4. De beoordeling van het geschil
4.1. Op grond van artikel 7:214 BW is de huurder slechts bevoegd tot het gebruik van de zaak dat is overeengekomen. Uit artikel 1.3 van de huurovereenkomst blijkt dat het volgende werd overeengekomen: ”Het gehuurde zal door of vanwege de huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als winkelruimte ten behoeve van de bereiding en verkoop van vis”. De te beantwoorden vraag is derhalve of [opposante] het gehuurde overeenkomstig deze bestemming gebruikt.
4.2. Ter zitting heeft [opposante] doen toelichten dat zij voornamelijk vis verkoopt en daarnaast op verzoek van klanten ook andere gerechten, gebaseerd op de Turkse keuken, klaarmaakt en verkoopt. Vijf Werelddelen heeft juist het tegenovergestelde scenario beschreven. De visverkoop zou nog slechts bijzaak zijn. Omdat de standpunten zo tegenstrijdig zijn heeft de kantonrechter, met partijen, een bezoek gebracht aan het gehuurde om zelf te kunnen constateren wat er zoal wordt verkocht. De kantonrechter oordeelt dat hetgeen hij heeft aangetroffen niet of nauwelijks nog kan worden aangeduid als een viswinkel. Zeer prominent is de winkelruimte herkenbaar als een zaak waar shoarma en andere op de turkse keuken gebaseerde gerechten worden verkocht. Boven de verkoopcounter zijn alleen plaatjes aangebracht van deze gerechten en het is overduidelijk dat de verkoop van deze producten de hoofdmoot van de bedrijfsactiviteiten vormt. Daarnaast worden ook visproducten verkocht. In de koeling waren alleen lekkerbekken, kibbeling, schol en mosselen aanwezig. Al deze producten waren alleen geschikt om te worden gefrituurd. Verder werd nieuwe haring verkocht. Ook waren enkele gerookte makrelen aanwezig. Het assortiment kwam overeen met de op de klapborden voor de winkel aangeprezen waren. De winkelpui vermeldt niet dat van een viswinkel sprake is. Voor de voorbijganger is niet duidelijk dat van een viswinkel sprake is. De winkel heeft de uitstraling van een snackbar, dan wel shoarmazaak waar, als bijzonderheid, ook nog gefrituurde visproducten kunnen worden gekocht. Van een viswinkel mag een andere uitstraling verwacht worden. Vooral mag daar worden verwacht dat ook verse vis wordt verkocht. Daarvan is geen sprake. De verse schol was geheel schoongemaakt en klaar om te worden gefrituurd. Andere verse vis, behoudens de Hollandse nieuwe, was niet aanwezig.
4.3. De kantonrechter komt op grond van zijn voornoemde waarnemingen tot het oordeel dat het gehuurde niet langer wordt gebruikt in overeenstemming met de bestemming. Daarbij moet worden bedacht dat een zekere branchevervaging, in die zin dat ook wel andere producten worden verkocht, niet meteen leidt tot een bestemmingswijziging. Zo kan de verkoop van shoarma, naast vis, niet zonder meer als een bestemmingswijziging worden aangemerkt. In dat licht gezien is de aanwezigheid van een shoarmarol in de zaak niet zonder meer aan te merken als een wijziging van de bestemming. Dat wordt echter anders als de verkoop en bereiding van vis een bijzaak is geworden. De kantonrechter oordeelt dat het laatste hier aan de orde is.
4.4. De gewijzigde bestemming van het gehuurde kan worden aangemerkt als een niet nakoming door [opposante] van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. Vijf Werelddelen heeft er recht op en belang bij om de overeengekomen bestemming van het gehuurde te handhaven met het oog op de branchering in het kleine winkelcentrum waarin het gehuurde is gehuisvest. Het feit dat ook elders in het winkelcentrum haring wordt verkocht en dat ook de supermarkt in het winkelcentrum verpakte vis verkoopt maakt dat niet anders. De verkoop van verpakte vis is niet vergelijkbaar met de verkoop van verse vis. De verkoop van nieuwe haring in een bar is evenmin vergelijkbaar met de verkoop van nieuwe haring in een viswinkel. [opposante] heeft uiteraard belang bij het voortzetten van zijn onderneming, maar zij heeft geen enkel argument naar voren gebracht waaruit haar belang blijkt om in plaats van een viswinkel een shoarmazaak/snackbar te gaan exploiteren. Het belang van [opposante] om op de huidige voet de exploitatie voort te zetten is minder groot dan het belang van Vijf Werelddelen om haar huurders te houden aan de overeengekomen bestemming. Of Vijf Werelddelen een stok zoekt om [opposante] kwijt te raken is een bewering waarover de kantonrechter zich geen oordeel kan vormen, alleen al omdat de bewering niet met feiten wordt onderbouwd.
4.5. Het vonnis waartegen verzet is ingesteld wordt bekrachtigd en [opposante] wordt belast met de kosten van het verzet.