ECLI:NL:RBROT:2009:BI2834

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
290441 / HA ZA 07-2089
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige weigering bouwvergunning door gemeente leidt tot schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 maart 2009 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Rozenkwekerij Pink Delight B.V. en de Gemeente Rotterdam. Pink Delight vorderde schadevergoeding van de Gemeente wegens de onrechtmatige weigering van een bouwvergunning. De feiten van de zaak zijn als volgt: [persoon 1] exploiteerde tot medio 1990 een rozenkwekerij en heeft in 1997 grond met kassen verworven om zijn bedrijf voort te zetten. In 1998 heeft hij een bouwvergunning aangevraagd voor de uitbreiding van zijn kassen, maar deze werd door de Gemeente geweigerd. Na een beroepsprocedure werd de bouwvergunning uiteindelijk op 18 juli 2001 verleend, maar Pink Delight had door de eerdere weigering schade geleden. De rechtbank oordeelde dat de Gemeente onrechtmatig had gehandeld door de bouwvergunning te weigeren en dat dit onrechtmatige besluit schade had veroorzaakt voor Pink Delight. De rechtbank stelde vast dat Pink Delight recht had op schadevergoeding, maar dat de hoogte van de schade nog moest worden vastgesteld. De Gemeente betwistte de hoogte van de gevorderde schade en stelde dat Pink Delight geen schade had geleden als gevolg van de weigering van de bouwvergunning. De rechtbank besloot dat deskundigenbericht noodzakelijk was om de schade te berekenen en hield verdere beslissingen aan in afwachting van de aktewisseling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 290441 / HA ZA 07-2089
Uitspraak: 18 maart 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROZENKWEKERIJ PINK DELIGHT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. S.O. Voogt te Rotterdam,
- tegen -
de rechtspersoon naar publiek recht
DE GEMEENTE ROTTERDAM (DEELGEMEENTE OVERSCHIE),
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. W.J. Hengeveld te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “Pink Delight” respectievelijk “de Gemeente”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 14 augustus 2007 en de door Pink Delight overgelegde producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- conclusie van repliek;
- conclusie van dupliek.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast:
2.1 [persoon 1] (hierna: [persoon 1]) exploiteerde tot medio 1990 een rozenkwekerij in Bergschenhoek. In 1997 heeft hij grond met kassen aan de [adres] te [woonplaats] verworven om daarop zijn bedrijf voort te zetten. De omvang van de kassen was circa 4.000 m2.
2.2 [persoon 1] kocht in september 1998 een nabijgelegen perceel grond met een omvang van circa 1½ hectare teneinde zijn kassen uit te breiden.
2.3 De kwekerij werd oorspronkelijk uitgeoefend in de vorm van een vennootschap onder firma met [persoon 1] en zijn echtgenote als vennoten. Per 30 maart 1999 is Pink Delight opgericht en hebben de beide vennoten van de kwekerij middels beheer-BV’s de onderneming met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 1998 ingebracht in Pink Delight. De bestaande vennootschap onder firma is derhalve met terugwerkende kracht tot 1 januari 1998 in de vorm van een besloten vennootschap voortgezet.
2.4 In oktober 1998 heeft [persoon 1] een bouwvergunning aangevraagd voor het vergroten van de kas op het perceel aan de [adres] te [woonplaats]. Bij besluit van 14 januari 1999 is de bouwvergunning door de Gemeente geweigerd. Bij besluit van 27 juli 1999 is de weigering in bezwaar door de Gemeente gehandhaafd.
2.5 [persoon 1] heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld bij de rechtbank Rotterdam. Enkele dagen voor de mondelinge behandeling d.d. 29 juni 2001 is de Gemeente teruggekomen op de weigering en heeft ze op 19 juni 2001 het besluit van 27 juli 1999 ingetrokken en alsnog het bezwaar van [persoon 1] gegrond verklaard. Op 18 juli 2001 is aan [persoon 1] alsnog de gevraagde bouwvergunning verleend.
2.6 Bij beslissing van 13 juli 2001 heeft de rechtbank Rotterdam, sector bestuursrecht, het beroep gegrond verklaard en het besluit van de Gemeente d.d. 27 juli 1999 vernietigd.
2.7 Door de bouwvergunning bij besluit van 14 januari 1999 te weigeren en dit besluit op 27 juli 1999 te handhaven, heeft de Gemeente onrechtmatig gehandeld en dit kan haar worden toegerekend.
2.8 Bij brief van 17 december 2002 is de Gemeente door [persoon 1] aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden door de weigering de bouwvergunning te verlenen.
2.9 Bij brief van 9 juli 2003 heeft Pink Delight de Gemeente aansprakelijk gesteld voor de schade die is geleden door de weigering de bouwvergunning te verlenen.
2.10 Tot op heden is geen gebruik gemaakt van de verleende bouwvergunning.
2.11 De Gemeente heeft eind 2006 de hiervoor onder 2.1 en 2.2 vermelde percelen van respectievelijk [persoon 1] en Pink Delight aangekocht.
3 De vordering
De vordering luidt – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de Gemeente te veroordelen om aan Pink Delight te voldoen:
- een bedrag van € 649.788,54, te vermeerderen met wettelijke rente;
- een bedrag van € 600.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente;
- een bedrag van € 8.205,05, te vermeerderen met wettelijke rente;
- een bedrag van € 5.359,28, te vermeerderen met wettelijke rente;
met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Pink Delight aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 [persoon 1] heeft de bouwvergunning aangevraagd en daaromtrent procedures gevoerd ten behoeve van de kwekerij Pink Delight. Dit moet voor de Gemeente duidelijk zijn geweest. In eerste instantie handelde [persoon 1] – formeel juridisch gezien – als vennoot van de vennootschap onder firma en in latere instantie als (middellijk) directeur van Pink Delight. De Gemeente heeft derhalve onrechtmatig jegens Pink Delight gehandeld.
3.2 Pink Delight was voornemens de uitbreiding van haar kassen in twee fasen te laten plaatsvinden. De eerste fase ging uit van een uitbreiding in de eerste helft van 1999 van 11.200 m2. In verband hiermee is de bouwvergunning aangevraagd. De tweede fase ging uit van een uitbreiding in 2002 van 8.000 m2.
3.3 Pink Delight heeft als gevolg van de onrechtmatige weigering van de Gemeente om een bouwvergunning te verlenen schade geleden. Deze schade kan voor wat betreft de periode 1999 tot en met 31 oktober 2001 conform de schadeberekening van het door haar ingeschakelde bureau DLV Adviesgroep N.V. (hierna DLV) d.d. 19 november 2004 begroot worden op een bedrag ad € 649.788,54. Over dit bedrag is wettelijke rente verschuldigd vanaf 1 januari 2003.
3.4 Pink Delight heeft aanvullende schade geleden na 1 november 2001. Ten gevolge van het feit dat in de jaren 1999 tot en met 2001 door het niet verlenen van de bouwvergunning aanzienlijke verliezen zijn geleden, is het Pink Delight onmogelijk geworden om van de verleende bouwvergunning gebruik te maken. Doordat de eerste fase niet gerealiseerd kon worden, kon ook de tweede fase geen doorgang meer vinden. Naar verwachting zou na uitbreiding met beide fases een winst zijn gerealiseerd van minimaal € 100.000,- over de jaren 2003 tot juli 2007. De schade over de periode 1 november 2001 tot 1 juli 2007 kan daarmee begroot worden op een bedrag ad € 600.000,-.
3.5 Pink Delight heeft expertisekosten moeten maken. Het gaat om het door DLV opgemaakte rapport, waarvan de kosten € 8.205,05 bedragen.
3.6 Pink Delight heeft in de periode 3 juli 2002 tot 2 maart 2007 buitengerechtelijke kosten moeten maken tot een bedrag van € 5.378,43.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Pink Delight in de kosten van het geding.
De Gemeente heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 De Gemeente heeft niet onrechtmatig jegens Pink Delight gehandeld, doch slechts jegens [persoon 1] in privé. Uit de bouwaanvraag blijkt niet dat deze namens de vennootschap onder firma is aangevraagd. Dit was voor de Gemeente ook niet kenbaar. Deze aanvraag is dus door [persoon 1] in privé ingediend. Het bezwaar en het beroep zijn ook door [persoon 1] in privé ingesteld. Van middellijke vertegenwoordiging kan geen sprake zijn. De vordering tot schadevergoeding van [persoon 1] jegens de Gemeente kan uitsluitend aan Pink Delight worden overgedragen door middel van een akte van cessie. Een dergelijke akte van cessie ontbreekt. Ook uit de akte van inbreng blijkt niet dat de vordering tot schadevergoeding van [persoon 1] is overgegaan op Pink Delight. Pink Delight dient mitsdien niet ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
4.2 De Gemeente kan niet aansprakelijk worden gehouden voor de door Pink Delight gestelde schade, nu het causaal verband tussen het onrechtmatige besluit en de gevorderde schade ontbreekt. Betwist wordt dat Pink Delight financiering had kunnen verkrijgen voor de uitbreiding waarvoor de bouwvergunning was aangevraagd.
Indien ervan uitgegaan wordt dat Pink Delight in 1999 wel een financiering had kunnen verkrijgen, geldt dat het niet langer kunnen verkrijgen van de financiering na de verlening van de bouwvergunning in 2001 niet het gevolg kan zijn geweest van het feit dat de aanvraag in eerste instantie was afgewezen. Er was immers ook al in 1999 sprake van een verliesgevende exploitatie en het eigen vermogen is in de tussentijd slechts gering gedaald.
4.3 De hoogte van de gevorderde schade wordt betwist. In de schadeberekening van DLV is ten onrechte rekening gehouden met de uitbreiding tweede fase. Het staat niet vast en Pink Delight heeft dit ook niet aannemelijk gemaakt, dat Pink Delight reeds ten tijde van het indienen van de aanvraag van de bouwvergunning concrete plannen had om in twee fasen uit te breiden. Daarnaast heeft te gelden dat het niet kunnen doorgaan van de uitbreiding in de tweede fase niet het directe en logische gevolg is van de weigering van de uitbreiding in de eerste fase. De schade staat kortom in een te ver verwijderd verband tot het onrechtmatig handelen van de Gemeente. Deze schade was voor de Gemeente ook niet voorzienbaar.
Daarnaast heeft DLV de schade berekend, uitgaande van een onjuiste periode. De juiste periode is van 14 januari 1999 tot en met 18 juli 2001, danwel 14 april 1999 tot en met 18 oktober 2001. De berekeningen van DLV zijn voorts willekeurig en onjuist.
4.4 Betwist wordt dat Pink Delight een bedrag ad € 8.205,05 aan DLV heeft voldaan. Subsidiair heeft te gelden, dat in het rapport van DLV wordt uitgegaan van verkeerde uitgangspunten, zodat deze kosten niet kunnen worden aangemerkt als redelijke kosten ter vaststelling van de schade.
4.5 Betwist wordt dat Pink Delight een bedrag ad € 5.378,43 aan buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt.
5 De beoordeling
5.1 De Gemeente heeft allereerst betoogd dat zij slechts jegens [persoon 1] als aanvrager van de bouwvergunning onrechtmatig heeft gehandeld en niet jegens Pink Delight. Voorts heeft zij betwist dat een eventuele vordering van [persoon 1] uit dien hoofde overgegaan is op Pink Delight.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. De bouwvergunning is aangevraagd ten behoeve van de bedrijfsactiviteit, dus ten behoeve van de kwekerij. Zoals blijkt uit het hiervoor onder 2.3 vermelde vaststaande feit, werd de kwekerij ten tijde van de aanvraag van de bouwvergunning uitgeoefend in de vorm van een vennootschap onder firma en is de onderneming later ingebracht in Pink Delight. Voor de Gemeente moet het mitsdien duidelijk zijn geweest dat de bouwvergunning is aangevraagd en de procedures daaromtrent zijn gevoerd ten behoeve van de vennootschap onder firma en later de besloten vennootschap. Pink Delight heeft ook onbetwist gesteld dat indien de Gemeente het noodzakelijk zou hebben geacht dat de bouwvergunning omgezet zou worden op de naam van Pink Delight deze omzetting slechts een formaliteit zou zijn geweest. De Gemeente heeft derhalve niet onrechtmatig gehandeld jegens [persoon 1], doch jegens Pink Delight en het is ook Pink Delight die de schade heeft geleden door het onrechtmatig besluit van de Gemeente de bouwvergunning niet te verlenen. Hieruit volgt dat Pink Delight de vordering tot schadevergoeding toekomt.
5.2 De Gemeente heeft betwist dat Pink Delight de intentie had om de bouwvergunning daadwerkelijk te gebruiken. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. In beginsel kan ervan uit worden gegaan dat de aanvrager van een bouwvergunning ook daadwerkelijk de intentie heeft deze vergunning uiteindelijk te gebruiken. Onder omstandigheden kan dit anders zijn, doch zodanige omstandigheden zijn gesteld noch gebleken, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat er ten tijde van het aanvragen van de bouwvergunning bij Pink Delight de intentie bestond de aangevraagde vergunning te gebruiken.
5.3 De Gemeente heeft voorts betwist dat Pink Delight de mogelijkheid zou hebben gehad gebruik te maken van de aangevraagde bouwvergunning in verband met de benodigde financiering. Zij heeft in dat verband gesteld dat de financiële positie van Pink Delight niet rooskleurig was en er vóór het moment van het aanvragen van de bouwvergunning nooit overleg is geweest met een bank omtrent een financiering. Pink Delight heeft hier tegenover gesteld dat er weliswaar geen definitief geformaliseerd plan was, doch dat destijds in opdracht van de kwekerij door DLV een inventariserend economisch onderzoek is uitgevoerd naar de economische wenselijkheid en financiële haalbaarheid van het plan de bestaande kwekerij uit te breiden. De uitkomst van dit onderzoek is met Pink Delight besproken en vervolgens is er een stappenplan opgesteld. Ter onderbouwing heeft zij de conceptberekeningen die destijds zijn opgesteld overgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheden dat op het moment van de aanvraag van de bouwvergunning nog geen definitief bedrijfsplan voorhanden was en nog geen financiering was aangevraagd onvoldoende zijn om de conclusie te rechtvaardigen dat financiering niet haalbaar zou zijn geweest. Blijkbaar bestond er op het moment van het aanvragen van de bouwvergunning bij Pink Delight en DLV voldoende vertrouwen dat de benodigde financiering verkregen zou kunnen worden. Dit vertrouwen is echter op zichzelf onvoldoende om ook als vaststaand aan te nemen dat deze financiering verkregen had kunnen worden als de Gemeente op 14 januari 1999 de bouwvergunning niet had geweigerd, doch verleend.
Op Pink Delight rust krachtens artikel 150 Rv de bewijslast van haar stelling dat zij de benodigde financiering zou hebben verkregen om de uitbreiding in de eerste fase te realiseren. Alvorens haar tot dit bewijs toe te laten, zal de rechtbank haar in de gelegenheid stellen bij akte aan te geven hoe zij dit bewijs wenst te leveren. Indien zij hiertoe een deskundigenbericht noodzakelijk acht, kan zij zich in die akte uitlaten over aantal en persoon van de deskundige(n), de aan deze(n) te stellen vragen en de hoogte van het voorschot. De Gemeente zal bij antwoordakte mogen reageren.
5.4 Indien te zijner tijd vast komt te staan dat Pink Delight begin 1999 niet de benodigde financiering had kunnen verkrijgen, komt daarmee tevens vast te staan dat zij geen schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige besluit en ligt haar vordering voor afwijzing gereed.
In het geval vast komt te staan dat Pink Delight wel de benodigde financiering had kunnen verkrijgen, is aannemelijk dat zij schade heeft geleden door het onrechtmatige besluit van de Gemeente en dient de hoogte van deze schade bepaald te worden. Voor dat geval overweegt de rechtbank als volgt.
5.5 Pink Delight heeft gesteld dat zij geen gebruik heeft gemaakt van de op 18 juli 2001 door de Gemeente verleende bouwvergunning omdat zij op dat moment de benodigde financiering niet meer kon verkrijgen als gevolg van haar verslechterde financiële positie. De Gemeente heeft dit betwist, daartoe stellende dat het eigen vermogen van Pink Delight in 2001 slechts gering is gedaald ten opzichte van die in 1999. Bovendien heeft Pink Delight nimmer concrete stappen ondernomen om de benodigde financiering te verkrijgen.
De rechtbank overweegt dat krachtens artikel 150 Rv op Pink Delight de bewijslast rust van haar stelling dat zij in de periode na 18 juli 2001 de benodigde financiering om de uitbreiding in de eerste fase te realiseren niet meer kon verkrijgen. In de hiervoor onder 5.3 vermelde akte kan Pink Delight aangeven hoe zij dit bewijs wenst te leveren. Indien zij hiertoe een deskundigenbericht noodzakelijk acht, kan zij zich in die akte uitlaten over aantal en persoon van de deskundige(n), de aan deze(n) te stellen vragen en de hoogte van het voorschot. De Gemeente zal bij antwoordakte mogen reageren.
5.6 Voor het geval te zijner tijd komt vast te staan dat Pink Delight na 18 juli 2001 wel de benodigde financiering had kunnen verkrijgen, dient de schadeperiode beperkt te worden tot de periode 14 januari 1999 tot en met 18 juli 2001.
Pink Delight heeft nog aangevoerd dat deze periode verlengd dient te worden tot 31 oktober 2001 in verband met de bouwvoorbereiding die enige tijd vergt. De rechtbank gaat echter aan deze stelling voorbij, nu op grond van het feit dat er begin 1999 nog geen financiering was aangevraagd aangenomen moet worden dat als de bouwvoorbereiding op dat moment als was begonnen, deze nog niet in een vergevorderd stadium kan zijn geweest. Ook indien de bouwvergunning op 14 januari 1999 zou zijn verleend, had Pink Delight derhalve niet direct met de bouw kunnen beginnen. Er zijn geen omstandigheden gesteld of anderszins gebleken op grond waarvan moet worden aangenomen dat de voorbereidingsperiode begin 1999 substantieel korter zou zijn geweest dan die in de tweede helft van 2001.
5.7 Voor het geval te zijner tijd komt vast te staan dat Pink Delight na 18 juli 2001 niet meer de benodigde financiering kon verkrijgen, overweegt de rechtbank als volgt. In dat geval dient ook de schade die Pink Delight na 18 juli 2001 heeft geleden door de Gemeente vergoed te worden en wel tot 1 juli 2007, nu Pink Delight haar vordering kennelijk tot die periode heeft beperkt.
Partijen twisten voor dat geval over de vraag of er bij de schadeberekening vanuit gegaan moet worden dat in 2002 nogmaals een uitbreiding van de kassen (de tweede fase) zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat bij deze berekening hiermee geen rekening gehouden moet worden, nu dit in een te ver verwijderd verband tot de onrechtmatige gedraging staat. Zij overweegt daartoe als volgt. Vast staat dat er nog slechts een conceptbedrijfsplan was. Indien al aangenomen moet worden dat op basis daarvan inderdaad de intentie bestond om in een later stadium een tweede uitbreiding te realiseren, spelen te veel onzekere factoren een rol bij de vraag of deze uitbreiding ook daadwerkelijk gerealiseerd zou zijn indien de vergunning op 14 januari 1999 zou zijn verleend. Hierbij valt onder meer te denken aan de financiële positie van Pink Delight en de vraag of een tweede bouwvergunning door de Gemeente zou zijn verleend.
5.8 Wat betreft de schadeberekening overweegt de rechtbank als volgt. Beide partijen gaan er uiteindelijk (terecht) vanuit dat bij deze berekening de bedrijfseconomische benadering tot uitgangspunt dient te worden genomen. Beide partijen hebben hun stellingen ten aanzien van de hoogte van de schade onderbouwd door inschakeling van eigen deskundigen. Nu deze deskundigen blijkbaar niet tot een gezamenlijke schadeberekening zijn gekomen, is de rechtbank van oordeel dat op dit punt een deskundigenbericht noodzakelijk zal zijn. Het komt de rechtbank geraden voor eerst de hiervoor onder 5.3 en 5.5 vermelde geschilpunten af te ronden, zodat de rechtbank de periode waarover de schade berekend dient te worden vast kan stellen alvorens een schadeberekening wordt gemaakt.
5.9 Iedere overige beslissing wordt aangehouden in afwachting van de aktewisseling.
6 De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
verwijst de zaak naar de rol van 29 april 2009 voor het nemen van een akte door Pink Delight als hiervoor bedoeld onder 5.3 en 5.5, waarna de Gemeente bij antwoordakte zal kunnen reageren.
Dit vonnis is gewezen door mr. Fiege.
Uitgesproken in het openbaar.
204