ECLI:NL:RBROT:2009:BK1779

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
340304 / J2 RK 09-1446
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot machtiging gesloten jeugdzorg voor minderjarige

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 26 oktober 2009, is het verzoek van de stichting bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam tot het verlenen van een machtiging tot gesloten jeugdzorg voor een minderjarige afgewezen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, ondanks eerdere hulpverlening en de inzet van Multi-Systeem Therapie (MST), niet de gewenste gedragsverbeteringen heeft laten zien. De moeder van de minderjarige heeft ter zitting verklaard dat hij zich goed heeft ontwikkeld, maar de kinderrechter oordeelt dat de minderjarige nog steeds in aanraking komt met de politie en niet naar school gaat. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de minderjarige eerder in verschillende instellingen heeft verbleven, maar dat deze plaatsingen niet het gewenste effect hebben gehad. Er is onvoldoende bewijs dat de minderjarige de behandeling in een gesloten setting nodig heeft, vooral gezien het gebrek aan een persoonlijkheidsonderzoek dat de stichting had moeten laten uitvoeren. De kinderrechter concludeert dat de stichting niet heeft aangetoond dat de minderjarige in een gesloten setting beter geholpen zou zijn en dat de doelen van de MST niet zijn behaald. De kinderrechter wijst het verzoek tot gesloten jeugdzorg af, met de opmerking dat er een zorgvuldige afweging moet plaatsvinden over de juiste hulpverlening voor de minderjarige.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 26 oktober 2009
Zaak-/rekestnummer: 340304 / J2 RK 09-1446
Beschikking in de zaak van:
de stichting bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
hierna: de stichting,
met betrekking tot de minderjarige:
[naam}, geboren op [geboortedatum] 1993 te Curaçao, Nederlandse Antillen,
kind van [naam vader] en van de met het gezag belaste ouder,
[naam moeder], wonende te [adres].
Het verloop van de procedure
Bij beschikking van 6 februari 2009 is de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 9 februari 2010.
De stichting heeft op 12 oktober 2009 een verzoekschrift ingediend strekkende tot het verlenen van een machtiging om de minderjarige in gesloten jeugdzorg te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van het indicatiebesluit.
Het plan van aanpak en het indicatiebesluit zijn daarbij gevoegd.
Verzoeker heeft verklaard dat zich een geval voordoet als bedoeld in artikel 29b, derde lid van de Wet op de jeugdzorg. Met deze verklaring heeft de gedragswetenschapper die de minderjarige met het oog daarop kort geleden heeft onderzocht, ingestemd.
Aan de minderjarige is als advocaat toegevoegd mr. C.M. Koole.
Van de zijde van de advocaat van de minderjarige is een brief d.d. 20 oktober 2009 ingekomen met als bijlage het eindverslag van de MST-therapie.
Van de zijde van de stichting is een brief d.d. 21 oktober 2009 ingekomen.
Van de zijde van de stichting is een brief ingekomen, gedateerd 22 oktober 2009, met als bijlage een instemmende verklaring van een gedragswetenschapper.
De zaak is behandeld op 26 oktober 2009.
De kinderrechter stelt vast dat de minderjarige kennelijk niet bereid is zich te doen horen.
De beoordeling
De stichting heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd. Er is het afgelopen jaar MST ingezet om een gesloten plaatsing te voorkomen. De minderjarige is echter wederom met de politie in aanraking gekomen en van school verwijderd. MST heeft wel geholpen, maar het verwachte resultaat is niet behaald. De minderjarige vertoont nog steeds agressief gedrag en hij heeft hier behandeling voor nodig. Daarnaast is de minderjarige gebaat bij structuur en duidelijkheid en de moeder kan hem dit niet bieden. Nu de hulp in de thuissituatie ontoereikend is gebleken, is de stichting van mening dat een behandeling binnen een gesloten setting noodzakelijk is.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat de minderjarige zich goed heeft ontwikkeld in de afgelopen periode. De minderjarige is weer naar school gegaan, hij luisterde naar haar en hij is maar één keer met de politie in aanraking gekomen. De minderjarige is van school gestuurd door zijn gedrag, maar niet omdat hij verzuimde van school. De moeder heeft de minderjarige naar zijn oom in [plaatsnaam] gestuurd zodat hij niet in zijn 'vrije tijd' in de problemen zou raken en weer met de verkeerde vrienden zou omgaan. De minderjarige werkt nu tijdelijk in het autobedrijf van zijn oom.
Ter zitting heeft mevrouw Jeffrey, de MST-begeleidster, aangegeven dat er bij de aanvang van MST werd gestart met het vast stellen van te behalen behandeldoelen. Die doelen kregen vervolgens een cijfer van 1 tot 10. Na afloop van de therapie werden de doelen wederom voorzien van een cijfer door de moeder waarbij zij aangaf of en zo ja in welke mate, zij van mening was dat een bepaald doel is behaald. Aldus werd vastgesteld of de therapie al dan niet geslaagd is. Een van de doelen van MST was, dat de minderjarige naar school zou gaan en dat hij lessen zou volgen. Hij ging naar school en hij wilde naar school gaan, maar door zijn gedrag is hij uiteindelijk van school weggestuurd. Dat hij niet meer terug mocht komen op school was een beslissing van de schoolleiding en niet van [naam kind], aldus mw. Jeffrey. Met betrekking tot de politiecontacten geeft mevrouw Jeffrey aan dat de minderjarige tijdens de behandeling maar één keer met de politie in aanraking is gekomen. De moeder had de minderjarige met een scooter gezien en zij heeft vervolgens de politie gebeld.
Mevrouw Jeffrey is van mening dat MST geslaagd is omdat de moeder geleerd heeft hoe ze moet optreden tegen de minderjarige.
Mr. Koole heeft namens de minderjarige ter zitting eveneens gesteld dat MST geslaagd is. Het doel van MST is om te voorkomen dat de minderjarige in een gesloten setting wordt geplaatst en te zorgen dat het thuis goed gaat. Er waren bepaalde doelen gesteld waar de minderjarige zich aan moest houden. De minderjarige mocht niet meer in aanraking komen met de politie en hij zou naar school gaan. Beide doelen zijn behaald. Hij is door zijn gedrag van school gestuurd, maar hij ging wel naar school. Daarnaast is MST geslaagd, omdat de moeder geleerd heeft hoe ze moet omgaan met de minderjarige. Op het moment dat de minderjarige van school is gestuurd, heeft de moeder hem gelijk naar zijn oom in [plaatsnaam] gezonden, zodat hij een dagbesteding heeft. De minderjarige wil graag weer bij zijn moeder blijven wonen en hij wil graag een lasopleiding gaan volgen. De moeder heeft contact opgenomen met BAVO Europoort om een soortgelijke behandeling te vinden als MST en deze behandelaar wordt binnenkort aan haar toebedeeld.
De kinderrechter overweegt als volgt.
Er zijn veel zorgen omtrent de minderjarige. Zorgen die niet dateren van vandaag of gisteren maar die al lange tijd aan de orde zijn. [Naam kind] gaat weer niet naar school, hij heeft verkeerde vrienden door wie hij met de politie in aanraking komt, hij onttrekt zich aan het gezag van de moeder en hij vertoont agressief gedrag en wordt verdacht van crimineel handelen. Er is de afgelopen paar jaar veel hulp in het gezin ingezet maar dit is allemaal ontoereikend gebleken. Daarnaast is de minderjarige meerdere malen uit huis geplaatst geweest. Zo heeft de minderjarige in het Bergse Bos en in Rijnhove gezeten, vanuit Rijnhove is hij in 2008 in Teylingereind geplaatst. Vervolgens is de minderjarige vanuit Teylingereind overgeplaatst om behandeling te ondergaan in De Jutters in Den Haag. Telkens blijkt dat [naam kind] in een gesloten instelling, waar hem duidelijkheid en structuur wordt aangeboden goed gedijt, maar dat die situatie verandert zodra [naam kind] weer thuis is bij moeder. Kennelijk beklijven de behandelingen niet bij deze minderjarige.
Reeds bij beschikking van 6 februari 2008 heeft de kinderrechter er bij de stichting op aangedrongen een persoonlijkheidsonderzoek bij de minderjarige te laten uitvoeren om te kunnen vaststellen welke behandelplek voor hem de meest geëigende is. Bij beschikking van 5 augustus 2008 is geconstateerd dat een dergelijk onderzoek niet was verricht. De stichting meldde in haar verzoek tot voorlopige machtiging tot gesloten plaatsing van 8 juli 2008 een persoonlijkheidsonderzoek niet nodig te vinden, aldus de beschikking van deze rechtbank van 5 augustus 2008. Bij laatst genoemde beschikking is de machtiging tot gesloten plaatsing kort verlengd en is de behandeling van de zaak aangehouden.
In de beschikking van 2 oktober 2008 wordt aangegeven dat ter zitting van 1 oktober 2008 nog steeds niet duidelijk is welke behandeling de minderjarige behoeft. In het concept plan van aanpak was wederom door de stichting aangegeven dat een persoonlijkheidsonderzoek niet nodig was omdat de minderjarige inmiddels naar De Jutters was overgeplaatst.
Uiteindelijk constateert de kinderrechter in deze uitgebreid gemotiveerde beschikking dat, mede gelet op het gebrek aan informatie van de zijde van de stichting, niet kan worden vastgesteld dat aan de criteria voor afgifte van een machtiging gesloten jeugdzorg is voldaan.
Het verzoek tot gesloten plaatsing werd afgewezen.
De minderjarige is vervolgens thuis geplaatst en in april 2009 is er gestart met MST.
Bij de start van MST waren er vijf behandeldoelen vastgesteld die positief afgerond zouden moeten worden. Zo moest de minderjarige zich houden aan de huisregels van de moeder, geen politiecontacten meer hebben, niet meer verbaal agressief zijn, niet meer omgaan met verkeerde vrienden en een pro sociale activiteit ondernemen en als laatste moest de minderjarige weer naar school gaan en lessen volgen.
De kinderrechter is van oordeel dat deze doelen niet behaald zijn en dat MST niet geslaagd is. De minderjarige heeft zich volgens het eindverslag van de behandeling uiteindelijk, gedurende één week, aan de huisregels van de moeder gehouden, maar is vervolgens na op school te zijn geschorst, naar een oom in [plaatsnaam] gestuurd.
Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat [naam kind] zich nu aan de huisregels houdt. Ten tweede mocht de minderjarige geen politiecontacten meer hebben. Hij is echter wel degelijk in aanraking gekomen met de politie wegens de verdenking van diefstal van scooters. Volgens het MST-eindverslag zou hij bekend hebben betrokken te zijn geweest bij de diefstal van een scooter. Voorts is gebleken dat tegen [naam kind] een strafzaak loopt waarvan de behandeling is aangehouden tot vrijdag 30 oktober 2009. Waarvan [naam kind] in die zaak verdacht wordt is de kinderrechter niet duidelijk geworden. Ten derde mocht de minderjarige niet meer verbaal agressief zijn. Dit doel is evenmin behaald. Op 9 september 2009 is [naam kind] van school verwijderd door zijn brutale gedrag, het uitschelden van de leerkrachten en wegens het bedreigen van de schooldirecteur. Ten slotte heeft de verwijdering van school tot gevolg dat het laatste doel van MST, het naar school gaan en de lessen volgen, niet behaald is. De minderjarige gaat immers niet meer naar school.
Gelet op deze constateringen kan onmogelijk worden volgehouden dat de therapie is geslaagd. Alleen wanneer de beoordeling van het behalen van de (bepaald concrete) doelen geheel wordt overlaten aan een subjectieve beoordeling is daarvoor mogelijk ruimte. Een dergelijke maatstaf wordt door de kinderrechter evenwel niet gehanteerd.
Vastgesteld kan worden dat de minderjarige nog steeds dringend hulp behoeft. Het is juist dat de minderjarige daarbij gebaat is bij duidelijkheid en structuur. De minderjarige kreeg dit in ieder geval in Teylingereind, maar dat heeft niet mogen voorkomen dat hij wederom in de fout is gegaan.
Kennelijk is de aanpak van Teylingereind voor deze jongen onvoldoende of onjuist geweest. Ter zitting heeft de stichting aangegeven de minderjarige in De Sprint, onderdeel van de Hoenderloo-groep, te willen plaatsen. Waarom een plaatsing in De Sprint juist voor deze minderjarige goed zou zijn is niet gebleken.
Juist bij deze minderjarige moet worden voorkomen dat hij weer op een plek belandt, waar hij het, door structuur en duidelijkheid goed doet, maar waar het geleerde niet bijblijft.
Doel van een machtiging tot gesloten jeugdzorg moet immers zijn dat een kind de behandeling krijgt die het nodig heeft. Zeker wanneer eerdere plaatsingen niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd is het zaak zorgvuldig vast te stellen welke instelling wel aan de behoeften van de minderjarige voldoet. Van een dergelijke zorgvuldige afweging is de kinderrechter onvoldoende gebleken.
Tenslotte heeft de stichting een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper overgelegd waarin vermeld staat dat de gedragswetenschapper de minderjarige niet gezien of gesproken heeft. De minderjarige is op een uitnodiging niet verschenen. Van pogingen om [naam kind] toch nog te kunnen spreken is niet gebleken. Gelet op de voorgeschiedenis van dit kind, had van de gedragswetenschapper een extra inspanning mogen worden verwacht alsnog in contact te komen met deze minderjarige. Uit deze verklaring, opgesteld aan de hand van het dossier, kan derhalve niet worden afgeleid dat een gesloten machtiging noodzakelijk is voor de minderjarige.
In zijn verklaring van 22 oktober 2009 stelt deze gedragswetenschapper dat een uitgebreid persoonlijkheidsonderzoek duidelijkheid kan geven over de situatie van [naam kind] en aanknopingspunten kan bieden voor verdere hulpverlening. Hulpverlening heeft, aldus de wetenschapper, tot nu toe slechts kortstondig positief effect bereikt, wat de vraag oproept of één en ander heeft aangesloten bij [naam kind]'s mogelijkheden, beperkingen en problematiek.
De kinderrechter is eveneens - en nog steeds - van oordeel dat het nog altijd van belang is dat er een persoonlijkheidsonderzoek wordt afgenomen om vast te stellen welke hulp de minderjarige nodig heeft.
Niet is gesteld of gebleken dat de stichting de plaatsing heeft verzocht met het oog op het doen uitvoeren van zo'n onderzoek.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot gesloten jeugdzorg moet worden afgewezen.
De beslissing
Wijst af het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot gesloten jeugdzorg.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Driel, kinderrechter, in bijzijn van Van Heel, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting.