Zaak-/rolnummer: 314373 / HA ZA 08-2158
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser],
wonende te Rotterdam,
eiser,
advocaat mr. G.J. Houweling,
de vennootschap onder firma TREFPUNT MAKELAARDIJ, gevestigd te Rotterdam,
[gedaagde-1], wonende te [ABC], gemeente Bernisse,
[gedaagde-2], wonende te [XYZ],
gedaagden,
advocaat mr. P.H.Ch.M. van Swaaij.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiser]" respectievelijk "Trefpunt", "[gedaagde-1]" en "[gedaagde-2]" en gedaagden gezamenlijk als "Trefpunt c.s.".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
dagvaardingen d.d. 18 en 19 augustus 2008 en de door [eiser] overgelegde producties;
- conclusie van antwoord;
tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 24 december 2008, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 1 april 2009.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast:
2.1 Trefpunt is een onderneming die zich toelegt op onder andere de aan- en verkoop van en de handel in onroerende zaken. [gedaagde-1] en [gedaagde-2] zijn vennoten van Trefpunt.
2.2 Tussen [eiser] en Trefpunt is op enig moment een overeenkomst (hierna: de geldleningsovereenkomst) tot stand gekomen, waarin – voor zover van belang – het volgende is vermeld:
“Geldleningovereenkomst (renteloos)
Als partijen met elkaar afspreken dat de schuldenaar geen rente verschuldigd is over de hoofdsom kan de inspecteur stellen dat sprake is van een (belaste) schenking. Dit kan niet als partijen vastleggen dat de hoofdsom te allen tijde opeisbaar is, en dit ook daadwerkelijk het geval is.
De ondergetekenden:
a. de heer, [eiser]), (...)
hierna te noemen de Schuldeiser
en
b. de vennootschap onder firma Trefpunt Makelaardij, (...), vertegenwoordigd door dhr [gedaagde-2] en dhr. [gedaagde-1]
hierna te noemen de Schuldenaar
overwegende:
dat de Schuldeiser een lening heeft verstrekt aan de Schuldenaar;
dat het saldo van de lening per december 2005 het positieve resultaat uit de verkoop van de Delfgauwstraat 86 bedraagt;
dat partijen mondeling de bepalingen waaronder de geldlening is verstrekt zijn overeengekomen;
dat partijen het mondeling overeengekomene thans schriftelijk wensen vast te leggen,
verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
1. De Schuldeiser heeft aan Schuldenaar ter leen verstrekt een bedrag van saldo uit verkoop [adres], welk bedrag (hierna: de hoofdsom) de Schuldenaar aanvaart. De Schuldeiser stelt de hoofdsom op per december 2005 aan de Schuldenaar ter beschikking.
2. De Schuldenaar is over de hoofdsom geen rente verschuldigd, tenzij de Schuldenaar in verzuim is en de Schuldeiser schriftelijk wettelijke rente vordert.
(…)
4. De Schuldenaar zal in verzuim na rechtsgeldige ingebrekestelling als bedoeld in artikel 6:82 Burgerlijk Wetboek (BW).
Hieraan kan nog worden toegevoegd:
5. De Schuldenaar is verplicht op eerste verzoek van de Schuldeiser ten genoege van de Schuldeiser zekerheid te stellen.
Alle kosten waartoe deze overeenkomst van geldlening aanleiding geeft, of de toekomst zal geven, daaronder die welke de Schuldeiser nodig zal oordelen te maken tot behoud ter uitoefening van zijn rechten, komen ten laste van de Schuldenaar. (…)
Aldus in tweevoud opgemaakt en getekend, te (plaats) op (datum)
De Schuldenaar: Trefpunt Makelaardij [gedaagde-2] [gedaagde-1]
De Schuldeiser: dhr. [eiser]
(handgeschreven: Rabo [nummer])”
De geldleningsovereenkomst is door [eiser], [gedaagde-2] en [gedaagde-1] ondertekend.
2.3 [eiser] heeft het appartementsrecht gelegen aan de [adres], waaraan in de geldleningsovereenkomst wordt gerefereerd, in 2005 verkocht. Blijkens een ongedateerde “nota van afrekening” van Van der Valk Netwerk Notarissen heeft de overdracht op 16 december 2005 plaatsgevonden en bedroeg het batig saldo uit deze verkoop € 51.064,50. Dit bedrag is in opdracht van [eiser] door Van der Valk Netwerk Notarissen in december 2005 uitbetaald op een aan Trefpunt toebehorende bankrekening en door Trefpunt ontvangen.
2.4 Bij brief van 21 april 2008 heeft [eiser] het volgende aan Trefpunt c.s. medegedeeld:
“Met betrekking tot de door mij aan u verstrekte geldlening, verzoek ik u thans conform onze overeenkomst een betalingsvoorstel te doen.
Gaarne hoor ik zo spoedig mogelijk van u doch binnen 10 dagen.
Bij gebreke waarvan ik u voor alsdan in gebreke stel.”
2.5 Bij brief van 2 mei 2008 heeft [eiser] het volgende aan Trefpunt c.s. medegedeeld:
“Onder verwijzing naar mijn brief van 21 april stel ik u bij deze in gebreke.
Ik stel u bij deze nogmaals in de gelegenheid te komen met een voorstel.
Mocht ik binnen 5 dagen wederom niets van u vernemen zie ik mij genoodzaakt gerechtelijke maatregelen te nemen.”
2.6 Bij brief van 5 juni 2008 heeft de gemachtigde van [eiser], J.S. Pols, het volgende aan Trefpunt c.s. medegedeeld:
“(…)
Indien vóór vrijdag 13 juni a.s. geen betaling van het volledige verschuldigde bedrag ontvangen wordt (…), zal zonder nadere aankondiging een kort geding aanhangig gemaakt worden. Daarbij zal naast de hoofdsom eveneens de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten gevorderd worden.
(…)”
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Trefpunt, [gedaagde-1] en [gedaagde-2] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser] te betalen het bedrag van € 51.064,50, met rente en kosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiser] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 Partijen zijn, eerst mondeling en later schriftelijk, een geldlening overeengekomen. [eiser] heeft daartoe het batig saldo uit de verkoop van het appartementsrecht [adres] op een bankrekeningnummer [12.23.56.789] ten name van Trefpunt uitbetaald. Trefpunt zou dit bedrag aanwenden voor de aan- en verkoop van onroerend goed in Duitsland en [eiser] zou in de winst daarvan meedelen.
3.2 Partijen zijn bij de geldleningsovereenkomst overeengekomen dat de lening te allen tijde opeisbaar zal zijn. Bij brieven van 21 april 2008 en 2 mei 2008 heeft [eiser] de lening opgeëist, en heeft [eiser] Trefpunt een redelijke termijn gesteld om tot terugbetaling van de lening over te gaan. Op 5 juni 2008 heeft de gemachtigde van [eiser], de heer Pols, Trefpunt c.s. opnieuw een redelijke termijn gesteld om tot betaling over te gaan.
3.3 [eiser] is geen bedragen aan Trefpunt, [gedaagde-1] of [gedaagde-2] verschuldigd. Er kan niet door Trefpunt c.s. worden verrekend.
3.4 [eiser] heeft buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 350,- gemaakt, welke hij op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b en c BW alsmede op grond van de geldleningovereenkomst van Trefpunt c.s. vordert.
[eiser] vordert wettelijke rente over de hoofdsom van € 51.064,50 vanaf 2 mei 2008.
3.6 [eiser] vordert veroordeling van Trefpunt c.s. in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 14 dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis.
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
Trefpunt c.s. heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 Partijen zijn geen geldlening overeengekomen. De keuze om de betaling door [eiser] in de overeenkomst aan te duiden als een geldlening, is om redenen van boekhoudkundige aard gemaakt. Het bedrag is eerst gestort op een bankrekening van Trefpunt, waarna het bedrag is overgeboekt op de rekening van [gedaagde-2]. De betaling door [eiser] van € 51.064,50 aan Trefpunt was bedoeld als aanbetaling voor door [eiser] Vastgoed B.V. verschuldigde en aan [gedaagde-2] toekomende courtage, én voor door [eiser] in privé aan [gedaagde-2] verschuldigde bedragen. Deze betaling dient met de aan [gedaagde-2] verschuldigde bedragen te worden verrekend. Trefpunt c.s. is niets aan [eiser] verschuldigd.
4.2 Partijen zijn niet overeengekomen dat de geldlening te allen tijde opeisbaar zou zijn. [gedaagde-1] heeft het model dat aan de geldleningsovereenkomst ten grondslag ligt van internet gehaald en de aanhef is slechts een tip van de opsteller van het stuk. Dat de lening te allen tijde opeisbaar zou zijn, is ook nimmer de bedoeling van partijen geweest.
4.3 Partijen zijn overeengekomen dat Trefpunt c.s. geen rente verschuldigd zou zijn.
4.4 Trefpunt c.s. is geen buitengerechtelijke kosten verschuldigd, omdat de door [eiser] gestelde werkzaamheden alle behoren tot gerechtelijke werkzaamheden waarvoor een wettelijk forfaitair bedrag geldt.
5.1 Tussen partijen staat vast dat [eiser] een bedrag van € 51.064,50 heeft gestort op een aan Trefpunt toebehorende bankrekening en dat Trefpunt dit bedrag heeft ontvangen. Tussen partijen is in geschil of [eiser] dit bedrag uit hoofde van een tussen partijen overeengekomen geldlening heeft voldaan óf dat dit bedrag bestemd was als aanbetaling voor door [eiser] Vastgoed B.V. en [eiser] in privé verschuldigde bedragen aan [gedaagde-2].
5.2 De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat [eiser] enerzijds en [gedaagde-1] en [gedaagde-2] in hun hoedanigheid van vertegenwoordigers van Trefpunt anderzijds de onder 2.2 genoemde geldleningsovereenkomst hebben ondertekend. De overeenkomst draagt als titel “Geldleningovereenkomst (renteloos)” en uit deze overeenkomst blijkt dat partijen zijn overeengekomen dat [eiser] aan Trefpunt een geldlening verstrekt ter grootte van het saldo uit de verkoop van [adres]. Voorts blijkt uit deze overeenkomst dat dit bedrag door Trefpunt zal worden aanvaard. Blijkens de onder 2.3 genoemde nota van afrekening van Van der Valk Notarissen bedraagt het batig saldo uit de verkoop van [adres] € 51.064,50. [eiser] heeft gesteld dat hij dit bedrag op de bankrekening van Trefpunt heeft laten storten en Trefpunt c.s. erkent dat zij dit bedrag heeft ontvangen.
Het verweer van Trefpunt c.s. (i) dat het door [eiser] op de bankrekening van Trefpunt gestorte bedrag bestemd was als aanbetaling voor door [eiser] Vastgoed B.V. en [eiser] in privé aan [gedaagde-2] verschuldigde bedragen en (ii) dat de betaling om redenen van boekhoudkundige aard in de vorm van een geldleningsovereenkomst is gegoten, roepen te veel onbeantwoorde vragen op. Van Trefpunt c.s. mocht worden verwacht dat zij haar stellingen op dit punt gedetailleerder en gedocumenteerder had onderbouwd. Haar stellingen leveren daarom op dit punt onvoldoende feitelijke grondslag op om haar tot bewijslevering toe te laten. Anders dan Trefpunt c.s. aanvoert ziet de rechtbank in de door [eiser] overgelegde productie 10 bij dagvaarding geen aanknopingspunt ter ondersteuning van het verweer dat [eiser] (Vastgoed B.V.) € 51.064,50 aan [gedaagde-2] verschuldigd is. Gelet op het voorgaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [eiser] aan Trefpunt een geldlening ten bedrage van € 51.064,50 heeft verstrekt.
5.3 Artikel 6:127 lid 2 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat een schuldenaar de bevoegdheid tot verrekening heeft, wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering. De vereisten van lid 2 zijn cumulatief. Het vereiste, dat twee personen wederkerig elkaars schuldenaren zijn, is essentieel. Uit dit vereiste vloeit voort dat verrekening niet plaatsvindt ten aanzien van een vordering en een schuld die in van elkaar gescheiden vermogens vallen. Voorts kan een schuldenaar niet een aan verschillende personen toekomend gezamenlijk vorderingrecht in verrekening brengen op één zijner crediteuren. Het tweede vereiste is dat de prestatie die de schuldenaar te vorderen heeft aan zijn schuld moet beantwoorden. Door verrekening voldoet de schuldenaar zijn schuld als het ware met hetgeen hij van zijn wederpartij te vorderen heeft. Vereist is dat deze prestatie aan zijn schuld ‘beantwoordt’, of anders gezegd dat hij bevoegd zou zijn de schuld met het hem verschuldigde te betalen. De vordering waarop Trefpunt c.s. zich ter verrekening beroept, is onvoldoende onderbouwd. Immers, Trefpunt c.s. stelt dat zowel [eiser] Vastgoed B.V. als [eiser] in privé bedragen verschuldigd zijn aan [gedaagde-2], maar laat na concreet aan te geven om welke bedragen het concreet gaat en welke bedragen zij te vorderen heeft. Onduidelijk blijft voorts waarmee en met wie deze vordering verrekend moet worden. De rechtbank verwerpt daarom het door Trefpunt c.s. gedane beroep op verrekening.
5.4 Ten aanzien van de opeisbaarheid van de geldlening overweegt de rechtbank als volgt. Partijen zijn in de geldleningsovereenkomst niet uitdrukkelijk overeengekomen of, en zo ja per wanneer, de geldlening opeisbaar is. Het door Trefpunt c.s. opgeworpen verweer dat de geldlening niet opeisbaar is, nu dit blijkt uit de inhoud van de geldleningsovereenkomst faalt. Anders dan Trefpunt c.s. betoogt, kan op grond van de aanhef van de overeenkomst niet worden geoordeeld dat partijen zijn overeengekomen dat de geldlening niet te allen tijd opeisbaar is. Ook het verweer van Trefpunt c.s. dat het nimmer de bedoeling van partijen is geweest dat de geldlening opeisbaar zou worden, moet als onvoldoende gemotiveerd worden verworpen. Ingevolge artikel 6:38 BW kan een verbintenis, indien geen tijd voor nakoming is bepaald, terstond worden nagekomen en kan terstond nakoming worden gevorderd. [eiser] heeft ten aanzien van de geldleningsovereenkomst bij brief van 21 april 2008 om een betalingsvoorstel gevraagd. Deze brief kan worden aangemerkt als een vordering tot nakoming als bedoeld in voornoemd wetsartikel, hetgeen betekent dat de vordering van [eiser] uit de geldleningsovereenkomst per 21 april 2008 opeisbaar is geworden. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de door [eiser] gevorderde hoofdsom van € 51.064,50 toewijsbaar is.
5.5 De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente als volgt. Uit de geldleningsovereenkomst volgt dat Trefpunt geen rente verschuldigd is, tenzij zij in verzuim is en [eiser] schriftelijk wettelijke rente vordert. Het door Trefpunt c.s. gevoerde verweer dat is overeengekomen dat Trefpunt geen rente verschuldigd zou zijn, is derhalve juist voor zover Trefpunt niet in verzuim is geraakt. Zulks is tussen partijen ook niet in geschil. Bij brief van 2 mei 2008 heeft [eiser] Trefpunt in gebreke gesteld en Trefpunt een termijn van 5 dagen voor nakoming gegeven. Nakoming door Trefpunt binnen deze door [eiser] gestelde termijn is uitgebleven. Dit brengt mee dat Trefpunt ingevolge artikel 6:82 lid 1 BW per 8 mei 2008 in verzuim is met de nakoming van zijn verbintenis. De heer Pols heeft bij schrijven van 5 juni 2008 namens [eiser] de wettelijke rente gevorderd indien vóór 13 juni 2008 het verschuldigde bedrag niet zou zijn voldaan. De rechtbank zal, gelet op de inhoud van de geldleningsovereenkomst, de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 juni 2008 toewijzen.
5.6 De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, nu onvoldoende is gesteld en evenmin is gebleken dat het gaat om verrichtingen die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237-240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
5.7 Trefpunt c.s. zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding. De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na aanzegging van dit vonnis.
veroordeelt Trefpunt, [gedaagde-1] en [gedaagde-2] hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen het bedrag van € 51.064,50 (zegge: éénenvijftigduizend vierenzestig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW over dit bedrag vanaf 13 juni 2008 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt Trefpunt, [gedaagde-1] en [gedaagde-2] in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] bepaald op € 1.130,- aan vast recht, op € 85,44 aan overige verschotten en op € 1.788,- aan salaris voor de advocaat;
bepaalt dat Trefpunt, [gedaagde-1] en [gedaagde-2] de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 Burgerlijk Wetboek verschuldigd zijn over de proceskosten vanaf veertien dagen na aanzegging van dit vonnis aan Trefpunt, [gedaagde-1] en [gedaagde-2] tot aan de dag der voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog.
Uitgesproken in het openbaar.
1902/548