ECLI:NL:RBROT:2009:BJ9090

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/035244-93
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • M. van der Bijl-de Jong
  • A. Frankruijter
  • W. Witkamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling van een veroordeelde met schizofrenie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 augustus 2009 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een veroordeelde die lijdt aan een paranoïde vorm van schizofrenie. De veroordeelde, geboren in Rotterdam en verblijvende in een longstay voorziening, heeft aangegeven dat hij de zitting niet wenst bij te wonen vanwege zijn matige gezondheid. Hij heeft een afstandsverklaring ondertekend en zijn raadsman heeft de rechtbank geïnformeerd over zijn situatie. De rechtbank heeft overwogen dat de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde zwaarder wegen dan het belang van strafvordering, en dat het horen van de veroordeelde hem onevenredig zwaar zou belasten. De rechtbank heeft besloten om de vordering van de officier van justitie te behandelen zonder de aanwezigheid van de veroordeelde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde lijdt aan schizofrenie, met een hoge kans op recidive. De behandelaars hebben geadviseerd om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de geestesgesteldheid van de veroordeelde nog steeds een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen, en dat de verlenging van de maatregel noodzakelijk is. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de raadsman en een getuige-deskundige, die de situatie van de veroordeelde hebben toegelicht. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar te verlengen.

Uitspraak

Parketnummer: 10/035244-93
RK nummer: 07/994
Datum uitspraak: 11 augustus 2009
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement tot verlenging van de terbeschikkingstelling opgelegd aan:
(naam……), hierna te noemen de veroordeelde,
geboren op (datum) te Rotterdam,
verblijvende in longstay voorziening van de Pompestichting, locatie “Zeeland”, te Zeeland (Noord-Brabant)
raadsman mr. L. Hennink, advocaat te Rotterdam.
PROCEDURE
Bij vonnis van deze rechtbank, uitgesproken op 14 juli 1993, is de veroordeelde ter zake van poging tot verkrachting, tweemaal poging tot moord en verkrachting ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
Bij beslissing van deze rechtbank van 19 juli 2007 is de terbeschikkingstelling verlengd met twee jaar.
Op 15 juni 2009 is op de griffie van de rechtbank binnengekomen de vordering van het openbaar ministerie als bedoeld in artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering, gedateerd, met daarbij gevoegd een advies van het hoofd van de inrichting waar de veroordeelde verblijft van 14 mei 2009 en een afschrift van de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde.
Voormeld advies strekt ertoe de maatregel te verlengen met twee jaar.
De vordering is behandeld op de terechtzitting van 11 augustus 2009. De officier van justitie mr. Van Eijkelen, de raadsman van de veroordeelde, mr. L. Hennink en de getuige-deskundige S. Gaab zijn gehoord.
Hoewel daartoe op de juiste wijze opgeroepen, is de veroordeelde niet verschenen, maar heeft een afstandsverklaring ondertekend waarin staat “te druk”.
Van de raadsman is bij de rechtbank een brief binnengekomen waarin staat dat deze de stukken met betrekking tot de verlenging met de veroordeelde heeft doorgenomen. De veroordeelde heeft hem verzocht de rechtbank mee te delen dat hij de zitting niet wenst bij te wonen omdat dat, alsmede het vervoer naar Rotterdam, in verband met zijn matige gezondheid te zwaar voor hem zijn.
Ter zitting heeft de raadsman namens de veroordeelde verklaard dat deze er geen enkele behoefte aan heeft om op de vordering van de officier van justitie te worden gehoord. Hij is overgevoelig voor prikkels en elke afwijking van zijn normale patroon wordt door hem ervaren als een last en is te druk voor hem. Van de vorige verlengingszitting heeft hij nog lang de naweeën ondervonden. De veroordeelde weet precies wat hij wil en dat is dat de vordering, ter bescherming van zichzelf, door de rechtbank wordt toegewezen.
De getuige-deskundige mevrouw S. Gaab onderschrijft dit en voegt daaraan toe dat de veroordeelde weinig contact heeft met zijn medebewoners, niet mee-eet aan tafel en zijn werkzaamheden in een aparte ruimte verricht. Het moeten bijwonen van een verlengings-zitting legt een druk op hem, die hij gezien zijn instabiele staat als hoog ervaart. Ook een bezoek aan de kliniek van een rechter in gezelschap van zijn griffier zou voor de veroordeelde zeer belastend zijn.
Gelet hierop verzoekt de officier van justitie de rechtbank de vordering buiten de aanwezig-heid van de veroordeelde te behandelen.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of toepassing moet worden gegeven aan artikel 509s lid 3 of 4 van het Wetboek van Strafvordering en overweegt daartoe het volgende.
In beginsel dient een terbeschikkinggestelde bij het onderzoek op de zitting aanwezig te zijn en door de rechtbank te worden gehoord, alvorens de rechtbank een beslissing neemt omtrent de verlenging van de maatregel. Indien de terbeschikkinggestelde niet in staat is op de zitting te verschijnen, kan hij door een lid van de rechtbank of door een lid van een andere rechtbank worden gehoord op de plaats waar hij verblijft.
De rechtbank is, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde, van oordeel dat deze in dit geval zwaarder moeten wegen dan het belang van strafvordering. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de veroordeelde de longstay-status heeft en dat het horen van hem - op welke wijze dan ook - hem onevenredig zwaar zou belasten. Het verlengingsadvies is door zijn behandelaars met de veroordeelde besproken, deze heeft dit met zijn raadsman doorgenomen en hem vervolgens verzocht ter zitting namens hem zijn standpunt te verwoorden. Het horen van de veroordeelde door een rechter zou daar niets aan toevoegen en daarmee wordt dan ook geen enkel rechtens te respecteren belang gediend. Zeker niet het belang van de veroordeelde.
De rechtbank zal derhalve een beslissing nemen op de vordering van de officier van justitie zonder de veroordeelde daarover te hebben gehoord.
De officier van justitie heeft tijdens het onderzoek op de terechtzitting geconcludeerd tot verlenging van de maatregel met twee jaar. De raadsman heeft bepleit om de vordering toe te wijzen.
BEOORDELING
Het verlengingsadvies houdt voor zover van belang het volgende in.
De veroordeelde lijdt aan de ziekte schizofrenie, paranoïde type. Hij is gebaat bij een voor hem afgegrensde, veilige en voorspelbare wereld en een adequaat medicatiebeleid. In de ontwikkelingsgeschiedenis zijn duidelijke aanwijzingen voor een antisociale persoonlijk-heidsstoornis te vinden. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was er sprake van een bloeiende paranoïde psychose. Gezien de ernst van het psychiatrische toestandsbeeld en de aard van de psychotische belevingen is de kans op recidive zeer hoog.
Het gegeven dat de veroordeelde geheel is overgeleverd aan zijn wanen en impulsen maakt zijn gedrag volstrekt onvoorspelbaar. Hij is er van overtuigd dat zijn seksueel agressieve gedrag in hem is geprogrammeerd door een macht van buitenaf. Deze overtuiging komt overeen met de overtuiging dat een macht van buitenaf hem bestookt met geluidssensaties en dreigementen, verpakt in codes, welke in woorden besloten liggen
Er zijn - gelet op zijn plaatsing in een longstay voorziening - geen behandelvoornemens meer. Uiteraard worden wel interventies gepleegd indien dat voor de beheersing van de psychiatrische problematiek noodzakelijk is. De indicatie longstay is vooralsnog een juiste indicatie. De veroordeelde zegt uitdrukkelijk een verlenging van de maatregel te willen, omdat een verblijf in een tbs-kliniek de enige manier is om hem te beschermen tegen kwaadwillende krachten van buiten. De kliniek adviseert de maatregel van terbeschikking-stelling te verlengen voor de duur van twee jaar.
De getuige-deskundige heeft tijdens de behandeling op de terechtzitting het verlengings-advies toegelicht en heeft daarbij verklaard dat de veroordeelde lijdt aan een paranoïde vorm van schizofrenie, welke ziekte slechts oppervlakkig behandelbaar is. De veroordeelde heeft aangegeven dat hij het liefst in de kliniek blijft zitten, aangezien hij de buitenwereld als te belastend ervaart
Gelet op het voorgaande wordt aangenomen dat de geestesgesteldheid van de veroordeelde, die (mede) aanleiding en oorzaak vormde voor de delicten, nog in zodanige mate aanwezig is dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist met twee jaar.
Hoewel de duur van de terbeschikkingstelling na verlenging een periode van vier jaar te boven gaat, is verlenging niettemin mogelijk nu de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor een of meer personen.
De vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege zal derhalve worden toegewezen.
BESLISSING
De rechtbank
verlengt de aan de veroordeelde opgelegde terbeschikkingstelling met verpleging met 2 (twee) jaar.
Deze beslissing is gegeven door
mr. Van der Bijl-de Jong, voorzitter,
en mrs. Frankruijter en Witkamp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Bree, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 augustus 2009.