Zaak-/rolnummer: 302784 / HA ZA 08-650
Uitspraak: 5 augustus 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap PROSTUC B.V.,
gevestigd te Assen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J. Kneppelhout,
de vennootschap naar het land harer vestiging
COFACE KREDITVERSICHERUNG A.G.,
gevestigd te Mainz (Duitsland),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.J.M. Vélu.
Partijen worden hierna aangeduid als "Prostuc" respectievelijk "Coface".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 27 februari 2008 en de door Prostuc overgelegde producties;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
- conclusie van repliek in conventie, tevens vermeerdering van eis in conventie en conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- conclusie van dupliek in conventie, tevens uitlaten terzake van vermeerdering van eis in conventie en conclusie van repliek in reconventie;
- conclusie van dupliek in reconventie.
2 De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Prostuc is een afbouwbedrijf dat in het kader van haar bedrijfsactiviteiten diverse aannemingsovereenkomsten met [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1]) heeft gesloten. Prostuc heeft tussen 4 oktober en 19 december 2002 een aantal facturen aan [bedrijf 1] verzonden, die tot een bedrag van € 169.863,58 onbetaald zijn gebleven. [bedrijf 1] is op 3 februari 2003 in staat van faillissement geraakt.
2.2 Tussen [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2]) als verzekeraar en Prostuc als verzekerde is een kredietverzekeringsovereenkomst gesloten met als ingangsdatum 1 januari 1997 (hierna: de verzekeringsovereenkomst). Bij aanvang van de verzekeringsovereenkomst zijn daarop de “Algemene Voorwaarden korte termijn” van [bedrijf 2] (hierna: de [Algemene voorwaarden bedrijf 2]) van toepassing verklaard. De inhoud van de [Algemene voorwaarden bedrijf 2] luidt - voor zover rechtens relevant - als volgt:
“2. VERZEKERDE FACTUREN
(…)
2.2 Gedekt wordt mitsdien iedere aan een Afnemer verzonden of te verzenden factuur indien en voorzover voldaan is aan ieder van de navolgende voorwaarden:
(…)
b. voor de Afnemer moet op de Risicodatum van de desbetreffende Levering een Kredietlimiet van kracht zijn.
(…)
5. RISICODATUM
5.1 Het risico ten aanzien van een Verzekerde Factuur vangt aan op het moment van Levering, mits:
a. een Kredietlimiet voor de desbetreffende Afnemer van kracht is (…) en
b. de definitieve facturering geschiedt binnen één maand na Levering (…)
6. VOORWAARDEN VOOR DEKKING
(…)
6.3 Geen aanspraak op schade-uitkering terzake van Verzekerde Facturen bestemd voor een bepaalde Afnemer ontstaat indien:
(…)
d. de Verzekerde op enigerlei wijze in gebreke bleef het bepaalde in de artt. 8.2 (doorlevering), 14 (Risicoverzwarende Omstandigheden), 17 (tijdige schademeldingen) en 18 (gevolgen van schademelding) stipt na te komen; (…)
7. UITGESLOTEN SCHADES
(…)
7.4 Krachtens het elders in de Poliscondities bepaalde zijn voorts onder meer uitgesloten schades met betrekking tot:
a. facturen terzake van Leveringen die plaatsvonden vóór de ingangsdatum van deze verzekering of voordat een Kredietlimiet van kracht werd; (…)
8. DIVERSE VERPLICHTINGEN
(…)
8.2 Enige Levering nadat een factuur langer dan 60 dagen na de Vervaldag onbetaald is gelaten, komt niet in aanmerking voor een schade-uitkering, tenzij de Maatschappij daarin toestemt. (…)
14. RISICOVERZWARENDE OMSTANDIGHEDEN
14.1 De Verzekerde is verplicht de Maatschappij onverwijld op de hoogte te stellen van ieder nieuw feit dat een teken zou kunnen zijn van een verslechtering van de financiële toestand van een Afnemer zodra de Verzekerde daarvan kennis draagt.
14.2 De feiten bedoeld in art. 14.1 doen zich in ieder geval ook voor (hierin ook “Risicoverzwarende Omstandigheden” genoemd):
a. indien een factuur of een Verzekerde Factuur meer dan 90 dagen na de Vervaldag onbetaald blijft; (…)
18. GEVOLGEN VAN SCHADEMELDING
(…)
18.6 (…)
b. Elk bedrag dat door hetzij de Verzekerde hetzij de Maatschappij wordt ontvangen, zal naar evenredigheid van het uit te keren gedeelte c.q. uitgekeerde gedeelte (voor de Maatschappij) en voor het overige gedeelte van de Totale Vordering (voor de Verzekerde) worden verdeeld, tenzij het betreft opbrengsten uit zekerheden als bedoeld in art. 18.7. (…)”.
2.3 [bedrijf 2] heeft op 1 oktober 2002 haar kredietverzekeringsportefeuille, waarvan de polis van Prostuc deel uitmaakte, overgedragen aan Coface. Hiermee zijn alle rechten en plichten die voortvloeien uit de verzekeringsovereenkomst overgegaan op Coface.
2.4 Met ingang van 1 januari 2003 zijn de Algemene Voorwaarden Kredietverzekering van Coface (hierna: de AV-Coface) op de verzekeringsovereenkomst van toepassing verklaard. De inhoud van de AV-Coface luidt - voor zover rechtens relevant - als volgt:
“2. VERZEKERDE EN ONVERZEKERDE FACTUREN
2.1 Verzekerde facturen
Een verzekerde factuur moet betrekking hebben op een levering in het kader van de handelsactiviteit als elders genoemd in de policondities, die plaatsvond ten behoeve van een afnemer:
- voor wie een kredietlimiet van kracht was ten tijde van de levering; én
- (…)
- die tijdens de looptijd van de polis plaatsvond.(…)
6. SCHADE
6.1 Schade ontstaat indien verzekerde facturen als gevolg van insolventie van een afnemer onbetaald blijven. (…)”
2.5 Prostuc heeft op 6 januari 2003 bij Coface terzake de door [bedrijf 1] onbetaald gebleven facturen een schadeclaim van € 148.728,01 ingediend, welke schadeclaim later is verhoogd tot een bedrag van € 169.863,58. Prostuc heeft hierbij haar vordering op [bedrijf 1] gecedeerd aan Coface. De uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst geldende kredietlimiet van Prostuc op [bedrijf 1] bedraagt € 125.000,--. Het geldende dekkingspercentage bedraagt krachtens de kredietovereenkomst 90%.
2.6 Coface heeft op 16 januari 2003 een bedrag van € 25.000,-- en op 21 januari 2003 wederom een bedrag van € 25.000,-- bij [bedrijf 1] geïncasseerd. Deze bedragen zijn door Coface aan Prostuc uitgekeerd.
2.7 Coface heeft naar aanleiding van de door Prostuc ingediende schadeclaim op 26 maart 2003 een bedrag van € 79.384,50 aan Prostuc uitgekeerd.
2.8 Coface heeft bij brief van 2 mei 2003 - voor zover rechtens relevant - het volgende aan Prostuc meegedeeld:
“(…) Terzake de eerste factuur (no. 905) is er inderdaad contact geweest met dhr. Van Dijk, die heeft aangegeven dat wij deze nota wel willen incasseren, doch niet zullen dekken. De reden hiervoor is tweeledig. Polistechnisch valt verhuur niet onder de dekking, en als hij de factuur d.d. 10/7/2002) wel zou dekken is de gehele vordering ongedekt vanwege te late melding en doorleveren tijdens achterstalligheid. (…)”.
3 De vordering in conventie
De gewijzigde vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Coface te veroordelen om aan Prostuc te voldoen € 29.650,72, vermeerderd met de wettelijke rente over € 28.492,72 vanaf 26 maart 2003 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Coface in de proceskosten, waarin begrepen de wettelijke rente over de proceskosten vanaf één maand na vonnisdatum.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Prostuc aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 Coface heeft ten onrechte het door haar geïncasseerde bedrag van € 50.000,-- pro rata verdeeld tussen haarzelf en Prostuc. Coface heeft zich daarbij ten onrechte gebaseerd op de [Algemene voorwaarden bedrijf 2], terwijl deze per 1 januari 2003 niet meer van toepassing waren.
3.2 Nu [bedrijf 1] in 2003 in staat van insolventie is geraakt, heeft het risico waartegen de verzekering dekking biedt zich gerealiseerd in 2003 en zijn de AV-Coface van toepassing. Op grond van de AV-Coface diende het bedrag van € 50.000,-- volledig te worden uitgekeerd aan Prostuc. Artikel 7 van de AV-Coface biedt op zich geen duidelijkheid over de vraag wie het geïncasseerde bedrag toekomt, maar uit artikel 4.5 van de Praktische Gids die Coface heeft opgesteld ten behoeve van de hanteerbaarheid van haar algemene voorwaarden, volgt dat bedragen die Coface heeft geïncasseerd vóór schade-uitkering volledig aan de cliënt worden doorbetaald.
3.3 Prostuc mocht erop vertrouwen dat het geïncasseerde bedrag aan haar zou worden doorbetaald, nu Coface haar heeft aangespoord tot schademelding over te gaan en zij er Prostuc daarbij niet op heeft gewezen dat geïncasseerde bedragen na schade-uitkering pro rata dienden te worden verdeeld. Dit geldt te meer nu artikel 7 van de AV-Coface onduidelijk is, eenzijdig door Coface is opgesteld en Prostuc een ‘kleine vennootschap’ in de zin van artikel 2:396 BW is. Nu Coface in gebreke is gebleven te voorzien in een overgangsregeling bij de wijziging van de toepasselijke voorwaarden, dienen deze ten gunste van Prostuc te worden uitgelegd. Ook indien de [Algemene voorwaarden bedrijf 2] van toepassing zouden zijn geldt dat op bovenomschreven gronden Prostuc erop mocht vertrouwen dat het geïncasseerde bedrag aan haar zou worden doorbetaald.
3.4 Coface is door het geïncasseerde bedrag pro rata te verdelen toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichting tot volledige doorbetaling van het geïncasseerde bedrag. Coface is diverse malen in gebreke gesteld en verkeert in ieder geval in verzuim vanaf 1 februari 2005. De door Prostuc geleden schade bedraagt € 28.492,72.
3.5 Subsidiair geldt dat Coface onrechtmatig heeft gehandeld jegens Prostuc door haar onjuist te informeren, en meer subsidiair dat Coface aldus heeft gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Met het oog op de bepalingen in de Praktische Gids is Prostuc voortijdig tot het melden van schade overgegaan. Zou Prostuc door Coface juist zijn geïnformeerd over de afwijking van de Praktische Gids ten opzichte van de AV-Coface omtrent de doorbetaling van vóór schade-uitkering geïncasseerde bedragen, dan zou Prostuc schademelding achterwege hebben gelaten en zelf hebben geprobeerd nakoming van haar vordering op [bedrijf 1] af te dwingen. Bovendien heeft Coface aangedrongen op schademelding, zonder Prostuc te wijzen op de consequenties die schademelding volgens Coface met zich bracht. Het voorgaande heeft eveneens te gelden als de [Algemene voorwaarden bedrijf 2] van toepassing zouden zijn, aangezien de bepalingen van de [Algemene voorwaarden bedrijf 2] evenmin duidelijkheid bieden omtrent de wijze waarop dient te worden omgegaan met bedragen die worden ontvangen vóór schade-uitkering. De door Prostuc geleden schade bedraagt
€ 28.492,72.
3.6 Prostuc heeft aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten, te begroten op
€ 1.158,--.
3.7 Coface is de wettelijke rente over € 28.492,72 verschuldigd vanaf 26 maart 2003, de datum waarop Coface de schade-uitkering heeft gedaan.
4 Het verweer in conventie
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Prostuc in de kosten van het geding.
Coface heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 Het risico ten aanzien van een verzekerde factuur vangt - zoals ook blijkt uit artikel 5 van [Algemene voorwaarden bedrijf 2] - aan op het moment van levering van de goederen. Alle facturen van Prostuc hebben betrekking op leveringen verricht in 2002, zodat de [Algemene voorwaarden bedrijf 2] van toepassing zijn. Coface is een nieuwe verzekeringsovereenkomst met de bijbehorende AV-Coface aangegaan met Prostuc per 1 januari 2003. Artikel 2.1 van de AV-Coface geeft aan dat de verzekerde factuur betrekking moet hebben op een levering tijdens de looptijd van de polis. Nu de leveringen alle hebben plaatsgevonden in 2002 zijn de AV-Coface niet van toepassing.
4.2 Ingevolge artikel 18.6 sub b van de [Algemene voorwaarden bedrijf 2] worden ontvangen bedragen naar evenredigheid van het uit te keren gedeelte cq uitgekeerde gedeelte (voor de maatschappij) en het overige gedeelte van de totale vordering (voor de verzekerde) verdeeld. Coface heeft het geïncasseerde bedrag van € 50.000,-- derhalve terecht pro rata verdeeld. Betwist wordt dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Coface.
4.3 Betwist wordt dat Coface Prostuc heeft aangespoord tot schademelding over te gaan, terwijl Prostuc daartoe niet de intentie had. Kennelijk was Prostuc zelf niet in staat haar vordering op [bedrijf 1] te incasseren. Bovendien was Prostuc goed bekend met de procedure omtrent melding van dreigende schades, aangezien Prostuc tussen 1 januari 1997 en 6 januari 2003 44 schademeldingen heeft gedaan, waaronder vier meldingen betreffende [bedrijf 1], die alle ruim voor de uiterste datum van schademelding zijn gedaan.
4.4 Betwist wordt dat Coface onrechtmatig danwel in strijd met de redelijkheid en billijkheid jegens Prostuc heeft gehandeld door haar onjuist te informeren. De [Algemene voorwaarden bedrijf 2] zijn duidelijk omtrent de pro rata toerekening van geïncasseerde gelden. De bepalingen in de AV-Coface en de Praktische Gids zijn niet van toepassing op het onderhavige geschil.
4.5 Coface betwist de verschuldigdheid van de door Prostuc gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
5 De vordering in reconventie
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Prostuc te veroordelen om aan Coface te voldoen € 74.621,39, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 maart 2003, met veroordeling van Prostuc in de proceskosten.
Aan deze vordering heeft Coface naast hetgeen in conventie als verweer is aangevoerd, de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
5.1 Bij de schademelding van 6 januari 2003 heeft Prostuc aangegeven dat de factuur van 10 juli 2002 ten bedrage van € 6.427,37 onbetaald is gebleven. Nu de betalingstermijn van bedoelde factuur 30 dagen bedroeg zijn, gelet op artikel 8.2 van de [Algemene voorwaarden bedrijf 2], alle facturen van doorleveringen na 8 oktober 2002 uitgesloten van dekking. Mitsdien valt alleen de factuur van 4 oktober 2002 ad € 7.500,-- onder de dekking.
5.2 Ingevolge artikel 14.2 sub a van de [Algemene voorwaarden bedrijf 2] diende Prostuc direct en in ieder geval voor 7 november 2002 Coface te informeren over het als risicoverzwarende omstandigheid aan te merken onbetaald blijven van de factuur van 10 juli 2002. Nu Prostuc hieraan geen gevolg heeft gegeven, is Coface uitsluitend gehouden om terzake van de factuur van 4 oktober 2002 tot schade-uitkering over te gaan. De overige facturen zijn op grond van artikel 6.3 van de [Algemene voorwaarden bedrijf 2] uitgesloten van dekking.
5.3 De schade-uitkering waartoe Coface gehouden is bedraagt € 4.763,11, welke berekening is gebaseerd op de verzekerde factuur van € 7.500,--, verminderd met het pro rata toegerekende deel van de geïncasseerde gelden van € 2.207,65 en het dekkingspercentage van 90%. Nu Coface aan Prostuc € 79.384,50 als schade-uitkering heeft voldaan terwijl zij op basis van de [Algemene voorwaarden bedrijf 2] slechts gehouden was een bedrag van € 4.763,11 te voldoen, heeft Coface € 74.621,39 onverschuldigd aan Prostuc betaald. Subsidiair baseert Coface haar vordering op ongerechtvaardigde verrijking.
5.4 Coface heeft het bedrag van € 79.384,50 uit coulance aan Prostuc voldaan. Nu Coface in de correspondentie met Prostuc uitdrukkelijk een voorbehoud heeft gemaakt terzake haar coulance-uitkering is zij gerechtigd het onverschuldigd betaalde van Prostuc terug te vorderen.
5.5 Coface heeft aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente over € 74.621,39 vanaf 26 maart 2003.
6 Het verweer in reconventie
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Coface in de kosten van het geding, waarin begrepen de wettelijke rente over de proceskosten vanaf één maand na vonnisdatum.
Naast hetgeen Prostuc in conventie heeft betoogd, heeft zij daartoe het volgende aangevoerd:
6.1 De factuur van 10 juli 2002 betreft geen declaratie voor uitvoering van werkzaamheden, maar een vordering tot schadevergoeding. Het bepaalde omtrent de doorleveringstop geldt uitsluitend bij het onbetaald blijven van facturen terzake van handelsactiviteiten. De weigering van [bedrijf 1] om schade te vergoeden vormt geen aanleiding tot uitsluiting van dekking op grond van artikel 8.2 van de [Algemene voorwaarden bedrijf 2]. Coface heeft zulks ook erkend in haar brief van 2 mei 2003. Bovendien heeft Coface bij de schademelding geen bezwaar gemaakt dat Prostuc haar leveringen niet tijdig zou hebben gestaakt.
6.2 De weigering van [bedrijf 1] om de schade van Prostuc te vergoeden levert geen risicoverzwarende omstandigheid op als bedoeld in artikel 14.2 a van de [Algemene voorwaarden bedrijf 2], nu van een factuur geen sprake is.
6.3 Van onverschuldigde betaling is geen sprake, nu Coface uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst tot schade-uitkering is overgegaan en er derhalve een rechtsgrond tot betaling aanwezig was. Coface heeft zich ten tijde van de schade-uitkering niet het recht voorbehouden het uitgekeerde bedrag terug te vorderen. Betwist wordt dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking, nu Coface ten tijde van de schade-uitkering bij Prostuc het gerechtvaardigde vertrouwen heeft opgewekt dat Prostuc volledig aanspraak maakt op de schade-uitkering.
in conventie en in reconventie:
7.1 Tussen partijen is niet in geschil dat op grond van de door Coface gehanteerde algemene voorwaarden, ongeacht of de [Algemene voorwaarden bedrijf 2] of de AV-Coface van toepassing zijn, waarover hierna meer, Nederlands recht van toepassing is, en dat deze rechtbank bevoegd is van het geschil kennis te nemen.
7.2 Tussen partijen is in geschil of Coface gerechtigd is het door haar van [bedrijf 1] geïncasseerde bedrag van € 50.000,-- pro rata te verdelen tussen haarzelf en Prostuc. Alvorens tot beantwoording van deze vraag over te kunnen gaan, dient eerst te komen vast te staan welke door Coface gehanteerde algemene voorwaarden op onderhavig geschil van toepassing zijn.
7.3 Tussen partijen is niet in geschil dat tot 1 januari 2003 de [Algemene voorwaarden bedrijf 2] op de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst van toepassing waren, en vanaf
1 januari 2003 de AV-Coface. Prostuc heeft aangevoerd dat voor de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden moet worden aangeknoopt bij het moment waarop [bedrijf 1] in staat van insolventie is geraakt. Coface heeft aangevoerd dat voor de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden moet worden aangeknoopt bij het moment van levering aan [bedrijf 1].
7.4 De rechtbank overweegt als volgt. Bij de uitleg van bedingen in een verzekeringsovereenkomst komt het aan op hetgeen partijen met die bedingen hebben beoogd en, indien niet van een gemeenschappelijke bedoeling blijkt, wat een redelijke uitleg van het beding meebrengt. Daarbij moet worden gelet op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de bedingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij de beantwoording van de vraag welke zin partijen over en weer redelijkerwijs aan de bedingen mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoorden en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Ook de taalkundige betekenis die de bewoordingen waarin de bedingen zijn gesteld in het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, is bij de uitleg van die bedingen van belang. De verzekeringsvoorwaarden moeten ten opzichte van een niet professionele verzekerde steeds duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. In geval van twijfel prevaleert de voor de verzekerde gunstige interpretatie.
7.5 Uit de stellingen van partijen en uit de inhoud van de verzekeringsovereenkomst volgt dat partijen met het sluiten van de verzekeringsovereenkomst hebben beoogd het risico van schade voor de verzekerde tengevolge van insolventie van een afnemer te dekken. Doorslaggevende betekenis komt derhalve toe aan het moment waarop het te dekken risico aanvangt. Gelet op de aard van de overeenkomst moet daarbij als uitgangspunt worden genomen dat dit risico aanvangt op het moment van levering door de verzekerde aan de afnemer, omdat daarmee voor de verzekeraar het risico op onbetaald blijven van verzekerde facturen ontstaat.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt noch de inhoud van de [Algemene voorwaarden bedrijf 2] noch de inhoud van de AV-Coface steun voor de door Prostuc bepleite uitleg dat het te dekken risico intreedt op het moment van insolventie van de afnemer. Weliswaar is in artikel 6.1 van de AV-Coface, waarop Prostuc zich beroept, bepaald wanneer schade ontstaat, maar niet wanneer sprake is van een gedekt risico. De [Algemene voorwaarden bedrijf 2] en de AV-Coface bieden wél steun voor de door Coface bepleite uitleg. Immers, in artikel 5.1 van de [Algemene voorwaarden bedrijf 2] is expliciet bepaald dat het risico ten aanzien van een verzekerde factuur aanvangt op het moment van levering. Het oordeel dat het risico aanvangt bij levering vindt steun in de tekst van de artikelen 2.2 van de [Algemene voorwaarden bedrijf 2] en 2.1 van de AV-Coface, waarin is bepaald dat een factuur slechts gedekt is indien ten tijde van de levering een kredietlimiet van kracht was. Dat het risico aanvangt bij levering kan voorts worden afgeleid uit artikel 7.4 a van de [Algemene voorwaarden bedrijf 2] waarin is vastgelegd dat facturen terzake van leveringen die plaatsvonden voor de ingangsdatum van de verzekering zijn uitgesloten van dekking. Bovenomschreven bepalingen van de [Algemene voorwaarden bedrijf 2] zijn naar het oordeel van de rechtbank dermate duidelijk en begrijpelijk, dat van een prevaleren van de door Prostuc bepleite interpretatie geen sprake kan zijn.
7.6 Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het moment van levering als aanknopingspunt moet dienen bij beantwoording van de vraag welke algemene voorwaarden van toepassing zijn. Nu tussen partijen niet in geschil is dat alle leveringen waarop de schade-uitkering betrekking heeft, hebben plaatsgevonden in 2002, zijn de in 2002 geldende [Algemene voorwaarden bedrijf 2] van toepassing. Voor zover Prostuc haar stellingen heeft gebaseerd op de toepasselijkheid van de AV-Coface en de Praktische Gids kunnen deze derhalve niet tot toewijzing van de vordering leiden.
7.7 Prostuc heeft aangevoerd dat ook bij toepasselijkheid van de [Algemene voorwaarden bedrijf 2] zij erop mocht vertrouwen dat het geïncasseerde bedrag door Coface aan haar zou worden doorbetaald, nu Coface haar heeft aangespoord tot schademelding over te gaan en Prostuc er niet op is gewezen dat geïncasseerde bedragen pro rata zouden worden verdeeld.
7.8 De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat Prostuc naar aanleiding van het uitblijven van betaling door [bedrijf 1] op of omstreeks 5 januari 2003 zelf telefonisch contact heeft opgenomen met Coface. Voorts staat als door Prostuc niet weersproken, en zoals blijkt uit de inhoud van het schademeldingsformulier, vast dat Prostuc problemen ondervond bij de incassering van haar vordering op [bedrijf 1]. Tenslotte staat vast dat Prostuc al vele malen eerder schademeldingen had ingediend bij Coface, waaronder ook enige malen ten aanzien van [bedrijf 1]. Gelet op die omstandigheden is, zonder nadere onderbouwing die ontbreekt, niet voldoende aannemelijk dat Prostuc niet zelf de intentie had om tot schademelding over te gaan. In dat licht kan een telefonische aansporing daartoe van de zijde van Coface niet als een toerekenbare tekortkoming dan wel als onrechtmatig handelen worden aangemerkt.
7.9 Ook de omstandigheid dat Coface tijdens bovengenoemd telefoongesprek Prostuc er niet op heeft gewezen dat geïncasseerde bedragen pro rata zouden worden verdeeld kan Coface niet worden tegengeworpen. Artikel 18.6 van de [Algemene voorwaarden bedrijf 2] dat betrekking heeft op de gevolgen van schademelding kan niet anders worden uitgelegd dan dat elk bedrag dat door verzekerde of verzekeraar na schademelding wordt ontvangen naar evenredigheid van het gedekte en het ongedekte gedeelte van de totale schadeclaim zal worden verdeeld, zodat ook Prostuc als niet professionele partij geacht mag worden de inhoud van deze bepaling te hebben begrepen. Bovendien kan uit de omstandigheid dat Prostuc kennelijk al vele malen eerder schademeldingen had gedaan worden afgeleid dat zij met de inhoud en strekking van bedoelde bepaling bekend was. Onder die omstandigheden kan een schending van de informatieplicht door Coface niet worden aangenomen.
7.10 Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat ook het door Prostuc gevoerde betoog dat de [Algemene voorwaarden bedrijf 2] onduidelijk zijn, en Coface gelet hierop Prostuc had moeten informeren over de consequenties van de pro rata-verdeling van geïncasseerde gelden, moet worden verworpen.
7.11 Geconcludeerd moet worden dat de vordering van Prostuc niet toewijsbaar is. Voor toewijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente is derhalve geen plaats.
7.12 Prostuc zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Coface.
7.13 Coface heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat sprake is van onverschuldigde betaling dan wel ongerechtvaardigde verrijking. Prostuc heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
7.14 De rechtbank overweegt als volgt. Degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, is gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen. Een vordering uit onverschuldigde betaling is slechts dan toewijsbaar indien dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aanvaardbaar is.
7.15 Geoordeeld moet worden dat, zelfs indien vast zou komen te staan dat Prostuc op grond van de bepalingen van de verzekeringsovereenkomst geen aanspraak op uitkering kan doen gelden, de eisen van redelijkheid en billijkheid zich ertegen verzetten dat Coface de door haar aan Prostuc gedane uitkering thans als onverschuldigd betaald terugvordert. Uit de stelling van Coface dat zij de uitkering uit coulance-overwegingen heeft verstrekt volgt reeds dat Coface zich ervan bewust is geweest dat zij (wellicht) niet gehouden was tot uitkering, maar desondanks heeft ingestemd met uitkering van de door Prostuc geclaimde facturen. Dat Coface heeft ingestemd met uitkering in de wetenschap dat de geclaimde facturen (wellicht) niet onder de dekking vielen, blijkt voorts uit de hiervoor onder 2.8 genoemde brief. In deze brief wordt immers aan Prostuc meegedeeld dat de factuur van 10 juli 2002 niet onder de dekking valt en/of de gehele vordering ongedekt is, maar wordt niet overgegaan tot terugvordering van het uitgekeerde bedrag. Coface heeft zich er weliswaar op beroepen dat zij in correspondentie een voorbehoud terzake terugvordering van de uitkering heeft gemaakt, maar doelt daarbij kennelijk op tussen partijen gevoerde correspondentie naar aanleiding van de door Prostuc gevorderde betaling. Dat Coface reeds ten tijde van het doen van de uitkering een voorbehoud heeft ingeroepen is gesteld noch gebleken.
Onder vorenbedoelde omstandigheden, waarbij Coface bewust en zonder voorbehoud heeft ingestemd met uitkering van de door Prostuc ingediende claim, is terugvordering uit hoofde van onverschuldigde betaling, kennelijk ingegeven door de door Prostuc bij Coface neergelegde claim, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
7.16 Coface heeft aan haar vordering subsidiair ten grondslag gelegd dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. Deze vordering is reeds niet toewijsbaar, nu Coface heeft nagelaten te stellen tot welk bedrag Prostuc is verrijkt en of, en zo ja tot welk bedrag, Coface schade heeft geleden. Voorts kan een beroep op ongerechtvaardigde verrijking slechts slagen indien voor de verrijking geen redelijke grond aanwezig is. Voor zover een verrijking moet worden aangenomen, volgt uit de hiervoor onder 7.15 omschreven omstandigheden dat deze in de bewuste en zonder voorbehoud gegeven instemming door Coface een redelijke grond vindt. Het beroep op ongerechtvaardigde verrijking faalt.
7.17 Coface zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Prostuc, waaronder begrepen de wettelijke rente over de proceskosten vanaf 30 dagen na betekening van dit vonnis.
wijst de vordering van Prostuc af;
veroordeelt Prostuc in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Coface bepaald op € 625,-- aan vast recht en op € 1.158,-- aan salaris voor de advocaat;
wijst de vordering van Coface af;
veroordeelt Coface in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Prostuc bepaald op € 1.788,-- aan salaris voor de advocaat;
bepaalt dat Coface de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 2 BW verschuldigd is over de proceskosten vanaf 30 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog.
Uitgesproken in het openbaar.
548