ECLI:NL:RBROT:2009:BK0002
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Engbers
- Rechtspraak.nl
Internationale omgangszaak met betrekking tot het recht op omgang tussen een moeder en haar in Nederland wonende kind
In deze internationale omgangszaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 september 2009 uitspraak gedaan over het verzoek van een moeder, woonachtig in Italië, om omgang met haar in Nederland wonende kind. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek dat door de Raad voor de Kinderbescherming was verricht, ontoereikend was. De Raad had geadviseerd de moeder het recht op omgang te ontzeggen, maar de rechtbank vond dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de mogelijkheden voor omgang. De moeder had aangegeven bereid te zijn om naar Nederland te reizen voor contact met haar kind, maar de Raad had geen gedegen onderzoek verricht naar haar beschikbaarheid en de impact van het contact op het kind.
De rechtbank wees het verzoek van de moeder om een eenmalige begeleide ontmoeting met haar kind af, omdat een onvoorbereid contact mogelijk een negatieve impact zou hebben op de gemoedsrust van het kind, dat al vijf jaar geen contact met zijn moeder had gehad. De rechtbank concludeerde dat aanvullend onderzoek noodzakelijk was om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de omgangsregeling. De Raad voor de Kinderbescherming in Den Haag werd verzocht het onderzoek over te nemen en met spoed te rapporteren, gezien de lange duur van de procedure en de mogelijke gevolgen voor het kind.
De rechtbank stelde de behandeling van de zaak uit tot 1 januari 2010, waarbij partijen niet hoefden te verschijnen. De uitspraak benadrukte het belang van een gedegen onderzoek naar de mogelijkheden van omgang, rekening houdend met de specifieke behoeften van het kind, dat autistische trekken vertoonde en een ontwikkelingsniveau had van een drie- tot vierjarig kind. De rechtbank gaf aan dat het recht op omgang in principe moet worden gerespecteerd, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit recht ontzeggen.