Zaak-/rolnummer: 305595 / HA ZA 08-1004
Uitspraak: 2 september 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. A.J. Rijsterborgh,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PRORAIL B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. J.F. van der Stelt.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” respectievelijk “Prorail”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 10 april 2008 en de door [eiser] overgelegde producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 24 september 2008, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 20 januari 2009;
- akte aan zijde van Prorail, met producties;
- conclusie van repliek (door [eiser] antwoordakte genoemd), met producties;
- conclusie van dupliek.
2 De vordering
De vordering luidt – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Prorail te veroordelen aan [eiser] te betalen een bedrag van € 20.709,09 met rente en kosten.
[eiser] heeft aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
2.1 Op 5 februari 2005 omstreeks 21.30 uur heeft [eiser] met zijn bromfiets (scootermodel) een aanrijding gehad met een goederentrein bij de onbewaakte spoorwegovergang nabij de kruising van de [straat 1] en de [straat 2] te [plaats] (stoplichtpaal 18.3).
2.2 Deze spoorwegovergang was op het moment van de aanrijding niet voorzien van werkende waarschuwingslichten of waarschuwingsgeluiden, waardoor [eiser] door de rijdende goederentrein, die vanuit de [straat 2] kwam, werd verrast. Toen [eiser] de trein ontwaarde, is hij gaan remmen, waarbij hij over de kop is gevlogen en vervolgens tegen de zijkant van de goederentrein is gebotst.
2.3 Prorail is verantwoordelijk voor het aanbod van veilige treinpaden, alsmede het beheer en onderhoud van het Nederlandse spoorsysteem. Aangezien de waarschuwingslichten en de geluidsinstallatie ten tijde van het ongeval niet functioneerden, is Prorail aansprakelijk voor de gevolgen van het aan [eiser] overkomen ongeval.
2.4 [eiser] heeft als gevolg van het ongeval klachten aan beide knieën. Door zijn medische beperkingen heeft hij gedurende twee jaren geen werkzaamheden kunnen verrichten, waardoor hij inkomsten heeft gemist. Daarnaast is [eiser] niet meer in staat om zijn hobby, de judosport, te beoefenen. De door [eiser] als gevolg van het ongeval geleden materiële en immateriële schade worden begroot op een totaalbedrag ad € 17.260,-.
2.5 De kosten van medische informatie en adviezen en de buitengerechtelijke kosten bedragen gezamenlijk € 3.449,09.
3 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
Prorail heeft daartoe het volgende aangevoerd:
3.1 Betwist wordt dat het ongeval, zoals door [eiser] gesteld, zich heeft voorgedaan. Subsidiair worden de door [eiser] gestelde omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden betwist. Indien [eiser] zich aan de maximumsnelheid van 30 km/u heeft gehouden, was de situatie ter plekke zodanig dat [eiser] de trein tijdig had kunnen en moeten zien aankomen. Hij had dus tijdig kunnen en moeten stoppen.
3.2 Het is onmogelijk dat de betreffende goederentrein wit sein heeft gekregen (sein veilig), terwijl de rode lichten voor het wegverkeer niet hebben gebrand c.q. het geluidssignaal niet hoorbaar is geweest. De rode lichten en het geluidssignaal voor het wegverkeer zijn rechtstreeks verbonden met het seinbeeld voor de trein. Als het sein niet ‘veilig’ (wit licht) toont, mag de trein de weg niet oversteken. Als dat toch is gebeurd, is dat een handelen in strijd met de regels zijdens de betreffende spoorwegmaatschappij, zijnde de gebruiker van de betreffende spooraansluiting. Prorail kan hier als beheerder niet aansprakelijk voor worden gehouden.
3.3 In het geval de aansprakelijkheid van Prorail desondanks zou komen vast te staan, is zij van mening dat er sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW aan de zijde van [eiser], waardoor Prorail niet aansprakelijk is, althans haar schadevergoedingsverplichting vervalt.
3.4 Betwist wordt dat [eiser] materiële en immateriële schade heeft geleden als gevolg van het door hem gestelde ongeval.
4 De beoordeling
4.1 De rechtbank is van oordeel dat in het midden kan blijven of het gestelde ongeval inderdaad het plaatsgevonden, hetgeen Prorail heeft betwist, nu [eiser] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die, indien juist, tot het oordeel kunnen leiden dat Prorail aansprakelijk gehouden kan worden voor dit ongeval. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
4.2 Tussen partijen is niet in geschil dat de betreffende spoorwegovergang is beveiligd met een Halfautomatische Verkeerinstallatie voor Overwegen (HAVIO genoemd). Hierbij wordt de aanwezigheid van een spoorwegovergang met zogenaamde andreaskruizen aangegeven en wordt met een rood knipperlicht en geluidssignalen aan het wegverkeer aangegeven dat een trein de spoorwegovergang zal gaan passeren. Voor een dergelijke overweg geldt voorts dat langs het spoor vóór de overweg een sein staat waarin rood of wit licht wordt getoond. In het geval het sein wit licht toont, wordt aan het wegverkeer bij de achterliggende overweg een rood verkeerslicht in de zin van de Wegenverkeerswet getoond. Prorail heeft gesteld dat voor de onderhavige spoorwegovergang geldt dat indien het sein een wit licht toont het sein ‘op zicht’ mag worden voorbijgereden. Prorail heeft voorts gesteld dat ‘op zicht’ betekent dat het treinpersoneel de verplichting heeft op te letten en in te grijpen als zich, ondanks wit licht in het sein, toch obstakels op de kruising van het spoor met de openbare weg bevinden. [eiser] heeft deze stellingen van Prorail niet betwist.
4.3 Prorail heeft gesteld dat het bij een HAVIO gaat om een handmatige beveiliging, hetgeen betekent dat de bestuurder van de trein alvorens de overgang op te rijden, de trein stilzet en handmatig in het sleutelkastje de sleutel omdraait. Daarna gaan de geluidssignalen aan en springen de lichten voor het wegverkeer op rood. Dan volgt een wit sein voor de trein, waarna deze de overgang kan overrijden.
[eiser] heeft dit betwist en gesteld dat het betreffende systeem zo is ingericht dat de machinist de treindienstleider dient te telefoneren die vervolgens de installatie inschakelt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan dit geschilpunt in het midden blijven. In beide gevallen ligt de verantwoordelijkheid van het op juiste wijze inschakelen van de installatie bij het treinpersoneel. Ófwel dient het treinpersoneel zelf het systeem in te schakelen ófwel dient het treinpersoneel de treindienstleider te bellen om het systeem in te schakelen. Voorts mag in beide gevallen het treinpersoneel pas de spoorwegovergang oprijden als het zich ervan verzekerd heeft dat de installatie is ingeschakeld en de kruising met de openbare weg vrij is. Zelfs als de stelling van [eiser] juist is dat het systeem een storing had, waardoor mogelijk het sein voor de trein wel op wit stond, maar het licht voor het wegverkeer niet op rood en de geluidssignalen evenmin aan waren, kan Prorail hiervoor niet aansprakelijk worden gehouden. In dat geval had het treinpersoneel dit bij het inschakelen van het systeem moeten opmerken en hiervan een melding moeten maken bij de treindienstleider.
Uit het voorgaande volgt dat als het door [eiser] gestelde ongeval inderdaad heeft plaatsgevonden dit te wijten is aan het nalaten van het treinpersoneel dat in dienst is van de spoorwegmaatschappij (de gebruiker van het spoor). Prorail kan hiervan als spoorbeheerder geen verwijt worden gemaakt.
4.4 [eiser] heeft nog betoogd dat Prorail ook als het gaat om een nalaten van het treinpersoneel aansprakelijk is, nu het hier een onveilige spoorwegovergang betreft, die niet voorzien is van slagbomen en afhankelijk is van menselijk handelen. Prorail had, nu zij door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is belast met de zorg voor veilige spoorwegovergangen, zodanige maatregelen moeten treffen dat de bewuste spoorwegovergang niet uitsluitend afhankelijk was van menselijk handelen, aldus [eiser].
De rechtbank gaat aan deze stelling voorbij. Op Prorail rust de verplichting zodanige maatregelen te treffen dat het wegverkeer op adequate wijze beveiligd wordt tegen de gevaren die een spoorwegovergang met zich brengt. Een veiligheidssysteem als de onderhavige (HAVIO) dient beschouwd te worden als een adequate maatregel voor een spoorwegovergang als de onderhavige. Het gaat immers om een spoorwegovergang waarbij de trein eerst algeheel tot stilstand dient te worden gebracht alvorens deze de overgang (met zeer geringe snelheid) mag passeren. Prorail mag er hierbij op vertrouwen dat het treinpersoneel op juiste wijze gebruik maakt van dit systeem. Uit de overgelegde stukken blijkt voorts dat Prorail voorschriften voor het treinpersoneel heeft waarin de handelingen staan beschreven die verricht dienen te worden alvorens de betreffende spoorwegovergang wordt overgestoken. De op Prorail rustende verplichting gaat niet zo ver dat Prorail gehouden is slechts maatregelen te treffen die niet afhankelijk zijn van menselijk handelen, zoals [eiser] heeft gesteld.
4.5 In haar conclusie van dupliek heeft Prorail nog gesteld dat zij heeft geconstateerd dat onderhavige HAVIO niet beschikte over geluidssignalen. De rechtbank acht het niet noodzakelijk [eiser] in de gelegenheid te stellen om zich omtrent dit nieuwe gegeven uit te laten, nu ook als deze stelling van Prorail juist is, dit niet tot een andersluidend oordeel omtrent de schadevergoedingsplicht van Prorail kan leiden. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt immers dat ófwel de installatie niet was ingeschakeld ófwel de installatie door een storing niet (juist) werkte. Ook indien de installatie over geluidssignalen zou hebben beschikt, zouden deze derhalve niet gefunctioneerd hebben ten tijde van het gestelde ongeval. Het ontbreken van deze geluidssignalen kan derhalve nimmer in causaal verband staan met het gestelde ongeval.
4.6 Tot slot heeft [eiser] betoogd dat het volstrekt onaannemelijk is dat Prorail niet in staat is aan te geven welke gebruiker bij het ongeval was betrokken. Kennelijk weigert Prorail de betreffende gegevens aan [eiser] te openbaren. Zulks is, aldus [eiser], reden te meer om Prorail volledig verantwoordelijk te houden voor de door hem geleden schade.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Indien Prorail zou weigeren de betreffende gegevens aan [eiser] te openbaren, zou dit onder omstandigheden kunnen leiden tot het oordeel dat Prorail onrechtmatig jegens [eiser] handelt. Prorail heeft echter gemotiveerd betwist dat zij over de betreffende gegevens beschikt dan wel kan beschikken. Zij heeft gesteld dat deze gegevens door haar niet te achterhalen zijn, omdat het in onderhavig geval gaat om enerzijds een onbeveiligd gebied, waar kan worden gereden zonder enige bemoeienis of begeleiding van Prorail of treindienstleiders, en anderzijds een rangeerterrein waarbij niet bijgehouden wordt wie daarvan gebruik maakt. In het licht van deze gemotiveerde betwisting heeft [eiser] zijn stelling dat Prorail wel over deze gegevens beschikt en deze weigert te openbaren onvoldoende met feiten en omstandigheden onderbouwd. De rechtbank gaat mitsdien ook aan deze stelling van [eiser] voorbij.
4.7 Uit het voorgaande volgt dat de vordering van [eiser] voor afwijzing gereed ligt. Hij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5 De beslissing
De rechtbank,
wijst af de vordering van [eiser];
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Prorail bepaald op € 455,- aan vast recht en op € 1.582,- aan salaris voor de advocaat.
Dit vonnis is – bij vervroeging – gewezen door mr. Fiege.
Uitgesproken in het openbaar.
204/1581