7.21
Voor een verdere beoordeling van deze stellingname van [eiseres] en het daarop gebaseerde opschortingsrecht (alsmede de latere buitengerechtelijke ontbinding van de samenwerkings- overeenkomst) behoeft de rechtbank - hoewel partijen zeer uitvoerig hebben geconcludeerd en hebben gepleit - nadere en meer precieze en met concrete feiten onderbouwde informatie van partijen op de navolgende punten:
1. welke afspraken waren tussen partijen precies gemaakt over het opbouwen en aanhouden van een voorraad stof, ruwdoek respectievelijk bedrukte stof; wat was daarbij de taak van Private Label; op welk moment moest een bepaalde hoeveelheid van welke stof in voorraad zijn;
2. hoe ging het opbouwen en aanhouden van deze voorraad in zijn werk; wie contracteerde met de leverancier van het ruwdoek, met de verfleverancier, met de verver/bedrukker van het ruwdoek en met de vervoerder en door wie werden zij betaald; was dat de Chinese kledingfabrikant of was dat Private Label; is in juni 2005 - met medeweten van [eiseres] - overgegaan op een ander systeem; wat had dat voor gevolgen voor de voorraad van/voor Private Label;
3. wie had de zeggenschap over de voorraad; hoe werd deze geadministreerd;
4. wat is het verloop geweest van de voorraad en het verbruik; hoeveel stof - ruwdoek respectievelijk bedrukte stof - was er in augustus 2005 daadwerkelijk voor Private Label in voorraad; waaruit blijkt dat; waarom deed Private Label op haar facturen mededelingen over verbruikte stof indien deze niet juist zouden zijn;
5. welke aanbetalingen voor welke stof zijn aan [eiseres] gefactureerd; wat is met die aanbetalingen gebeurd; welke aanbetalingen heeft Private Label zelf gedaan; wat is het verband tussen aanbetalingen voor stof en voorschotten op de inkoopprijs; staan deze geheel los van elkaar, ook na juni 2005;
6. hoeveel kleding van de vijfde order kon met de in augustus 2005 voor Private Label in voorraad zijnde stof worden gefabriceerd; moest deze stof eerst nog worden bedrukt;
7. indien in augustus 2005 onvoldoende ruwe/bedrukte stof in voorraad was voor het fabriceren van de kleding van de vijfde afroeporder, waarom kon niet tijdig worden gezorgd voor aanvulling;
8. welke afspraken waren tussen partijen precies gemaakt over de (tijdige) productie van de kleding door de Chinese kledingfabrikant; wat was daarbij de taak van Private Label;
9. waarom kon de kleding van de vijfde order niet tijdig (eventueel gedeeltelijk) uit de voorradige/nog te verkrijgen stof worden gefabriceerd (naar zeggen: op zijn snelst eind november 2005 leverbaar); had Private Label bij de kledingfabrikant contractueel productiecapaciteit gereserveerd en - zo niet - had zij dat ingevolge de samenwerkings-overeenkomst moeten doen;
10. wat waren de inhoud en het gevolg van de gestelde EU-invoerquotering voor deze productie; waarom zou de kledingfabrikant daardoor zijn productieschema hebben moeten wijzigen (bij levering FOB China); in hoeverre waren deze quotering en haar gevolgen voorzienbaar;
11. heeft Private Label de levertermijn voor de vijfde afroeporder van het NMD (30 september 2005) geaccepteerd of moet zij geacht worden daarmee te hebben ingestemd.
Ter beantwoording van deze vraagpunten zal de zaak naar de rol worden verwezen.
[eiseres] dient zich daarover als eerste bij akte uit te laten.