ECLI:NL:RBROT:2009:BJ5748
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L.J. van Die
- Rechtspraak.nl
Burenrecht en mandeligheid tussen aangrenzende patiobungalows
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om een geschil tussen buren over de mandeligheid van een muur en de plaatsing van beplanting aan de erfgrens. De eisers, eigenaren van een patiobungalow, vorderden dat de gedaagde, hun buur, zou worden veroordeeld tot het verwijderen van beplanting en het herstellen van een muur. De rechtbank oordeelde dat de muur tussen de patio van de eisers en de woning van de gedaagde niet als mandelig kon worden aangemerkt, omdat deze muur slechts aan één zijde bebouwd was. De rechtbank stelde vast dat de patiomuur niet als mandelig kon worden beschouwd, omdat deze niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor mandeligheid. De eisers hadden geen hinder van de poort die door de gedaagde aan de muur was bevestigd, en de gedaagde had rechtmatig gebruik gemaakt van de muur voor het bevestigen van de poort en het aanbrengen van beplanting.
Daarnaast werd de schutting tussen de buitentuinen van partijen beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de schutting op de erfgrens was geplaatst en dat de gedaagde niet inbreuk maakte op het eigendomsrecht van de eisers. De rechtbank oordeelde dat de beplanting aan de voorzijde van de woningen door de gedaagde in strijd was met artikel 5:42 BW, omdat deze zich binnen de voorgeschreven afstand van de erfgrens bevond. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers in conventie af, behalve die met betrekking tot de beplanting, die werd toegewezen. In reconventie werd de gedaagde veroordeeld om de beplanting te verwijderen en de kosten van het geding werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.