ECLI:NL:RBROT:2009:BI9014

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
254604 / HA ZA 06-307
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Zelm van Eldik
  • A. Sprenger
  • M. van Schouwenburg-Laan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van uitvoerbaarverklaring van arbitrale vonnissen in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 juni 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen SNP Petrom S.A. (hierna: Petrom) en NIS Oil Industry of Serbia (hierna: NIS). Petrom vorderde de vernietiging van een beschikking van de voorzieningenrechter van 3 november 2005, waarbij een Ordonnance d’Exequatur van de Président du Tribunal de Grande Instance te Parijs uitvoerbaar werd verklaard in Nederland. Deze beschikking betrof de uitvoerbaarheid van arbitrale vonnissen die door het International Court of Arbitration in Parijs waren gewezen, waarbij Petrom was veroordeeld tot betaling aan NIS.

De rechtbank oordeelde dat de voorzieningenrechter ten onrechte de Ordonnance d’Exequatur uitvoerbaar had verklaard in Nederland, omdat deze beslissing buiten het toepassingsgebied van de EEX-Verordening valt. De rechtbank stelde vast dat de arbitrale vonnissen niet onder de EEX-Verordening vallen en dat er geen andere grond was voor de uitvoerbaarverklaring in Nederland. Hierdoor werd de beschikking van 3 november 2005 vernietigd.

Daarnaast werd NIS veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Petrom, die tot dat moment € 319,93 aan verschotten en € 1.808,- aan advocaatkosten bedroegen. De rechtbank verklaarde de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Petrom werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot nietigverklaring van het beslagverlof dat was verleend in de beschikking van 3 november 2005, omdat tegen een dergelijk verlof geen hogere voorziening mogelijk is. De rechtbank concludeerde dat NIS ten onrechte had verzocht om de Ordonnance d’Exequatur in Nederland uitvoerbaar te verklaren, en dat de beschikking van de voorzieningenrechter niet in stand kon blijven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 254604 / HA ZA 06-307
Uitspraak: 3 juni 2009
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van:
de vennootschap naar het recht van de plaats van vestiging
SNP PETROM S.A.,
gevestigd te Boekarest, Roemenië,
eiseres,
advocaat: mr. O.E. Meijer
- tegen -
de vennootschap naar het recht van het land harer vestiging
DRUSTVO ZA ISTRAZIVANJE, PROIZVODNJU, PRERADU, DISTRIBUCIJU I PROMET NAFTE I NAFTNIH DERIVATA I ISTRAZIVANJE I PROIZVODNJU PRIRODNOG GASA NAFTANA INDUSTRIJA SRBIJE A.D. NOVI SAD, NARODNOG FRONTA 12,
handelend als rechtsopvolger van en onder de naam van NIS OIL INDUSTRY OF SERBIA, NIS JUGOPETROL,
gevestigd te Novi Sad, Servië en Montenegro,
gedaagde,
advocaat: mr. E.A. Bik.
Eiseres wordt hierna ook aangeduid als “Petrom”, gedaagde ook als “NIS”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- exploot van dagvaarding van 2 december 2005, met drie producties;
- incidentele conclusie zijdens NIS, met zeven producties;
- conclusie van antwoord in het incident, met één productie;
- pleitnota in het incident, zijdens NIS;
- pleitnotities in het incident, zijdens Petrom;
- vonnis in incident d.d. 24 januari 2007;
- conclusie van antwoord, met zeven producties;
- conclusie van repliek;
- conclusie van dupliek, met drie producties;
- pleitnota zijdens NIS;
- pleitnotities zijdens Petrom.
2 De vaststaande feiten
2.1
De rechtbank verwijst naar haar vaststelling van de feiten in het vonnis in het incident van 24 januari 2007. De voor de onderhavige beslissing van belang zijnde feiten vat de rechtbank als volgt samen.
2.2
Bij beslissing van 18 oktober 2004 (hierna: Ordonnance d’Exequatur) heeft de Président du Tribunal de Grande Instance in Parijs, Frankrijk, de tussen NIS als eiseres en Petrom als een van de verweerders door het International Court of Arbitration van de International Chamber of Commerce in Parijs (hierna: het arbitragehof) gewezen arbitrale vonnissen, waarbij Petrom is veroordeeld tot betaling aan NIS, in Frankrijk uitvoerbaar verklaard.
2.3
Bij verzoekschrift van 3 november 2005 heeft NIS aan de voorzieningenrechter in deze rechtbank verzocht een beslissing van 10 juli 2003 van The High Court of Justice, Queen’s Bench Division, Commercial Court, te Londen, Verenigd Koninkrijk en/of de genoemde Ordonnance d’Exequatur uitvoerbaar in Nederland te verklaren en tevens aan haar toestemming te verlenen uit hoofde van die uitvoerbaarverklaring zonder voorafgaand bevel beslag te leggen op het aan Petrom toebehorende zeeschip “Histria Topaz”. De voorzieningenrechter heeft dat verzoek bij beschikking van 3 november 2005 ingewilligd met dien verstande dat het exequatur werd verleend ten aanzien van (slechts) de genoemde Ordonnance d’Exequatur.
2.4
NIS heeft uit hoofde van de beschikking van de voorzieningenrechter van 3 november 2005 beslag laten leggen op de “Histria Topaz”.
2.5
Petrom heeft inmiddels voldaan aan de veroordeling(en) door het arbitragehof.
3 De vordering en het verweer
3.1
Petrom vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de genoemde beschikking van de voorzieningenrechter van 3 november 2005 zal nietig verklaren, althans vernietigen, althans intrekken, met veroordeling van NIS in de proceskosten.
3.2
Petrom voert daartoe – kort gezegd – het volgende aan.
De Ordonnance d’Exequatur is niet vatbaar voor uitvoerbaarverklaring in Nederland. Het betreft een exequatur op een arbitraal vonnis. Een dergelijke beslissing valt buiten het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo).
Ten onrechte heeft de voorzieningenrechter de Ordonnance d’Exequatur ingevolge de EEX-Vo uitvoerbaar verklaard in Nederland. Evenzeer ten onrechte heeft NIS uit dien hoofde beslag laten leggen op de “Histria Topaz”.
3.3
De conclusie van NIS strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van Petrom in haar vordering, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Petrom in de proceskosten.
3.4
NIS voert daartoe – kort gezegd – het volgende aan.
Petrom heeft geen belang bij haar vordering omdat Petrom aan de veroordeling(en) in de arbitrale vonnissen heeft voldaan.
De Ordonnance d’Exequatur leent zich wel degelijk voor uitvoerbaarverklaring in Nederland.
Voor zover de verklaring van uitvoerbaarheid niet gegeven had kunnen worden op grond van de Ordonnance d’Exequatur, had die wel gegeven kunnen worden op grond van de beslissing van 10 juli 2003 van The High Court of Justice, Queen’s Bench Division, Commercial Court, te Londen, zodat de rechtbank de beslissing van 3 november 2005 in stand dient te houden, maar daarbij voornoemde beslissing van 10 juli 2003 uitvoerbaar dient te verklaren.
4 De beoordeling
4.1
Zoals is overwogen in rov. 5.2 van het tussenvonnis – en de rechtbank blijft daarbij – betreft de vordering van Petrom (niet meer of anders dan) een rechtsmiddel in de zin van artikel 43 e.v. EEX-Vo ten aanzien van de beschikking van de voorzieningenrechter van 3 november 2005 voor zover daarbij werd beslist dat de Ordonnance d’Exequatur, inhoudende een verleend exequatur op tussen partijen door het arbitragehof gewezen arbitrale vonnissen waarbij Petrom werd veroordeeld tot betaling aan NIS, uitvoerbaar is in Nederland.
4.2
Waar NIS uit hoofde van de beschikking van 3 november 2005 beslag heeft laten leggen op een schip van Petrom en laatstgenoemde wegens dat beslag mogelijk schade heeft geleden, heeft Petrom voldoende belang bij haar vordering.
4.3
Uit de bij dagvaarding in het geding gebrachte Ordonnance d’Exequatur in samenhang met de als productie 9 bij conclusie van antwoord overgelegde “Expédition exécutoire d’une sentence arbitrale” blijkt dat de Ordonnance d’Exequatur is gegeven ter tenuitvoerlegging in Frankrijk van gedeponeerde arbitrale vonnissen. De Ordonnance d’Exequatur bevat geen beoordeling door de Président du Tribunal de Grande Instance van enig standpunt van (een van de) partijen.
4.4
Zoals uit het bij dagvaarding in het geding gebrachte afschrift blijkt, houdt de beschikking van 3 november 2005 (slechts) in de uitvoerbaarverklaring in Nederland van de Ordonnance d’Exequatur.
4.5
Ingevolge artikel 1 lid 2 aanhef en onder d) EEX-Vo valt de arbitrage buiten het materiële toepassingsgebied van die verordening. Net zoals het geval was onder het daaraan voorafgaande regime van het EEX-verdrag, strekt het erkennings- en tenuitvoerleggingsregime van de EEX-Vo zich niet uit over rechterlijke beslissingen over verzoeken tot uitvoerbaarverklaring van arbitrale beslissingen. Daarom komt de Ordonnance d’Exequatur niet in aanmerking voor (erkenning en) uitvoerbaarverklaring ingevolge de EEX-Vo.
Enige andere grond voor uitvoerbaarverklaring in Nederland van de Ordonnance d’Exequatur is gesteld noch gebleken.
4.6
Derhalve heeft NIS ten onrechte verzocht de Ordonnance d’Exequatur in Nederland uitvoerbaar te verklaren. De voorzieningenrechter heeft dat verzoek ten onrechte ingewilligd. De beschikking van 3 november 2005 kan daarom niet in stand blijven.
4.7
Uit het vorenstaande vloeit voort dat de vordering tot vernietiging van de beschikking van 3 november 2005 voor zover daarbij de Ordonnance d’Exequatur in Nederland uitvoerbaar werd verklaard behoort te worden toegewezen.
4.8
Feiten of omstandigheden op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat de beschikking van 3 november 2005 nietig is zijn gesteld noch gebleken.
4.9
Voor zover de vordering van Petrom mede inhoudt een vordering tot nietigverklaring, vernietiging of intrekking van in de beschikking van 3 november 2005 verleend beslagverlof, is Petrom niet-ontvankelijk in die vordering, omdat ingevolge de laatste volzin van artikel 700 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tegen verleend verlof tot conservatoir beslag geen hogere voorziening mogelijk is.
4.1
In hetgeen NIS ( in de conclusie van antwoord onder punt 24 en in de conclusie van dupliek onder de punten 46 tot en met 48) aanvoert over wijziging dan wel conversie van de beschikking van 3 november 2005 (met inbegrip van het betoog dat de beslissing van The High Court of Justice, Queen’s Bench Division, Commercial Court te Londen van 10 juli 2003 uitvoerbaar dient te worden verklaard) leest de rechtbank geen behoorlijk in het geding gebracht “rechtsmiddel” in de zin van artikel 43 e.v. EEX-Vo tegen de beschikking van 3 november 2005. Daarom gaat de rechtbank daaraan voorbij.
4.11
NIS zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.12
Tegen de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft NIS geen verweer gevoerd. Uiteraard kan alleen de proceskostenveroordeling bij voorraad uitvoerbaar worden verklaard.
5 De beslissing
De rechtbank
vernietigt de beschikking van de voorzieningenrechter van 3 november 2005 voor zover daarbij de Ordonnance d’Exequatur van 18 oktober 2004 in Nederland uitvoerbaar werd verklaard;
veroordeelt NIS in de aan de zijde van Petrom gevallen proceskosten, tot deze uitspraak bepaald op € 319,93 aan verschotten (waarvan € 248,- aan griffierecht) en € 1.808,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart Petrom niet-ontvankelijk in haar vordering tot nietigverklaring, vernietiging of intrekking van bij beschikking van 3 november 2005 verleend beslagverlof;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Van Zelm van Eldik, Sprenger en Van Schouwenburg-Laan.
Uitgesproken in het openbaar en wegens afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolrechter.
1928/1885/010