ECLI:NL:RBROT:2009:BK1426

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
322528 / F2 RK 09-58
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. de Gruijl-van Benthem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrondverklaring ontkenning vaderschap en naamsbehoud minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 oktober 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de man van de minderjarige. De minderjarige, geboren op [geboortedatum] 1993, heeft in december 2007 ontdekt dat de man niet zijn biologische vader is, wat door de vrouw, zijn moeder, is bevestigd. De bijzondere curator, mr. M.P.G. Rietbergen, heeft in deze procedure opgetreden en heeft de belangen van de minderjarige behartigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man geen rol speelt in het leven van de minderjarige en dat de biologische vader, [naam verwekker], bereid is de minderjarige te erkennen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de vrouw, de man en de heer [naam verwekker] als betrouwbaar beoordeeld en heeft geconcludeerd dat er geen noodzaak is voor DNA-onderzoek. De rechtbank heeft het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat een wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige in strijd zou zijn met zijn belangen, gezien zijn leeftijd en zijn wens om zijn huidige achternaam te behouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wetgever deze situatie niet heeft voorzien en dat de huidige wettelijke bepalingen onvoldoende waarborgen bieden voor de minderjarige.

De rechtbank heeft daarom besloten dat de minderjarige zijn achternaam [geslachtsnaam] zal behouden en heeft de griffier gelast een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Deze beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij mr. Daams als griffier aanwezig was. De uitspraak is gedaan in het kader van het civiel recht, specifiek binnen het personen- en familierecht, en betreft de toepassing van het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 1:5 en artikel 1:7.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 28 oktober 2009
Zaak- / Rekestnummer: 322528 / F2 RK 09-58
Beschikking in de zaak van:
[naam minderjarige], de minderjarige,
wonende te [adres],
advocaat mr. G.R. Stolk,
- t e g e n -
[naam man], de man,
wonende te [adres],
niet verschenen.
In deze zaak is belanghebbende:
[naam vrouw], de vrouw,
wonende te [adres],
verschenen in persoon.
In deze zaak is als bijzondere curator opgetreden mr. M.P.G. Rietbergen, advocaat te Rotterdam.
Het verloop van de procedure
Op 9 januari 2009 is ter griffie ingekomen een verzoekschrift met bijlagen van de minderjarige strekkende tot de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de man van de minderjarige.
Van de zijde van de bijzondere curator is een brief met bijlage ingekomen, gedateerd 5 maart 2009.
De minderjarige is gehoord.
De zaak is behandeld eerder behandeld op 13 mei 2009. Van het verhandelde is een proces-verbaal gemaakt.
Van de zijde van de bijzondere curator is een brief ontvangen, gedateerd 22 juni 2009.
De behandeling van de zaak is voortgezet op 14 oktober 2009. De minderjarige, zijn advocaat, de vrouw en de bijzondere curator zijn verschenen. De man is niet verschenen.
Van de zijde van de advocaat van de minderjarige is, volgens afspraak, een brief ontvangen gedateerd 16 oktober 2009.
De vaststaande feiten
De man en de vrouw zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van deze rechtbank van 14 maart 1994 is de echtscheiding tussen hen uitgesproken. Deze beschikking is op 19 september 1994 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
De minderjarige is op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] geboren uit de vrouw.
De beoordeling
De minderjarige heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij in december 2007 heeft ontdekt dat de man niet zijn biologische vader is. De vrouw, zijn moeder, heeft dit toegegeven.
Het is in ieders belang dat komt vast te staan dat de man niet zijn vader is, aldus de minderjarige.
De bijzondere curator heeft gesteld dat de vrouw tegenover haar heeft bevestigd dat niet de man maar [naam verwekker] de biologische vader van de minderjarige is. [Naam verwekker] heeft dit in een door hem getekende schriftelijke verklaring van 25 februari 2009 bevestigd. De heer [naam verwekker] is bereid de minderjarige zo spoedig mogelijk te erkennen. Ook is gebleken dat de man thans geen enkele rol speelt in het leven van de minderjarige.
Tenslotte heeft de bijzondere curator gesteld dat de man telefonisch tegenover haar heeft meegedeeld er absoluut zeker van te zijn dat hij niet de verwekker van de minderjarige is. De man heeft toen verklaard dat hij instemt met het verzoek van de minderjarige.
Ter zitting van 14 oktober 2009 heeft de minderjarige verklaard dat hij toch uiteindelijk ervoor heeft gekozen om, als dat mogelijk is, zijn huidige achternaam te behouden.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank ziet in deze zaak geen reden aan de juistheid van de verklaringen van de vrouw, de man en de heer [naam verwekker] inzake het vaderschap van [naam verwekker] van de minderjarige te twijfelen. In dit geval is geen DNA onderzoek nodig.
De rechtbank zal om die reden het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de heer [naam man] van de minderjarige toewijzen.
Ten aanzien van de naamskeuze van de minderjarige overweegt de rechtbank als volgt.
De minderjarige heeft er, na lang nadenken, uitdrukkelijk voor gekozen de naam [geslachtsnaam] te blijven dragen en de bijzondere curator heeft ingestemd met deze wens.
In dit geval is de minderjarige op latere leeftijd geconfronteerd met de rechtsgevolgen van een ontkenning van het vaderschap en het verbreken van de familierechtelijke rechtsbetrekkingen met de man. De minderjarige zou op grond van artikel 1:5 van het Burgerlijk Wetboek alleen in familierechtelijke betrekking tot zijn moeder komen te staan en zal haar naam dragen, terwijl hij inmiddels ruim 16 jaar is en bekend staat als [geslachtsnaam] en zo ook wil blijven heten. Uit de wetsgeschiedenis met betrekking tot de artikelen 1:5 en 1:203 van het Burgerlijk Wetboek blijkt niet of de wetgever deze situatie heeft voorzien.
De rechtbank is van oordeel dat een naamswijziging op dit moment strijdig met de belangen van de minderjarige moet worden geacht. Weliswaar voorziet artikel 1:7 van het Burgerlijk Wetboek in de mogelijkheid van wijziging van de geslachtsnaam door middel van een Koninklijk Besluit, doch gelet op de ter zake vigerende algemene maatregel van bestuur ex artikel 1:7 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek en het feit dat de man niet als verzorgende ouder kan worden aangemerkt en geen enkele rol in het leven van de minderjarige speelt, is de rechtbank van oordeel dat deze regeling niet voldoende waarborgen biedt dat de minderjarige op enig moment weer zijn huidige naam zal krijgen, indien de rechtbank daaromtrent thans niet een beslissing neemt.
Op grond van de voormelde omstandigheden en het feit dat het ervoor mag worden gehouden dat de wetgever een situatie als de onderhavige niet heeft voorzien, terwijl overigens in de wettelijke bepalingen met betrekking tot afstamming uitdrukkelijk met de belangen van het kind rekening word gehouden, zal de rechtbank het rechtsgevolg dat artikel 1:5 van het Burgerlijk Wetboek aan de toewijzing van het verzoek verbindt, in dit geval aan die beslissing onthouden, zodat de minderjarige, overeenkomstig zijn wens, de naam van man zal blijven houden.
De beslissing
Verklaart de ontkenning gegrond.
Bepaalt dat de minderjarige zijn achternaam [geslachtsnaam] zal behouden.
Gelast de griffier een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] op voet van het bepaalde in artikel 1:20e, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Gruijl-van Benthem, rechter tevens kinderrechter, in bijzijn van mr. Daams, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting.