RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 308042 / HA ZA 08-1354
Uitspraak: 13 mei 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de naamloze vennootschap ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. J. Kneppelhout,
- tegen -
[gedaagde],
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. P.H.Ch.M. van Swaaij.
Partijen worden verder aangeduid als "ING" respectievelijk "[gedaagde]".
1 Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het vonnis van 3 september 2008, waarbij het [gedaagde] in het incident is toegestaan om [bedrijf 1], gevestigd te 's-Hertogenbosch, in vrijwaring op te roepen, en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek tevens vermeerdering van eis, met een productie;
- de conclusie van dupliek, tevens reactie op vermeerdering van eis.
2 Het geschil
ING vordert, na vermeerdering van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om aan ING te betalen:
"I. EUR 154.041,14, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 4 juni 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. EUR 21.993,52, te weten het bedrag aan verschuldigde wettelijke handelsrente van 26 februari 2007 tot 4 juni 2008, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 mei 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. de (buiten)gerechtelijke kosten, vooralsnog begroot op EUR 12.938,33, althans een bedrag waarvan de Rechtbank vindt dat ING Bank in redelijkheid aanspraak kan maken, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 juni 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. een en ander te vermeerderen met de nakosten ten belope van EUR 199,--, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
Met de veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure indien de hierboven onder III genoemde vordering niet of niet volledig zal worden toegewezen."
[gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd weersproken en concludeert tot afwijzing daarvan, met veroordeling van ING, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding, de kosten van [gedaagde] in de vrijwaringsprocedure daarin begrepen.
3 De beoordeling
3.1 Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast:
a. In mei 1997 heeft ING (in twee delen) een (eerste) hypothecaire geldlening verstrekt aan [persoon 1] en [persoon 2] (hierna: [personen 1 en 2]).
b. Omdat [personen 1 en 2] niet voldeed aan zijn verplichtingen uit hoofde van de hypothecaire geldlening heeft ING bij brief van 2 mei 2006 aan [gedaagde] opdracht gegeven om over te gaan tot de executoriale verkoop van het onderpand, een bungalow te Rosmalen.
c. Op 10 juli 2006 heeft [gedaagde], met medeweten en instemming van ING, aan [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1]) opdracht verstrekt tot openbare verkoop van de bungalow.
d. [bedrijf 1] heeft op basis van opgaven van ING en [gedaagde] (aanzeggings)exploten uitgebracht en een concept proces-verbaal opgesteld. Daarin is uitgegaan van de twee door ING opgegeven leningdelen.
e. Op 19 september 2006 is de bungalow geveild. De opbrengst bedroeg € 620.000,00. Op 21 september 2006 heeft ING aan [gedaagde] bericht dat tot gunning kon worden overgegaan.
f. Bij faxbericht van 1 november 2006 heeft ING [gedaagde] als volgt bericht:
"Naar aanleiding van het telefonisch onderhoud van hedenmiddag delen wij u mede dat onze vordering uit hoofde van een rekening courant krediet, waarvoor een 2e hypothecaire inschrijving ad € 300.000,00 op bovengenoemd pand, per heden € 313.261,75 (excl rente en kosten vanaf 01.10.2006) bedraagt.
Wij verzoeken u het ons toekomende deel, na aflossing van de le hypotheek ook ten behoeve van de ING Bank, waarvoor u separaat een opgave ontvangt, over te boeken naar rekening [bankrekeningnummer 1] tnv ING Bank Breda ovv [persoon 1]."
g. Bij brieven van 1 november 2006 heeft ING [personen 1 en 2] twee aflossingsnota's doen toekomen ter zake van de (eerste) hypothecaire geldlening. De totalen van deze aflossingsnota's bedragen € 243.599,93 respectievelijk € 216.304,89. In totaal derhalve € 459.904,82. ING heeft deze aflossingsnota's ook aan [gedaagde] verstrekt.
h. Op 15 november 2006 heeft [gedaagde] ING gevraagd om ook ter zake van de tweede hypotheek een aflossingsnota te verstrekken. ING heeft [gedaagde] daarop te kennen gegeven dat de onder f hiervoor genoemde fax van 1 november 2006 als de verlangde aflossingsnota beschouwd kon worden.
i. Bij verzoekschrift ex artikel 3:270, lid 3, BW, door de rechtbank 's-Hertogenbosch ontvangen op 20 november 2006, is de voorzieningenrechter in die rechtbank verzocht goed te keuren de verklaring van ING, dat zij op 2 november 2006 van [personen 1 en 2] nog te vorderen had een totaalbedrag van "€ 773.166,57 plus rente p.m., althans het bedrag dat onder de notaris rust, welk bedrag door de [notaris] aan ING uitgekeerd kan worden, uit de door de koper onder de notaris gestorte koopsom betreffende de litigieuze onroerende zaak". Bij beschikking van 8 december 2006 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch de verklaring van ING goedgekeurd.
j. De beschikking van 8 december 2006 is op 19 december 2006 door [gedaagde] ontvangen. Bij faxbericht van 19 december 2006 heeft [gedaagde] de beschikking aan [bedrijf 1] en aan ING toegezonden.
k. [bedrijf 1] heeft aan ING ter delging van de eerste hypothecaire vordering een bedrag doen toekomen van € 459.783,87. Het restantbedrag ten bedrage van € 154.041,14 heeft [bedrijf 1] overgemaakt aan beslagleggers en aan [personen 1 en 2]
l. Op 19 januari 2007 bleek [gedaagde] dat het restantbedrag onjuist was uitbetaald.
m. Regrespogingen hebben geen succes gehad.
n. [bedrijf 1] heeft het volgende chronologisch feitenoverzicht opgesteld:
"Feiten
[gedaagde] (hierna [gedaagde]) heeft op 2 mei 2006 een opdracht ontvangen van de ING Bank NV (hierna ING) en tlv dhr [persoon 1] en [persoon 3] (hierna [persoon 3]);
? [bedrijf 1] (hierna [bedrijf 1]) krijgt op 10 juli 2006 verzoek namens [gedaagde] (hierna [gedaagde]) in voormeld veilingdossier een aantal taken uit te voeren;
? Veilingopdracht bevat twee vorderingen gezamenlijk tgv circa € 434.000,00 (inclusief rente e. d.);
? [bedrijf 1] gebruikt voormeld bedrag in de uitgebrachte exploten; [gedaagde] ontvangt hiervan een kopie;
? Object wordt geveild op 19 september met een opbrengst ad € 620.000,00;
? [bedrijf 1] stuurt [gedaagde] conceptafrekening op 25 oktober met daarin mededeling dat [bedrijf 1] € 459.783,87 zal overmaken naar ING Bank conform aflossingsnota’s;
? Restant ad € 154.041,14 zal worden verdeeld tussen beslagleggers en eigenaar;
? Akte van kwijting (en daarmee eigendomsoverdracht) is verleden op 1 november 2006;
? Verkoper (ING) dient een verklaring ex artikel 3:270 te overleggen vóór eigendomsoverdracht ivm uitkering voormelde vordering ING;
? [bedrijf 1] belt en schrijft per e-mails diverse malen naar [gedaagde] over stand van zaken ivm uitblijven verklaring;
? Ondertussen zijn [persoon 3] en de drie beslagleggers onderling akkoord over verdeling restantopbrengst;
? [bedrijf 1] ontvangt schriftelijke instemming [persoon 3];
? Uiteindelijk na laatste e-mail van [bedrijf 1] dd 19 december 2006 (waarin expliciet staat gemeld dat de eigenaar en de beslagleggers zitten te wachten op de restantopbrengst) ontvangt [bedrijf 1] op 20 december 2006 de desbetreffende verklaring;
? Op verzoek van partijen gaat [bedrijf 1] nog op 20 december (aan ING) en op 21 december (aan overige partijen) over tot uitkering.