ECLI:NL:RBROT:2009:BJ6341

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/662 F
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.C. de Prenger-de Kwant
  • H.W. Vogels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet niet ontvankelijk verklaard in faillissementsprocedure met betrekking tot WATERWORLD B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 augustus 2009 uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure met betrekking tot WATERWORLD B.V. De rechtbank heeft het verzet van de opposant, die geen schuldeiser in de zin van de faillissementswet is, niet-ontvankelijk verklaard. De opposant had verzet aangetekend tegen de uitdelingslijst, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldeed aan de voorwaarden om als schuldeiser te worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant, die eerder als bestuurder van de gefailleerde had gefunctioneerd, geen vorderingen had die door de curator waren erkend of voorwaardelijk waren toegelaten. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen plaats was voor een kostenveroordeling, omdat het verzet niet was aangewend ter verificatie van een vordering en er reeds een andere schuldeiser met een erkende vordering in verzet was gekomen. De uitspraak is gedaan door mr. H.W. Vogels, in aanwezigheid van griffier mr. L.T.A. van Eck. De procedure is gestart met een bezwaarschrift van de opposant op 9 juli 2009, en de curator heeft op 27 juli 2009 verweer gevoerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een openbare zitting, waarbij de curator aanwezig was en zijn standpunt heeft toegelicht. De rechter-commissaris heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Insolventienummer: 06/662 F
Uitspraak: 4 augustus 2009
Beschikking van de enkelvoudige kamer
op het bezwaarschrift ex artikel 184 lid 1 Fw van:
[opposant],
wonende te [woonplaats],
opposant,
in het faillissement van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WATERWORLD B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
curator [de curator],
rechter-commissaris mr. I.C. de Prenger-de Kwant (eerder mr. E.I. Batelaan-Boomsma).
Betrokken partijen worden hierna aangeduid als “[opposant]”, “gefailleerde”, “curator” respectievelijk “rechter-commissaris”.
1. Het verloop van de procedure
1.1 De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het bezwaarschrift van [opposant] van 9 juli 2009;
- het verweerschrift van de curator van 27 juli 2009;
- de brief van [opposant] van 30 juli 2009;
- het schriftelijke rapport ex artikel 185 lid 2 Fw van de rechter-commissaris van 4 augustus 2009.
1.2 De rechter-commissaris heeft bepaald dat het verzet op de openbare terechtzitting van 4 augustus 2009 om 11.00 uur zal worden behandeld. De rechtbank heeft [opposant] en de curator hiervan bij brief van 15 juli 2009 op de hoogte gesteld.
1.3 Op30 juli 2009 heeft [opposant] de rechtbank per fax verzocht om uitstel van de behandeling, omdat zijn advocaat op dat moment in het buitenland was. De rechtbank heeft het verzoek om uitstel niet gehonoreerd, vanwege de in artikel 185 Fw – ten behoeve van de bij afwikkeling van faillissementen gewenste spoed – voorgeschreven termijn van behandeling van het verzet, alsmede vanwege de termijn waarop het verzoek om uitstel de rechtbank bereikte, te weten daags voor de geplande zitting.
1.4 De rechtbank heeft het verzet van [opposant] (alsmede dat van een andere opposante) behandeld ter openbare terechtzitting op 4 augustus 2009 om 11.00 uur. De curator is ter zitting verschenen. De curator heeft zijn standpunt ter zitting nader toegelicht. Na afloop van de behandeling heeft de rechtbank ter zitting, mondeling, uitspraak gedaan.
2. De feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Bij vonnis van 22 augustus 2006 van deze rechtbank is de gefailleerde in staat van faillissement verklaard met benoeming van de curator als zodanig. De rechter-commissaris is als zodanig bij beschikking van 26 juni 2009 benoemd.
2.2 [opposant] is vanaf de oprichting tot het faillissement bestuurder van de gefailleerde geweest. [opposant] heeft destijds vorderingen van hemzelf, zijn echtgenote, zijn moeder en zijn kinderen bij de curator ingediend ter verificatie. Op 27 november 2008 hebben de curator en [opposant] een overeenkomst gesloten, waarbij is afgesproken dat voornoemde vorderingen zouden worden ingetrokken en dat [opposant] als bestuurder niet aansprakelijk zou worden gesteld voor het tekort in het faillissement. Alle betrokken partijen hebben sindsdien aan deze overeenkomst uitvoering gegeven.
2.3 De verificatievergadering is gehouden op 19 december 2008. Blijkens het proces-verbaal van de verificatievergadering hebben [opposant], noch zijn echtgenote, moeder en kinderen, een vordering op de gefailleerde.
2.4 De uitdelingslijst, waaraan de rechter-commissaris op de voet van artikel 180 Fw goedkeuring heeft verleend, is op 30 juni 2009 op de griffie van de rechtbank ter inzage gelegd.
3. Het verzet en de grondslag ervan
[opposant] heeft gesteld – kort weergegeven – dat de curator onzorgvuldig heeft gehandeld in de afhandeling van het faillissement.
4. Het standpunt van de curator
De curator heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De curator verzoekt primair [opposant] niet ontvankelijk te verklaren en, subsidiair, het verzet ongegrond te verklaren, met veroordeling van [opposant] in de kosten van de procedure.
5. Het standpunt van de rechter-commissaris
De rechter-commissaris refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
6. De beoordeling
6.1 De rechtbank heeft de hiervoor bedoelde brief van [opposant] van 9 juli 2009, door de rechtbank per fax op 9 juli 2009 ontvangen, aangemerkt als een bezwaarschrift in de zin van artikel 184 Fw. Het verzet is tijdig, te weten binnen tien dagen nadat de uitdelingslijst ter griffie van de rechtbank ter inzage is gelegd, ingesteld.
6.2 Artikel 184 Fw geeft schuldeisers met een, erkende of voorwaardelijk toegelaten, vordering de mogelijkheid om tegen de gedeponeerde uitdelingslijst in verzet te komen. Nu [opposant] geen schuldeiser in de hiervoor bedoelde betekenis van de gefailleerde is, dient hij niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzet.
6.3 Ten aanzien van de door de curator gevorderde kostenveroordeling overweegt de rechtbank als volgt. Voor een kostenveroordeling is in een procedure als onderhavige geen plaats, tenzij (a) het verzet wordt gebruikt door een niet-geverifieerde schuldeiser die met het in verzet komen enkel beoogt alsnog verificatie van zijn vordering te bewerkstelligen (b) en niet tevens door een ander op de voet van 184 Fw verzet is gedaan. Nu [opposant] zijn verzet niet heeft aangewend ter verificatie van zijn vordering en tevens een schuldeiser met een erkende vordering tegen de uitdelingslijst in verzet is gekomen, is voor een kostenveroordeling geen plaats.
7. De beslissing
De rechtbank,
- verklaart [opposant] niet ontvankelijk in zijn verzet.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.W. Vogels in aanwezigheid van mr. L.T.A. van Eck als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
2057/1954