ECLI:NL:RBROT:2009:BK3580
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- P. van Zwieten
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tegen boete oplegging door de AFM voor bemiddeling zonder vergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2009 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoek om voorlopige voorziening van een financiële dienstverlener, die door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) een boete van € 96.000,- was opgelegd wegens overtreding van artikel 2:80 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De verzoeker, handelend onder de naam [B], had zonder vergunning bemiddeld in verzekeringen, wat door de AFM als een ernstige overtreding werd beschouwd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker na de afwijzing van zijn vergunningaanvraag in 2007, toch is doorgegaan met zijn activiteiten, wat in strijd is met de wet.
De AFM had de verzoeker medegedeeld dat de boete openbaar gemaakt zou worden, wat de verzoeker wilde tegenhouden met een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen aanleiding was om de openbaarmaking van de boete te verbieden. De rechter heeft daarbij overwogen dat de AFM voldoende redenen had om de boete op te leggen en dat de verzoeker niet had aangetoond dat er sprake was van verminderde verwijtbaarheid. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de verzoeker, waaronder de stelling dat hij zijn activiteiten had gestaakt, verworpen, omdat uit bewijsstukken bleek dat hij in de periode na de afwijzing van zijn vergunning nog steeds actief was in de bemiddeling.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de AFM in redelijkheid tot de boete kon besluiten en dat de openbaarmaking van de boete niet in strijd was met de wet. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de vergunningseisen in de financiële sector en de verantwoordelijkheden van financiële dienstverleners.