechtvaardiging van het feit dat hij niet tijdig zekerheid in de vorm van een bankgarantie heeft gesteld, aangevoerd dat hij in het buitenland verbleef en voor de bankgarantie zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk was hetgeen niet voor de afloop van de termijn kon worden gerealiseerd. [gedaagde] betwist deze noodzakelijkheid. Hoe dit ook zij, dit verklaart niet waarom niet tijdig om termijnverlenging is verzocht doch in plaats daarvan eenzijdig is volstaan met storting van € 6.120,- op de bankrekening van genoemde stichting derdengelden. De rechtbank acht deze handelwijze van [eiser] weliswaar uiterst ongelukkig, doch zij zal niet zover gaan om [eiser] zijn bevoegdheid om in deze zaak verder te procederen te ontnemen. De rechtbank overweegt daarbij dat uit de storting op de rekening van de stichting derdengelden in ieder geval blijkt dat [eiser] niet erop uit was om onder zekerheidstelling uit te komen, terwijl bovendien de uiteindelijke termijnoverschrijding slechts gering is geweest (ca. 3 weken). Niet blijkt dat [gedaagde] door deze overschrijding en door deze beslissing in zijn belang is of wordt geschaad. Het enkele feit dat hij als gedaagde in deze procedure betrokken blijft, is daarvoor onvoldoende.
2.5 Gelet op de aard van het geschil zullen de proceskosten in het incident worden gecompenseerd.
3 De beslissing
De rechtbank,
in het incident
compenseert de proceskosten,
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 1 april 2009 voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde].
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.L. Holierhoek.
405