ECLI:NL:RBROT:2009:BI2262
Rechtbank Rotterdam
- Raadkamer
- M. Wiersinga
- A. van Boven
- A. Benaissa
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beoordeling van de noodzaak van voortzetting van de ISD-maatregel
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 april 2009 uitspraak gedaan in het kader van een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van voortzetting van de ISD-maatregel opgelegd aan de veroordeelde. De veroordeelde, die lijdt aan een chronische schizofrene stoornis en een geschiedenis van harddruggebruik heeft, is eerder veroordeeld en onderworpen aan de ISD-maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de behandeling van zijn verslavingsproblematiek niet van de grond is gekomen en dat hij nog steeds illegale drugs gebruikt. Dit leidt tot de conclusie dat invrijheidstelling van de veroordeelde waarschijnlijk zal resulteren in hernieuwd harddrugsgebruik en de daarmee gepaard gaande criminaliteit, wat ernstige overlast voor de maatschappij met zich mee zou brengen.
De rechtbank heeft ook overwogen dat het gebrek aan medewerking van de veroordeelde niet als onwil kan worden aangemerkt, maar voortkomt uit zijn geestelijke toestand. De rechtbank concludeert dat er binnen de huidige setting geen verbetering in zijn psychische toestand te verwachten is, waardoor voortzetting van de maatregel niet zal bijdragen aan het beheersbaar maken van zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat een onmiddellijke beëindiging van de maatregel onwenselijk zou zijn, omdat dit zou betekenen dat de veroordeelde op straat komt te staan. Daarom is besloten om de ISD-maatregel per 1 juli 2009 te beëindigen, zodat er tijd is om passende opvang voor de veroordeelde te zoeken.
De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer van de rechtbank Rotterdam, waarbij de rechters de situatie van de veroordeelde en de maatschappelijke gevolgen van zijn invrijheidstelling zorgvuldig hebben afgewogen. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van zowel de veroordeelde als de maatschappij, met inachtneming van de relevante wetgeving en eerdere jurisprudentie.