ECLI:NL:RBROT:2009:BK6049

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/605030-08
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Boven
  • A. de Vreede
  • J. van Dijke
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wapenbezit en amfetaminehandel met betrekking tot een grote hoeveelheid wapens en munitie in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 december 2009 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid vuurwapens en munitie, alsook van het bezit van amfetamine. De verdachte werd op 3 september 2008 aangehouden in Amsterdam, waar bij doorzoekingen in zijn panden in totaal 202 vuurwapens en diverse soorten munitie werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van deze wapens en munitie, en dat hij een beroep of gewoonte had gemaakt van de handel in vuurwapens. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging, waaronder de onrechtmatigheid van de doorzoekingen en de geldigheid van de dagvaarding. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de doorzoekingen rechtmatig waren uitgevoerd. De verdachte werd ook beschuldigd van het bezit van 238 gram amfetamine, wat werd bevestigd door het Nederlands Forensisch Instituut. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van acht jaar op, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de samenleving zwaar wogen. De rechtbank benadrukte dat het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid vuurwapens en het verhandelen daarvan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving met zich meebracht. De verdachte werd schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en de Opiumwet. De rechtbank besloot ook over de in beslag genomen goederen, waarbij een aantal goederen werd verbeurd verklaard en andere aan de verdachte werden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/605030-08
Datum uitspraak: 1 december 2009
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland, locatie Huis van Bewaring ‘De Geniepoort’ te Alphen aan den Rijn,
raadsman mr. D. Wiersum, advocaat te Amsterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2009, 5 november 2009 en 17 november 2009.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Het ten laste gelegde komt er op neer dat de verdachte:
1. al dan niet samen met anderen vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad
in een pand aan de [adres 1] te Amsterdam;
2. al dan niet samen met anderen vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad
in een pand aan de [adres 2] te Amsterdam;
3. al dan niet samen met anderen met wapens voorhanden heeft gehad
in een pand aan de [adres 1] te Amsterdam;
4. al dan niet samen met anderen wapens voorhanden heeft gehad
in een pand aan de [adres 2] te Amsterdam;
5. al dan niet samen met anderen een beroep of gewoonte heeft gemaakt
van wapenhandel;
6. al dan niet samen met anderen 238 gram amfetamine opzettelijk aanwezig heeft gehad.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Steen heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5, en 6 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaar met aftrek van voorarrest.
GELDIGHEID DAGVAARDING
Geldigheid dagvaarding ten aanzien van feit 5
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de dagvaarding ten aanzien van feit 5 gedeeltelijk nietig te verklaren, omdat het kwalificatieve gedeelte van de tenlastelegging niet overeenkomt met het feitelijke gedeelte daarvan, voor zover weergegeven in de laatste vier gedachtestreepjes. Daardoor is de dagvaarding innerlijk tegenstrijdig, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De raadsman dient te worden nagegeven dat feit 5 lastig leesbaar is en dat een leek op juridisch gebied na lezing wellicht niet helemaal goed kan doorgronden wat het verwijt precies inhoudt. Dat geldt echter wel voor meer tenlasteleggingen en houdt in dit geval ook verband met de relatief ingewikkelde structuur en tekst van de Wet wapens en munitie. De bewoordingen die de officier van justitie heeft gekozen om het verwijt uit te werken en te verfeitelijken, leveren naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk een voldoende feitelijke omschrijving van het feit op. Ook het voorhanden hebben van een groot aantal wapens vormt een aanwijzing dat er sprake is van een beroep of gewoonte maken van wapenhandel. De dagvaarding voldoet dan ook aan het vereiste van artikel 261, lid 1 Wetboek van Strafvordering (Sv.).
De raadsman heeft voorts aangegeven dat het onduidelijk is met welke 24 geluiddempers de verdachte handelingen zou hebben verricht, omdat het dossier van andere aantallen geluiddempers melding maakt. Dit zou ook moeten leiden tot een partiële nietigheid van dit onderdeel in de tenlastelegging, aldus de raadsman. Voor de rechtbank is echter voldoende duidelijk op welke geluiddempers de tenlastelegging doelt, namelijk op al die geluiddempers die tijdens het onderzoek op 30 augustus en 3 september 2008 in beslag zijn genomen. Het niet kloppen van aantallen geluiddempers in de tenlastelegging kan dan ook niet leiden tot partiële nietigheid van de tenlastelegging, zoals de raadsman heeft bepleit, maar kan hoogstens gevolgen hebben voor de bewezenverklaring.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die zouden moeten leiden tot nietigheid van de dagvaarding, is de dagvaarding geldig.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
Partiële vrijspraken
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4 acht de rechtbank met de raadsman niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich gedurende de gehele tenlastegelegde periode van 1 januari tot en met 3 september 2008 heeft schuldig gemaakt aan de verweten feiten. Dit kan alleen worden vastgesteld voor een korte periode voor en tijdens de inbeslagneming van de betreffende wapens en munitie, zodat enkel de periode van 2 tot en met 3 september 2008 bewezen zal worden verklaard.
Ten aanzien van feit 5 acht de rechtbank enkel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de periode van 17 juli 2008 tot en met 3 september 2008 heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde. Ook acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte wapens heeft vervaardigd, getransformeerd of heeft doen binnenkomen of doen uitgaan. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om dit te kunnen vaststellen.
Voorwaardelijke verzoeken
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het verwijt dat hij zonder consent wapens en/of munitie vanuit Duitsland heeft doen binnenkomen komt de rechtbank niet toe aan de behandeling van de - voorwaardelijke - verzoeken om de heer [naam] alsmede medewerkers van de firma Glock GmbH als getuigen te horen. Hetzelfde geldt voor het voorwaardelijk verzochte contra-expertise onderzoek.
BEWIJSMOTIVERING
Van het volgende wordt uitgegaan:
Feit 1.
Op 3 september 2009 wordt de verdachte aangehouden in het pand aan de [adres 1] te Amsterdam, tijdelijk in gebruik als de woning van verdachte. Bij de eerste doorzoeking van dat pand worden in totaal 181 vuurwapens en diverse soorten munitie aangetroffen. In het voornoemde pand worden voorts in diverse kluizen, respectievelijk 6 vuurwapens van de merken Beretta, Baby FN, CZ, Star, Astra en Colt en munitie aangetroffen. In de loods/garage bij het voornoemde pand worden in een kast 34 Glocks en 76 overige vuurwapens van de merken Beretta, Walther, CZ, Ruger, Bernaldelli, Shinx, Tarurus en HW en munitie aangetroffen. Tevens worden er in die loods/garage in een geparkeerd staande personenauto (merk Volvo) op naam van de verdachte 60 Glocks en 5 Steyr machinepistolen aangetroffen. Bij een tweede doorzoeking van het pand wordt in het toilet achter een spiegel een kluis aangetroffen. In die kluis worden onder andere een elftal wapens van de merken Smith & Wesson, Charter, Army, FB Radom Vis en munitie aangetroffen.
In totaal zijn er bij de doorzoekingen 192 vuurwapens in beslag genomen, zijnde wapens in de zin van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. Tevens is er een (grote) hoeveelheid munitie van categorie II van de Wet wapens en munitie in beslag genomen.
Feit 2.
Op 10 september 2008 wordt er bij een doorzoeking van het pand aan de [adres 2] te Amsterdam een aantal kluizen aangetroffen. In de kluizen worden 10 vuurwapens van de merken Walther, Luger, Mikros, baby FN, AMT, CZ en Colt Agent en munitie aangetroffen.
In totaal zijn er bij de doorzoeking tien vuurwapens in beslag genomen, zijnde wapens in de zin van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. Tevens zijn er diverse soorten munitie beslag genomen. Niet is gebleken dat deze munitie door de politie is onderzocht.
Feit 3.
Bij de doorzoeking op 3 september 2008 van het pand aan de [adres 1] te Amsterdam worden op diverse plekken in het pand wapens gevonden. Er worden messen, waaronder messen met een lemmet voorzien van twee snijkanten, een ploertendoder en geluiddempers aangetroffen. De in beslag genomen messen zijn wapens in de zin van categorie I onder 1 van de Wet wapens en munitie. De in beslag genomen ploertendoder en geluiddempers zijn wapens in de zin van categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie.
Feit 4.
Bij de doorzoekingen van het pand aan de [adres 2] te Amsterdam op 3 en 10 september 2008 wordt een grote hoeveelheid wapens aangetroffen, te weten valmessen, opvouwbare messen, boksbeugels en verborgen handwapens. De in beslag genomen valmessen zijn wapens in de zin van categorie I onder 1 van de Wet wapens en munitie. De in beslag genomen opvouwbare messen met een lemmet van meer dan 28 centimeter zijn wapens van de categorie I onder 2 van de Wet wapens en munitie. De in beslag genomen boksbeugels zijn wapens van de categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie. Onderzoek aan de verborgen handwapens wijst uit dat het gaat om geheime blanke wapens, met uiterlijke kenmerken van een lippenstift, een schrijfpen en een aansteker. Het betreft wapens van categorie I onder 4 van de Wet wapens en munitie.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat alle goederen, die zijn aangetroffen in de panden aan de [adres 1] en de [adres 2] te Amsterdam, zijn eigendom zijn.
Feit 5
Uit de vaststaande feiten zoals vermeld onder 1 en 2 blijkt dat bij de doorzoekingen van de panden aan de [adres 1] en de [adres 2] te Amsterdam in totaal 202 vuurwapens en diverse soorten munitie zijn aangetroffen, zijnde vuurwapens van categorie III en munitie van categorie II van de Wet wapens en munitie. Daarnaast zijn in het pand aan de [adres 1] en in de loods/garage (behorende bij het pand aan de [adres 1]) diverse geluiddempers aangetroffen.
De verdachte heeft verklaard dat de goederen in de panden zijn eigendom zijn. Hij verklaart van wapens te houden en dat het een soort van hobby van hem is. De verdachte verklaart geen verlof te hebben voor het voorhanden hebben van de wapens en wil verder geen verklaring afleggen. Van een beroep of gewoonte van handel in vuurwapens is echter geen sprake, aldus de verdachte.
Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt.
Anders dan door de verdachte en zijn raadsman is betoogd acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het verhandelen van wapens en een hoeveelheid munitie. De rechtbank wijst daarbij op de grote hoeveelheid vuurwapens (meer dan 200) en munitie die in de panden van de verdachte zijn aangetroffen. Een dergelijke hoeveelheid wijst op zichzelf al op handel in wapens.
Tevens zijn een groot aantal van de in beslag genomen vuurwapens op 17 juli 2008 en 30 augustus 2008 op dezelfde wijze met dezelfde kranten verpakt als de vuurwapens aangetroffen bij de doorzoekingen. Hieruit valt af te leiden dat de in beslag genomen vuurwapens op 17 juli 2008 en 30 augustus 2008 afkomstig zijn uit de panden van de verdachte.
Daarnaast zijn in de woning van de verdachte aan de [adres 2] notities en uitdraaien van internetsites met daarop afbeeldingen van diverse soorten vuurwapens en getallen aangetroffen. De notities alsmede de afbeeldingen hebben zonder twijfel betrekking op een (voorraad)administratie en prijslijsten die in het kader van de wapenhandel werden bijgehouden. Ten slotte is een groot geldbedrag (ruim € 15.000,-) in één van de kluizen van de verdachte aangetroffen. Een deel van dit bedrag is te herleiden naar de betaling voor een wapenleverantie die op 30 augustus 2008 plaatsvond.
De verdachte is naar het oordeel van de rechtbank geenszins te beschouwen als een verzamelaar (met een uit de hand gelopen verzameling) maar als iemand die zijn beroep of gewoonte heeft gemaakt van het verhandelen van wapens en munitie.
Feit 6
Bij de doorzoeking van de [adres 1] te Amsterdam werd een plastic tas met het opschrift Praxis met daarin een hoeveelheid pillen aangetroffen, met een gewicht van 238 gram. Door het Nederlands Forensisch Instituut werd vastgesteld dat het om 238 gram amfetamine ging. Amfetamine is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten en heeft daartoe onderstaande verweren gevoerd.
Doorzoekingen
De raadsman heeft aangevoerd dat de doorzoekingen aan de [adres 1] en de [adres 2] te Amsterdam op 3 september 2008 onrechtmatig zijn geschied. Deze doorzoekingen hebben onder leiding van een officier van justitie plaatsgevonden, die daartoe mondeling was gemachtigd door de rechter-commissaris; de rechter-commissaris was verhinderd. Dat de rechter-commissaris was verhinderd, betekent niet dat het de rechter-commissaris vrijstond de officier van justitie te machtigen om de doorzoekingen te verrichten. Bovendien is niet duidelijk geworden waarom de situatie, in afwachting van de rechter-commissaris, niet is bevroren. Daarenboven had de rechter-commissaris een collega rechter-commissaris kunnen inschakelen. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de doorzoekingen daarmee in strijd komen met de artikelen 97 en 110 van het Wetboek van Strafvordering (Sv.) en dat de aangetroffen en in beslag genomen goederen van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank ten aanzien van de (eerste) doorzoekingen aan het adres [adres 1] en de [adres 2] te Amsterdam het volgende gebleken. De officier van justitie heeft op 3 september 2008 om 01:20 uur een doorzoeking in het pand aan de [adres 1] geopend en aangevangen op grond van het bepaalde in artikel 49 van de Wet wapens en munitie (WWM). Na het aantreffen van een snellader en een sigarendoosje met zes in werking zijnde mobiele telefoons heeft er rond 01:40 uur overleg plaatsgevonden tussen de officier van justitie en de rechter-commissaris. De officier van justitie heeft telefonisch aan de rechter-commissaris verzocht een doorzoeking ter inbeslagname in deze woning, waar de verdachte verbleef, te verrichten, welk verzoek de officier van justitie op 18 september 2008 schriftelijk heeft gemotiveerd. De rechter-commissaris heeft vervolgens aan de officier van justitie mondeling machtiging verleend de woningen aan de [adres 1] en aan de [adres 2] te Amsterdam (de woning waar de verdachte stond ingeschreven) buiten zijn aanwezigheid ter inbeslagname te doorzoeken, hetgeen de rechter-commissaris bij beschikking van 8 september 2008 schriftelijk heeft bekrachtigd. Uit voornoemde beschikking is gebleken dat de rechter-commissaris in overleg met de officier van justitie heeft besloten de officier van justitie te machtigen om de doorzoekingen te leiden.
Volgens de rechter-commissaris kon zijn komst niet worden afgewacht:
- omdat hij buiten Amsterdam verbleef en niet binnen afzienbare tijd ter plaatse kon zijn;
- omdat er al verdachten in Ierland en Almere waren aangehouden;
- vanwege de aard van de in het pand al aangetroffen voorwerpen;
- vanwege het feit dat ook op een ander adres, de [adres 2] te Amsterdam diende te worden binnengetreden ter mogelijke aanhouding van verdachten en ter doorzoeking.
Ook in de processen-verbaal van de respectieve doorzoekingen worden redenen genoemd waarom de komst van de rechter-commissaris niet kon worden afgewacht:
- verdachte en zijn vriendin en daarmee hun netwerk waren onbekend bij het onderzoeksteam;
- verdachte was aangehouden door een arrestatieteam wat zelden onopgemerkt blijft;
- (enkel in het proces-verbaal ten aanzien van de [adres 2]:) in het bedrijfspand was een aanzienlijk aantal vuurwapens aangetroffen;
- (enkel in het proces-verbaal ten aanzien van de [adres 1]:) verdachte bleek elders een woning in gebruik te hebben; niet kon worden uitgesloten dat hij daar ook wapens of onderdelen van wapens hield;
-het is zeer dringend gewenst dat wapens uit het milieu worden gehaald.
De officier van justitie heeft daarna de doorzoeking in de [adres 1] voortgezet op grond van het bepaalde in artikel 97 Sv.. Om 04:05 uur heeft de officier van justitie de doorzoeking geopend aan de [adres 2]. De doorzoeking is na 05:00 uur voortgezet onder leiding van hoofdinspecteur [nummer].
De rechtbank stelt voorop dat er geen strikte noodzaak bestond om de juridische grondslag van de doorzoeking in de [adrse 1] te wijzigen. De doorzoeking was aangevangen op grond van artikel 49 WWM dat de bevoegdheid geeft om een woning te doorzoeken zonder voorafgaande toestemming en buiten aanwezigheid van de rechter-commissaris. De omstandigheid dat niet direct in het pand een hoeveelheid wapens werd aangetroffen, brengt nog niet met zich dat de rechtsgrond waarop de doorzoeking plaatsvond diende te worden gewijzigd. Er bestond immers een redelijk vermoeden dat in het pand wapens zouden worden aangetroffen; een vermoeden dat achteraf juist bleek. Kennelijk heeft de officier van justitie zekerheidshalve contact opgenomen met de rechter-commissaris en daarna beslist de doorzoeking voort te zetten op grond van het bepaalde in artikel 97 Sv.. Het voorgaande doet de vraag rijzen of de verdachte wel in zijn belangen is geschaad door het uitblijven van de komst van de rechter-commissaris, nu de aanwezigheid van die laatste strikt genomen niet was vereist. Het antwoord op die vraag kan in het midden blijven, omdat ook indien de doorzoekingen worden beoordeeld tegen de achtergrond van het bepaalde in artikel 97 Sv., moet worden geconcludeerd dat die doorzoekingen daarmee niet in strijd zijn geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk gemaakt dat er een dringende noodzaak bestond om de doorzoekingen zonder de komst van de rechter-commissaris af te wachten te verrichten. Dit houdt verband met de aard van de in beslag te nemen goederen: het gaat hier om (vuur)wapens waarvan, gelet op het gevaar dat het gebruik van die wapens kan meebrengen, van groot belang is dat deze zo spoedig mogelijk uit het criminele circuit worden gehaald. De wetgever heeft dit belang kennelijk zo groot geacht, dat hij heeft bepaald dat opsporingsambtenaren te allen tijde op plaatsen waar zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat wapens aanwezig zijn ter inbeslagneming doorzoeking kunnen doen (het al eerder genoemde artikel 49 WWM). Voorts worden in de processen-verbaal van doorzoeking nog andere feiten en omstandigheden aangegeven waarom de komst van de rechter-commissaris niet kon worden afgewacht. Onder deze én de door de rechter-commissaris in zijn beschikking van 8 september 2008 genoemde omstandigheden, kon de rechter-commissaris in redelijkheid besluiten om de officier van justitie te machtigen de doorzoekingen te leiden.
Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat ook de derde doorzoeking op 10 september 2008 in de [adres 1] onrechtmatig is geweest en dat dit tot bewijsuitsluiting van de toen en daar aangetroffen goederen moet leiden. Nu de rechtbank de goederen die bij die doorzoeking zijn aangetroffen niet voor het bewijs zal gebruiken, behoeft dit verweer verder geen bespreking.
Verder heeft de raadsman aangevoerd dat niet uit het dossier blijkt dat [nummer] hulpofficier van justitie is, zodat ook om deze reden moet worden geconcludeerd dat de doorzoeking aan de [adres 2] onrechtmatig is geweest. De officier van justitie heeft echter ter terechtzitting aangegeven dat [nummer] ten tijde van de doorzoekingen wèl een hulpofficier van justitie was. De rechtbank heeft geen reden om aan die uitspraak te twijfelen, zodat ook dit verweer moet worden verworpen.
Stelselmatige inwinning van informatie ex artikel 126j Sv.
Primair voert de raadsman het verweer dat het bevel tot stelselmatige informatie-inwinning (hierna te noemen; het bevel) afgegeven had moet worden tegen een NN-persoon en niet ten aanzien van de medeverdachte [medeverdachte 1]. Nu dit is verzuimd is er sprake van een onrechtmatige toepassing van het bevel. Door dit vormverzuim is de verdachte in zijn belangen geschaad. Niet alleen omdat de identiteit en woonplaats van de verdachte bekend zijn geworden, maar ook omdat de zoekingen in zijn woningen(en) hebben plaats gehad als direct gevolg van het door de officier van justitie gegeven bevel, aldus de raadsman.
Daarnaast is niet voldaan aan de vereisten zoals gesteld in artikel 126j Sv. nu er geen dringende noodzaak was het bevel mondeling te geven. Bovendien hadden de bevelen niet achteraf pas schriftelijk mogen worden gegeven. Het mondeling verzoek van 1 september 2008 is immers pas op 08 september 2008 op schrift gesteld. Daarmee is de wettelijke termijn van drie dagen conform artikel 126j, lid 5 juncto 126g, lid 6 Sv. geschonden.
Gelet op artikel 359a Sv. dienen deze vormverzuimen te leiden tot uitsluiting van het met deze bevoegdheid verkregen bewijsmateriaal, aldus de raadsman. Meer subsidiair is compensatie door middel van strafvermindering bepleit.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Op 2 september 2008 te 21:08 uur is medeverdachte [medeverdachte 2] aangehouden. Hierbij is zijn mobiele telefoon in beslag genomen. Nog diezelfde dag is om 22.11 uur door een verbalisant, na overleg met de officier van justitie, een drietal sms-berichten gestuurd naar de telefoon van de, op dat moment al in beeld zijnde, medeverdachte [medeverdachte 1]. Door de officier van justitie is op 1 september 2008 ten aanzien van de medeverdachte [medeverdachte 1] een bevel stelselmatige informatie-inwinning gegeven als bedoeld in artikel 126j, lid 1 Sv.. De sms-berichten hadden ten doel het achterhalen van de stash van de wapens. Het bevel was dan ook afgegeven met als doel het inwinnen van informatie over de locatie van de stash en niet, zoals door de raadsman is aangevoerd, het aanhouden van verdachte [verdachte]. [Verdachte] is ook pas in beeld gekomen als verdachte nadat men middels het bevel de stash had ontdekt, te weten de [adres 1] te Amsterdam.
Het verweer dat de verdachte is misleid en dat jegens hem een bevel ex artikel 126j Sv. had moeten worden verstrekt, mist derhalve feitelijke grondslag en wordt verworpen.
Nu er in zaak van de verdachte geen bevel stelselmatige informatie-inwinning is verstrekt en gezien het vorengaande ook niet had behoren te worden gegeven behoeft het subsidiair gevoerde verweer, dat het bevel niet achteraf pas schriftelijk mocht worden gegeven, geen bespreking.
Gezien het vorengaande oordeelt de rechtbank dat zowel de wijze waarop het bevel tot stelselmatige informatie-inwinning is verstrekt alsook de toepassing daarvan niet onrechtmatig. Er is dan ook geen sprake van niet-herstelbare vormverzuimen die langs de weg van artikel 359a Sv. compensatie zouden behoeven.
Salduz
De raadsman heeft betoogd dat de verklaring van de broer van de verdachte, [getuige 1], dient te worden uitgesloten van het bewijs. Tevens dienen de vruchten van die verklaring, te weten het aantreffen van verdovende middelen en wapens in een kluis in het toilet van de woning van de verdachte aan de [adres 1], van het bewijs te worden uitgesloten. [Getuige 1] is als verdachte gehoord en heeft bij de politie een belastende verklaring voor de verdachte afgelegd. Hij heeft voorafgaand aan het verhoor echter geen overleg kunnen hebben met een advocaat, terwijl zulks, op grond van het Salduz arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) d.d. 27 november 2008 wel had gemoeten. De zogenaamde Schutznorm kan niet in de weg staan aan een honorering van het verweer, nu in het arrest van het EHRM in de zaak van Lutsenko tegen Oekraïne (EHRM 18 december 2008, nr. 30663/04) is uitgemaakt dat een soortgelijke schending van de rechten van een medeverdachte tijdens diens verhoren leidt tot bewijsuitsluiting van die verhoren in de zaak van de verdachte zelf, aldus de raadsman.
Wil een dergelijk verweer slagen, dan zal op zijn minst aannemelijk moeten worden gemaakt dat verdachtes broer een verklaring heeft afgelegd die hij, indien hij zou zijn voorzien van deugdelijke rechtsbijstand, niet zou hebben afgelegd. Dit is echter niet aannemelijk geworden. Integendeel, uit het verhoor kan worden afgeleid dat [getuige 1] zichzelf bij de politie heeft gemeld om een verklaring af te leggen. Het zat hem hoog dat zijn broer wederom was aangehouden en hij had genoeg van het criminele milieu waarin zijn broer kennelijk gedurende de laatste jaren verkeerde. Voorts belast hij zichzelf niet. Het dossier geeft geen aanwijzingen waaruit kan worden afgeleid dat verdachtes broer achteraf terug wenste te komen op zijn verklaring. Het verweer wordt daarom verworpen.
BEWEZENVERKLARING
Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 03 september
2008, , te
Amsterdam, in een pand aan de [adres 1], vuurwapens van
categorie III, te weten 192, (semi automatische) pistolen
en revolvers (onder meer van de merken Steyr en Glock en Walther
en Beretta en CZ 83) en een grote hoeveelheid munitie van categorie
II voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 03 september
2008, , te
Amsterdam, in een pand aan de [adres 2], vuurwapens
van categorie III, te weten 10 (semi automatische) pistolen en revolvers
(onder meer van de merken Walther en Baby FN en CZ83), en een grote
hoeveelheid munitie , voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 03 september
2008, , te
Amsterdam, in een pand aan de [adres 1], wapens van
- categorie I, onder 1, te weten 2 messen, met een lemmet
voorzien van twee snijkanten en van
- categorie 1 onder 3, te weten een ploertendoder en geluiddempers voor vuurwapens voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 03 september
2008, , te
Amsterdam, in een pand aan de [adres 2], wapens
- van categorie I, onder 1, te weten 5, valmessen met een
lemmet voorzien van meer dan één snijkant en
- van categorie I, onder 2, te weten 2, opvouwbare messen
met een lengte in opengevouwen toestand van meer dan 28 centimeter en
- van categorie I, onder 3, te weten 14, boksbeugels en
- van categorie I, onder 4, te weten 20, messen die
uiterlijk gelijken op aanstekers en
- van categorie I, onder 4, te weten 2, messen die
uiterlijk lijken op lipsticks en
- van categorie I, onder 4, te weten 48, messen, die
uiterlijk lijken op schrijfpennen, voorhanden heeft gehad;
5.
hij in de periode van 17 juli 2008 tot en met 3 september 2008
in Nederland, zonder erkenningvuurwapens van de categorie IIIin de uitoefening van een bedrijfheeft verhandeld en/- wapens van de categorie I (geluiddempers) heeft
overgedragen en/ voorhanden heeft gehad en
- 202, wapens en munitie van de categorie II en III voorhanden heeft gehad en
terwijl hij, verdachte, van dat
anderszins ter beschikking stellen en/of verhandelen van
wapens of munitie een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
6.
hij op 04 september 2008 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
238 gram, amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
1.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
2.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
3.
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
4.
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
5.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en van het verhandelen een beroep of gewoonte maken en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en van het verhandelen een beroep of gewoonte maken,
en
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en van het anderszins ter beschikking stellen van wapens een beroep of gewoonte maken;
6.
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMAATVERWEREN
De raadsman heeft een aantal verweren gevoerd die bij honorering op grond van het bepaalde in artikel 359a Sv. zouden moeten leiden tot strafvermindering.
Misleiding notitie 7
Onder de verdachte zijn meerdere notities in beslag genomen. In het dossier bevindt zich notitie 7 waarop een prijslijst staat voor diverse vuurwapens. Door de verdediging is aangevoerd dat het hier niet gaat om een notitie van de hand van de verdachte maar dat dit een bekende lijst is die al jaren in de media circuleert. Verwezen wordt onder andere naar een publicatie van deze lijst in de Volkskrant. Er is sprake zijn van misleiding van de rechtbank nu de opsporingsambtenaren hebben gesteld dat notitie 7 van de hand van de verdachte zou zijn en/of een onderdeel zou zijn van de administratie van de verdachte.
Er is sprake van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, te weten het op misleidende wijze samenstellen van het dossier. Gezien het bepaalde in artikel 359a Sv. dient dit te leiden tot strafvermindering, aldus de raadsman.
Uit het strafdossier blijkt dat de opsporingsambtenaren bij de doorzoeking aan de [adres 2] te Amsterdam notitie 7 hebben gevonden. Deze notitie is, gezien de aard daarvan, in beslag genomen en aan het dossier toegevoegd. Met de verdediging stelt de rechtbank vast dat kennelijk niet de gehele notitie door de opsporingsambtenaren is gekopieerd. Verder stelt de rechtbank vast dat in het proces-verbaal niet wordt gesuggereerd dat dit een notitie is die is opgesteld door de verdachte. Notitie 7 is slechts aan het dossier toegevoegd. De stelling van de raadsman dat de opsporingsambtenaren de rechtbank hebben misleid is onvoldoende aannemelijk gemaakt, zodat het verweer wordt verworpen.
Beelden woning en auto van de verdachte
Door de officier van justitie is aan de media beeldmateriaal ter beschikking gesteld van de doorzoeking op het adres [adres 1] te Amsterdam. Dit is het adres waar het galvaniseerbedrijf van de verdachte is gevestigd en waar de verdachte tijdelijk zijn woonadres had in verband met de verbouwing van zijn eigen woning aan de [adres 2]. De raadsman stelt dat de privacy van zijn cliënt in ernstige mate is geschonden nu er gefilmd is in de woning van cliënt én het kenteken van diens auto (deels) in beeld is gekomen.
De rechtbank begrijpt het verweer aldus dat de raadsman een beroep doet op het bepaalde in artikel 8 EVRM, het recht op eerbiediging van privé-leven van de verdachte. Uit het ter beschikking gestelde dossier alsmede het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat er beelden zijn gemaakt in de woning van de verdachte. Deze beelden beperken zich tot opnames van de in de woning aangetroffen kluizen waarin zich wapens, munitie alsmede onderdelen daarvan bevonden alsmede van beelden van de in beslag genomen wapens. Daarnaast zijn er opnames gemaakt in de werkplaats waar de auto, een Volvo, van de verdachte stond. Het kenteken van de auto van de verdachte is daarbij deels in beeld gekomen. De beelden laten zien dat de auto in gebruik was als opbergplaats voor een zeer groot aantal vuurwapens. In de bak van de Volvo zijn immers 65 vuurwapens aangetroffen.
Van het in beeld brengen van privacygevoelige informatie is in het geheel geen sprake. Niet kan worden vastgesteld dat de getoonde beelden voor een groot publiek tot de woning en/of de persoon van de verdachte zijn te herleiden. Gezien het vorengaande oordeelt de rechtbank dat de hiervoor genoemde beelden geen inbreuk maken op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Er is wat dat betreft dan ook geen sprake van een niet herstelbaar vormverzuim dat langs de weg van artikel 359a Sv. compensatie behoeft.
Inbraak woning verdachte
Door de raadsman is het verweer gevoerd dat de recherche onrechtmatig heeft gehandeld, nu zij na de doorzoeking bij de verdachte op 3 september 2008 de woning van verdachte niet goed hebben afgesloten nu de alarminstallatie niet in werking is gesteld. Het gevolg hiervan is, aldus de raadsman, dat er op 8 september 2008 in de woning van de verdachte is ingebroken. Dit handelen van de recherche moet worden gesanctioneerd via de weg van artikel 359a Sv..
De rechtbank verwerpt het verweer nu het niet inschakelen van een alarminstallatie niet valt aan te merken als een normschending in het opsporingsonderzoek in de zin van artikel 359a Sv.. Het verweer behoeft dan ook geen verdere bespreking.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een zeer grote hoeveelheid (vuur) wapens en munitie. Daarnaast heeft de verdachte een beroep of gewoonte gemaakt, van kort gezegd, de handel in vuurwapens. Ten slotte heeft de verdachte harddrugs, te weten een aanzienlijke hoeveelheid pillen (amfetamine) voorhanden gehad.
Dit zijn ernstige feiten. De verdachte heeft zich beziggehouden met illegale wapenhandel. Hij heeft daarbij een zeer grote hoeveelheid (vuur) wapens en munitie voorhanden gehad en aan anderen overgedragen. Het behoeft geen betoog dat het voorhanden hebben en overdragen van dergelijke (vuur) wapens een onaanvaardbaar risico is voor de veiligheid van personen. De verdachte heeft daarmee bijgedragen aan het in omloop brengen van illegale wapens en munitie in Nederland en hij heeft zich daarbij niet bekommerd om het gevaar dat dit voor de maatschappij en voor de veiligheid van anderen meebrengt. Tegen onbevoegd wapenbezit dient dan ook krachtig te worden opgetreden. Het in omloop brengen van wapens brengt voorts gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich mee, waardoor een toename van wapenbezit, gepaard gaande met een drempelverlaging ten aanzien van het gebruik ervan, valt te vrezen.
Amfetamine is een voor de gezondheid van personen zeer schadelijke stof. Het gebruik ervan is bovendien bezwarend voor de samenleving, onder andere door de daarmee gepaard gaande criminaliteit door verslaafden. De handel in verdovende middelen is uitermate lucratief.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 20 november 2008 reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst onder nummer 1, 4, 5, 10, 15, 17, 21, 22, 24, 25, 33, 36, 37, 133, 191, 192, 375, 376 en 378 terug te geven aan de verdachte.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de in beslag genomen goederen zoals vermeld op de beslaglijst onder nummer 2, 5, 8, 9, 13, 16, 19, 20, 23, 26, 27, 28, 29, 31, 32, 34, 35, 38-132, 134-190, 193-302, 304-367, 369-373, 379-382, 385 en 386 te onttrekken aan het verkeer.
De officier van justitie heeft tot slot gevorderd de in beslag genomen goederen zoals vermeldt op de beslaglijst onder nummer 3, 6, 7, 11, 12, 14, 18, 30, 303, 368, 374, 377, 383 en 384 verbeurd te verklaren.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie, behoudens voor wat betreft de verbeurdverklaring van de auto, de camera’s en foto’s.
De auto
De raadsman heeft betoogd dat de verbeurdverklaring van de auto niet valt binnen de criteria van artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht (Sr.). Subsidiair is de raadsman de mening toegedaan dat verbeurdverklaring van de auto leidt tot onnodige leedtoevoeging. Meer subsidiair verzoekt de raadsman toepassing van het bepaalde in artikel 33c Sr. en te bepalen dat de verbeurdverklaring geldt voor een waarde van € 30.000,-.
Nu in de auto van de verdachte een aanzienlijk aantal vuurwapens zijn aangetroffen en aangenomen moet worden dat de auto diende als een afsluitbare opbergplek van die wapens is de rechtbank van oordeel dat de feiten met behulp van de auto zijn begaan. De auto is derhalve vatbaar voor verbeurdverklaring. De rechtbank zal de auto dan ook verbeurd verklaren. Voor een compensatie als bedoeld in artikel 33c Sr. acht de rechtbank geen termen aanwezig.
Verbeurdverklaring camera’s en foto’s
Het verweer van de raadsman komt er kort samengevat op neer dat de in beslag genomen camera’s en de foto’s waarvoor de verbeurdverklaring wordt verzocht niet zijn te relateren aan enig strafbaar feit.
Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2009 (1e aanvulling map 01 van 01, pp 3153ev) is een nader onderzoek ingesteld naar de onder de verdachte in beslag genomen afbeeldingen van vuurwapens. De 134 aangetroffen afbeeldingen van vuurwapens zijn door een opsporingsambtenaar nader onderzocht op aanwezigheid van EXIF informatie. EXIF is een metadata specificatie voor afbeeldingsbestanden voor onder andere digitale camera’s. Verwezen wordt in het proces-verbaal naar de vakbijlage.
Uit de verkregen EXIF informatie van de 134 afbeeldingen blijkt dat:
- 57 afbeeldingen zijn gemaakt met een Panasonic DMC-FZ5 camera (een zelfde camera is aangetroffen bij de doorzoeking op het adres van de verdachte aan de [adres 1] te Amsterdam);
- 51 afbeeldingen zijn gemaakt met een Sony DSC-T7 camera (een zelfde camera is aangetroffen bij de doorzoeking op het adres van de verdachte aan de [adres 1] te Amsterdam).
De rechtbank acht het voldoende aannemelijk, gezien de aard van deze strafzaak te weten het voorhanden hebben van én beroepsmatig handelen in vuurwapens, alsmede gezien de aangetroffen afbeeldingen van vuurwapens op foto’s, dat de bewezen verklaarde feiten met behulp van deze twee camera’s zijn begaan. De verdachte heeft niet betwist eigenaar van de camera’s te zijn.
De rechtbank gaat over tot verbeurd verklaring van de in beslag genomen Panasonic (beslaglijst nr 18) en Sony fotocamera (beslaglijst nr 30).
Ten aanzien van de in beslag genomen fotocamera van het merk Samsung (beslaglijst nr 14) is het verband met de ten laste gelegde feiten niet vast te stellen. De rechtbank gelast de teruggave van de fotocamera van het merk Samsung aan de verdachte.
Van de in beslag genomen foto’s wordt, in tegenstelling tot hetgeen de raadsman stelt, geen verbeurdverklaring gevorderd.
De in beslag genomen goederen zoals vermeld op de beslaglijst onder nummer 3, 6, 7, 11, 12, 18, 30, 303, 368, 374, 377, 383 en 384 zullen worden verbeurd verklaard.
Die verbeurdverklaring zal worden opgelegd als bijkomende straf voor de feiten 1, 2, 3, 4, en 5.
De in beslag genomen goederen zoals vermeld op de beslaglijst onder nummer 2, 5, 8, 9, 13, 16, 19, 20, 23, 26, 27-29, 31, 32, 34, 35, 38-132, 134-190, 193-302, 304-367, 369-373, 379-382, 385 en 386 zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
Ten aanzien van de in beslag genomen goederen zoals vermeld op de beslaglijst onder nummer 1, 4, 5, 10, 14, 15, 17, 21, 22, 24, 25, 33, 36, 37, 133, 191, 192, 375, 376 en 378 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van Wet wapens en munitie alsmede op artikel 10 van de Opiumwet.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 8 (acht) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd: 3, 6, 7, 11, 12, 18, 30, 303, 368, 374, 377, 383 en 384 als bijkomende straf voor de feiten 1, 2, 3, 4 en 5;
- verklaart onttrokken aan het verkeer: 2, 5, 8, 9, 13, 16, 19, 20, 23, 26, 27-29, 31, 32, 34, 35, 38-132, 134-190, 193-302, 304-367, 369-373, 379-382, 385 en 386;
- gelast de teruggave aan verdachte van: 1, 4, 5, 10, 14, 15, 17, 21, 22, 24, 25, 33, 36, 37, 133, 191, 192, 375, 376 en 378.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van Boven, voorzitter,
en mrs. De Vreede en Van Dijke, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. Van Hoof en Volp, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 december 2009.
Bijlage bij vonnis van 1 december 2009:
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 03 september
2008, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, te
Amsterdam, in een pand aan de [adres 1], een of meer vuurwapen(s) van
categorie III, te weten 192, althans een of meer (semi automatische) pistolen
en/of revolvers (onder meer van de merken Steyr en/of Glock en/of Walther
en/of Beretta en/of CZ 83) en/of een (grote) hoeveelheid munitie van categorie
II en/of III voorhanden heeft gehad;
(art. 26 van de Wet wapens en munitie)
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 03 september
2008, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, te
Amsterdam, in een pand aan de [adres 2], een of meer vuurwapen(s)
van categorie III, te weten 10 (semi automatische) pistolen en/of revolvers
(onder meer van de merken Walther en/of Baby FN en/of CZ83), en/of een (grote)
hoeveelheid munitie van categorie II en/of III, voorhanden heeft gehad;
(art. 26 van de Wet wapens en munitie)
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 03 september
2008, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, te
Amsterdam, in een pand aan de [adres 1], een of meer wapen(s) van
- categorie I, onder 1, te weten 2, althans een of meer messen, met een lemmet
voorzien van twee snijkanten en/of van
- categorie 1 onder 3, te weten een ploertendoder en/of 24, althans een
of meer geluiddempers voor vuurwapens voorhanden heeft gehad;
(art. 13 van de Wet wapens en munitie)
4.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 03 september
2008, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, te
Amsterdam, in een pand aan de [adres 2], een of meer wapen(s)
- van categorie I, onder 1, te weten 5, althans een of meer, valmessen met een
lemmet voorzien van meer dan één snijkant en/of
- van categorie I, onder 2, te weten 2, althans een of meer, opvouwbare messen
met een lengte in opengevouwen toestand van meer dan 28 centimeter en/of
- van categorie I, onder 3, te weten 14, althans een of meer, boksbeugels en/of
- van categorie I, onder 4, te weten 20, althans een of meer, messen die
uiterlijk gelijken op aanstekers en/of
- van categorie I, onder 4, te weten 2, althans een of meer, messen die
uiterlijk lijken op lipsticks en/of
- van categorie I, onder 4, te weten 48, althans een of meer, messen, die
uiterlijk lijken op schrijfpennen,
voorhanden heeft gehad;
(art. 13 van de Wet wapens en munitie)
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 3 september 2008
te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen,
- zonder erkenning 102, althans een of meer vuurwapens van de categorie III
heeft getransformeerd of in de uitoefening van een bedrijf anderszins ter
beschikking heeft gesteld of heeft verhandeld en/of
- zonder consent 24, althans een of meer wapens van de categorie I (geluiddempers) heeft
overgedragen en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft doen binnenkomen en/of
heeft doen uitgaan en/of
- 202, althans een of meer wapens en/of munitie van de categorie II en/of III voorhanden heeft gehad en/of
- zonder consent, 37, althans een of meer wapens en/of munitie van de
categorie II en/of III heeft doen uitgaan naar Groot Brittannië en/of Ierland,
en/of
zonder consent 102 wapens en/of munitie van de categorie II en/of III vanuit
Duitsland heeft doen binnenkomen
terwijl hij, verdachte, van dat vervaardigen en/of transformeren en/of
uitwisselen en/of anderszins ter beschikking stellen en/of verhandelen van
wapens of munitie een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
(artikel 9, 13, 26, 31 en 55 lid 4 van de Wet wapens en munitie)
6.
hij op of omstreeks 04 september 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
238 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;