ECLI:NL:RBROT:2009:BK3925
Rechtbank Rotterdam
- Kort geding
- L.J. van Die
- Rechtspraak.nl
Non-concurrentiebeding en de geldigheid ervan in kort geding
In deze zaak vorderde de ex-werkgever, Eneco Retail B.V., in kort geding naleving van een non-concurrentiebeding door de (ex-)werknemer, aangeduid als [gedaagde]. De mondelinge behandeling vond plaats op 9 oktober 2009, waarbij Eneco werd vertegenwoordigd door de heer W. Heussen en de heer E. van Lent, en [gedaagde] door zijn gemachtigde. De kantonrechter oordeelde dat het non-concurrentiebeding niet van toepassing was op de werkzaamheden die [gedaagde] thans uitvoerde, en wees de vordering af.
Eneco stelde dat [gedaagde] in strijd met het non-concurrentiebeding activiteiten zou gaan verrichten die concurrerend waren aan die van Eneco. [gedaagde] voerde aan dat het beding onduidelijk was, omdat het verwees naar artikelen die niet bestonden in zijn arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat het beding niet voldoende duidelijk was geformuleerd, waardoor het voor [gedaagde] onduidelijk was wat hem precies werd verboden. Dit leidde tot de conclusie dat er geen geldig non-concurrentiebeding was.
De kantonrechter benadrukte dat een concurrentiebeding schriftelijk moet worden overeengekomen en dat de werknemer op dat moment meerderjarig moet zijn. Hoewel aan deze eisen was voldaan, was de inhoud van het beding onvoldoende duidelijk. De kantonrechter concludeerde dat de voorgenomen werkzaamheden van [gedaagde] niet vergelijkbaar waren met zijn eerdere werkzaamheden bij Eneco, en dat de vordering van Eneco daarom werd afgewezen. Eneco werd veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde van [gedaagde].