De rechtbank komt nu toe aan het betoog van eiser dat – kort weergegeven – inhoudt dat verweerder de boerderij ten onrechte als monument heeft aangewezen omdat de boerderij niet monumentwaardig is en verweerder ten onrechte het advies van de monumentencommissie inzake de monumentwaardigheid heeft overgenomen. In het advies en de redengevende omschrijving staan volgens eiser feitelijke onjuistheden. Daarnaast betoogt eiser dat de cultuurhistorische waarde van de boerderij geringer is dan waar verweerder van uitgaat.
Volgens de waardestelling in de redengevende omschrijving is de uit de negentiende eeuw daterende boerderij met welput van cultuur-, architectuurhistorische en typologische waarde als representatief voorbeeld en specimen van het zogenaamde Zuid-Hollandse ‘kop-romp’ type in ambachtelijke-traditionele trant. De boerderij is situationeel van belang als beëindiging van de lintbebouwing aan “het perceel” nabij de gemeentegrens met Barendrecht. In de omschrijving wordt het uiterlijk van de boerderij en het interieur van de schuur beschreven, waarbij de omschrijving ten aanzien van de schuur in het bijzonder de fraaie houten (grenen) kapconstructie met dwarsgebinten, korbelen, ankerbalken en rietbedekking noemt en diverse hooizolders en toegang tot een (gedeeltelijke) vliering (oostzijde). Ook noemt de omschrijving een ovaalvormige gemetselde welpunt (lees: welput) met fraaie in natuursteen uitgevoerde gedecoreerde schouw, als zijnde van belang als historisch functioneel onderdeel van de boerderij.
Eiser heeft in reactie op de redengevende omschrijving over de monumentwaardigheid van de boerderij het advies Elsing ingebracht. Volgens dit advies is de redengevende omschrijving op punten aantoonbaar onjuist en onvolledig. De welput wordt omschreven als een leefkuil gemetseld van moderne kalkzandsteen met barbecue, die omstreeks 1970 is aangelegd. Er is geen sprake van hooizolders. De architectuurhistorische waarde, typologische waarde en situationele ligging zijn geen monumentale waarden volgens de gemeentelijke monumentenverordening. Alleen een zekere cultuurhistorische waarde wordt in het advies onderkend, welke echter wordt verminderd door de wijzigingen aan deuren, ramen, luiken en achtergevel en doordat de historische stedenbouwkundige structuur van de omgeving sinds 1965 sterk is gewijzigd en geheel verstoord, waardoor een herkenbare relatie met een agrarische omgeving niet meer aanwezig is. Bovendien is de boerderij van een algemeen Zuid-Hollands type en verkeert de boerderij in bouwkundig bijzonder slechte staat. Bij het advies van Elsing zijn foto’s gevoegd van de zijkant (straatzijde) van de boerderij, van de directe omgeving, van de achtergevel in het schuurgedeelte, van een nieuwe muur en tussenverdieping in het schuurgedeelte, van gebint in het schuurgedeelte, van het muurwerk van het schuurgedeelte, van het interieur van het voorhuis en van de buitenzijde van de deur en ramen van het voorhuis.
In het advies van de monumentencommissie wordt nader ingegaan op de monumentwaardigheid van de boerderij. Dit advies memoreert dat het Rotterdams Jaarboekje uit 1932 een artikel bevat over de boerderij. Hierin wordt vermeld dat deze stamt uit 1678, in 1849 is afgebrand en in 1850 weer is herbouwd naar het oorspronkelijke plan, Het artikel vermeldt tevens een “wapensteen, gemetseld in de nieuwe muur (1932) van de wetput.” Dit is de steen die tegenwoordig te zien is boven de deurpartij in de zijgevel van het voorhuis, aldus het advies. Volgens het advies is de boerderij uit oogpunt van cultuurhistorische waarde van bijzonder belang als uitdrukking van het agrarische verleden van het gebied en als ankerpunt in wat vroeger een landelijk gebied was, maar nu een stadsrand is met sterk uiteenlopende functies. De boerderij is naar de mening van de commissie van stedenbouwkundige zeldzaamheid vanwege de vrije ligging van het gehele boerenerf temidden van een sterk geïndustrialiseerde omgeving. Volgens het advies is dit mogelijk het laatst overgebleven exemplaar van monumentale boerderijen die voorheen langs de Dordtsestraatweg en de vroegere Achterdijk (nu Kooiwalweg) stonden. Het advies vervolgt dat in de schuur/stal de sporen van agrarische bedrijfsvoering nog goed zichtbaar zijn. Dit komt zelden nog voor. De schuur wordt in het advies omschreven als “grote opslagcapaciteit met oorspronkelijke rieten kap. Nog aanwezige ‘groep’ (inpandige verblijfplaats voor koeien) met voederbakken en strontgoot. De fraaie houten kapconstructie van handmatige geschaafde houden delen en pen-en-gat verbindingen is nog intact, doch aangetast door houtworm.”
Bij het advies van de monumentencommissie zijn wel historische foto’s van de boerderij met erf zijn gevoegd, maar geen foto’s van de actuele staat van de boerderij met erf of van de welput. De redengevende omschrijving bevat een foto van de zijkant en voorkant (straatzijde) van de boerderij.
Over de feitelijke toestand van het monument bestaat onduidelijkheid. De redengevende omschrijving en het advies van de monumentencommissie noemen beide een op het erf aanwezige welput. Eiser bestrijdt dat een welput aanwezig is. Desgevraagd heeft verweerder niet aan kunnen tonen dat er een welput op het erf van de boerderij is. In de redengevende omschrijving worden diverse hooizolders aangeduid. Eiser bestrijdt ook dat er hooizolders in de schuur zijn. Op de bij de redengevende omschrijving en het advies van de monumentencommissie gevoegde foto’s of op de bij het advies van Elsing gevoegde foto’s zijn noch een welput, noch hooizolders te zien. De rechtbank is van oordeel dat de onduidelijkheid over het bestaan van de welput en de hooizolders betekent dat verweerder onvoldoende kennis heeft vergaard omtrent de feiten die voor de aanwijzing van de boerderij als beschermd gemeentelijke monument relevant zijn.
De rechtbank constateert bovendien dat het primaire besluit, de redengevende omschrijving en het advies van de monumentencommissie niet op elkaar aansluiten voor wat betreft de omschrijving van het monument. Dit betreft ten eerste het interieur van de schuur. Het advies noemt in dit verband de in de schuur aanwezige kapconstructie en “groep” met voederbakken en strontgoot, terwijl de redengevende omschrijving volstaat met een omschrijving van de kapconstructie. Daarbij geeft de omschrijving aan dat er diverse hooizolders zijn en dat er toegang is tot een (gedeeltelijke) vliering. Nog ervan afgezien dat het bestaan van de hooizolders onduidelijk is, ook de betekenis van deze hooizolders en de toegang tot de vliering voor de monumentale waarde van de boerderij is niet duidelijk. De redengevende omschrijving benoemt verder een in de tuin aanwezige welput van belang als historisch functioneel onderdeel van de boerderij. Ook ervan afgezien dat over het bestaan van deze put twijfels zijn, sluit de redengevende omschrijving in zoverre niet aan op het primaire besluit, omdat dit besluit slechts de boerderij, en niet de welput, als monument aanwijst. In zoverre is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd.
De redengevende omschrijving dient een voldoende basis te vormen voor de waardering van de monumentale waarde van de boerderij. Deze beschrijving dient adequaat aan te geven waarin de monumentale waarde van de boerderij is gelegen, de waardering dient zijn grondslag te vinden in juist vastgestelde feiten en dient te blijven binnen de bandbreedte van de beoordelingsvrijheid die de aanwijzingsbevoegdheid biedt (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 29 november 2006, LJN: AZ3200). Voor de rechtszekerheid van eiser is een duidelijke en correcte omschrijving van groot belang, omdat het, ingevolge artikel 8 van de verordening, na aanwijzing van de boerderij als monument, verboden is de boerderij te beschadigen of te vernietigen, en eiser na aanwijzing een vergunning nodig heeft om de boerderij af te mogen breken, te verstoren, te verplaatsen of te wijzigen, te herstellen, of te (laten) gebruiken op een dusdanige wijze dat het wordt ontsiert of in gevaar gebracht. In hoeverre een aangevraagde vergunning een onaanvaardbare aantasting vormt op de monumentale waarde van de boerderij, wordt beoordeeld aan de hand van de redengevende omschrijving. De geconstateerde onduidelijkheid over de feitelijke toestand van de boerderij en de diffuse grondslag van de monumentale waardering leiden tot de conclusie dat het besluit om het aanwijzingsbesluit te handhaven, ook in zoverre niet voldoende is gemotiveerd. Het betoog van verweerder ter zitting dat ook zonder de welput en het interieur de monumentale waarde van de boerderij zodanig is dat dit de aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument kan dragen, doet hieraan niet af.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat in de aanwijzing bij het bepalen van de monumentwaardigheid belangen hebben meegewogen die daarin niet thuis horen (architectuurhistorische en typologische waarde en situationele ligging zijn geen monumentale waarden) en dat de historische context van de boerderij ernstig is verstoord door de sterk geïndustrialiseerde omgeving van de boerderij, waardoor de cultuurhistorische waarde van de boerderij negatief wordt beïnvloedt. Op grond van de verordening kan alleen al vanwege een cultuurhistorische waarde tot aanwijzing van een monument worden overgegaan. Deze cultuurhistorische waarde is blijkens het primaire besluit de reden om tot aanwijzing over te gaan. Dat de omgeving van de boerderij is geïndustrialiseerd, doet aan de cultuurhistorische waarde van de boerderij niet af.
Onvoldoende duidelijk is of de boerderij een uniek exemplaar is. Volgens het advies van de monumentencommissie van 19 mei 2008 zou de boerderij mogelijk het laatst overgebleven exemplaar zijn. In een overzicht bezwaren en reacties van de gemeente Rotterdam wordt gesteld dat het raadzaam zou zijn geweest als de gemeente in het kader van de bezwaarprocedure een uitgebreider cultuurhistorisch onderzoek naar de boerderij had laten doen. In zijn verweerschrift erkent verweerder dat er meer van dit soort boerderijen in IJsselmonde zijn. De rechtbank constateert dat de zeldzaamheid van de boerderij en daarmee de monumentale waarde ervan, niet vast staan. Het onderzoek is in zoverre onvoldoende zorgvuldig voorbereid.