ECLI:NL:RBROT:2009:BH7797

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/2759 WWB-T1
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beroep inzake niet-ontvankelijkheid bezwaar en kostenvergoeding bijstandsverlening

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 maart 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, als verweerder. Eiseres ontving sinds 20 april 1997 een uitkering, eerst op basis van de Algemene bijstandswet en later op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Verweerder heeft op 15 april 2008 het recht op bijstand van eiseres met ingang van 5 april 2008 opgeschort, omdat eiseres niet tijdig de gevraagde beschikking van de Belastingdienst had ingeleverd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door verweerder kennelijk niet-ontvankelijk verklaard bij besluit van 28 mei 2008.

Eiseres heeft op 8 juli 2008 beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. Tijdens de zitting op 6 maart 2009 was alleen de gemachtigde van eiseres aanwezig, terwijl verweerder niet verschenen was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres enkel opkomt tegen de afwijzing van de vergoeding van de kosten die zij in de bezwaarprocedure heeft gemaakt. De rechtbank overweegt dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kosten alleen vergoed kunnen worden als het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.

De rechtbank concludeert dat het pro-forma bezwaarschrift van eiseres niet voldoet aan de eisen van de Awb, omdat het geen gronden van bezwaar bevatte. Hierdoor kan het niet worden aangemerkt als een bezwaarschrift waarvoor een proceskostenvergoeding kan worden toegekend. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en belanghebbenden kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 08/2759 WWB-T1
[naam], wonende te Rotterdam, eiseres,
gemachtigde mr. S. Süzen, advocaat te ‘s-Gravenhage,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Verweerder heeft bij besluit van 15 april 2008 (hierna: het primaire besluit) het recht op bijstand van eiseres met ingang van 5 april 2008 opgeschort.
Bij besluit van 28 mei 2008 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het door eiseres hiertegen ingediende bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft op 8 juli 2008 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2009. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot van haar gemachtigde, mr.drs. M.J.G. Schroeder. Namens verweerder is niemand verschenen.
2 Overwegingen
Eiseres ontvangt sinds 20 april 1997 een uitkering, eerst op grond van de Algemene bijstandswet, per 1 januari 2004 op grond van de Wet werk en bijstand (hierna: WWB).
Verweerder heeft eiseres bij brief van 27 maart 2008 verzocht om de beschikking van de Belastingdienst waarbij de voorlopige teruggaaf van eiseres over het belastingjaar 2008 is vastgesteld, vóór 4 april 2008 in te leveren bij verweerder.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van artikel 54, eerste lid, van de WWB, met ingang van 5 april 2008 opgeschort omdat eiseres de door verweerder verzochte beschikking niet tijdig heeft ingeleverd. Eiseres is daarbij tevens in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen 3 weken na 15 april 2008 te herstellen.
Eiseres heeft op 6 mei 2008 een pro-forma bezwaarschrift ingediend tegen het primaire besluit. Eiseres heeft daarbij tevens verzocht om vergoeding van de door haar gemaakte kosten in de bezwaarprocedure.
Nadat eiseres alsnog de gevraagde beschikking van de belastingdienst had ingeleverd heeft de afdeling Sociale Zaken en werkgelegenheid van de gemeente Rotterdam (hierna: SoZaWe) eiseres bij brief van 14 mei 2008 op de hoogte gesteld van het feit dat zij de uitbetaling van de uitkering van eiseres met ingang van 1 april 2008 heeft hervat.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard nu, met de hervatting van de uitbetaling van de uitkering van eiseres, volgens verweerder, geheel is tegemoetgekomen aan de bezwaren van eiseres.
Het verzoek van eiseres om vergoeding van de kosten van de bestuurlijke voorprocedure heeft verweerder afgewezen, omdat er naar de mening van verweerder geen sprake is van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid van het bestreden besluit.
Eiseres heeft zich in beroep met betrekking tot het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat zij ten onrechte door verweerder niet in staat is gesteld om de gronden van het bezwaar nader aan te vullen. Eiseres is daarnaast van mening dat zij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om tijdens een hoorzitting te worden gehoord. Eiseres heeft zich tot slot op het standpunt gesteld dat haar niet kan worden verweten dat zij de door verweerder gevraagde informatie niet tijdig heeft aangeleverd, nu zij dit verzoek van verweerder wegens een post-blokkade met vertraging heeft ontvangen.
Eiseres heeft zich in de conclusie van haar beroepschrift op het standpunt gesteld dat zij geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar in zoverre verweerder op 14 mei 2008 het recht op bijstand van eiseres per 1 april 2008 had hersteld. Eiseres is van mening dat verweerder het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hiertoe strekkende besluit is volgens eiseres onrechtmatig in zoverre verweerder ontkende dat er sprake was van een onrechtmatigheid als bedoeld in artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en eiseres de kosten, die zij in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, niet heeft vergoed.
De rechtbank stelt vast dat eiseres derhalve slechts opkomt tegen de door verweerder geweigerde vergoeding van door haar gemaakte kosten in de bezwaarprocedure, zodat alleen dit onderdeel van het bestreden besluit ter beoordeling voorligt.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden kosten, die een belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit), in verband met onderdeel A4, onder 1, van de bijlage behorend bij het Besluit, kan een vergoeding van de kosten, als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb, betrekking hebben op het indienen door een professionele rechtsbijstandsverlener van een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 6:4 van de Awb.
Ingevolge artikel 6:4, eerste lid van de Awb geschiedt het maken van bezwaar door het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit genomen heeft.
Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb bevat het bezwaarschrift ten minste - voorzover hier van belang - de gronden van het bezwaar.
De rechtbank is van oordeel dat het door de gemachtigde van eiseres op 6 mei 2008 ingediende pro-forma bezwaarschrift, gelet op artikel 6:4, eerste lid, in verband met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb, nu dit bezwaarschrift niet de gronden van het bezwaar bevatte, niet kan worden gezien als een bezwaarschrift als bedoeld in onderdeel A4, onder 1, van de bijlage behorend bij het Besluit waarop een proceskostenvergoeding van toepassing zou moeten zijn. Geen sprake is van kosten waarvoor het Besluit in een vergoeding voorziet.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank het verzoek om vergoeding van proceskosten in bezwaar terecht heeft afgewezen.
Nu geen sprake is van kosten die op grond van het Besluit voor vergoeding in aanmerking zouden kunnen komen, komt de rechtbank niet meer toe aan beoordeling van de vraag of sprake is geweest van onrechtmatigheid van het primaire besluit.
Het feit dat verweerder het verzoek om kostenvergoeding van eiseres in het bestreden besluit op een andere grond heeft afgewezen dan waartoe de rechtbank komt, vormt voor de rechtbank geen aanleiding om tot vernietiging van het bestreden besluit over te gaan.
Hetzelfde geldt voor het feit dat verweerder in de motivering van het bestreden besluit heeft gesteld dat de herroeping van het primaire besluit heeft plaatsgevonden wegens de onrechtmatigheid daarvan, welke onrechtmatigheid te wijten zou zijn aan verweerder. De rechtbank is van oordeel dat hier sprake is van een kennelijke verschrijving van verweerder, waardoor eiseres niet in verwarring kan zijn gebracht en blijkens haar beroepschrift ook niet is gebracht.
Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. A.I. van Strien, rechter, en door deze en mr. S.G. Groenhof, griffier, ondertekend.
De griffier: De rechter:
Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2009.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden op: