Parketnummer: 10/820480-09
Datum uitspraak: 6 oktober 2009
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 te Rotterdam,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
raadsman mr. P.J. Gijsbertsen, advocaat te Gouda.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2009.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Van Heemst heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde wegens psychische overmacht;
- ontslag van alle rechtsvervolging van het onder 2 ten laste gelegde wegens psychische overmacht;
- bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 250,=, subsidiair 5 dagen hechtenis.
Het onder 1 ten laste gelegde feit komt er in de kern op neer dat de verdachte op 9 juni 2009 in Capelle aan den IJssel als bestuurder van een bestelauto door een rood stoplicht is gereden en dat het daarom aan zijn schuld te wijten is dat er een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Door dit ongeval heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Vast staat dat de verdachte door rood licht is gereden en daarbij een botsing heeft veroorzaakt waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte treft daarvan echter geen verwijt in strafrechtelijke zin. Hij is, blijkens hetgeen onder meer uit de geluidsopname van het gesprek van verdachte met de meldkamer van de politie blijkt, door de gebeurtenissen voorafgaand aan het ongeval - meer in het bijzonder door de dreiging die er van zijn achtervolgers uitging - zodanig in paniek geraakt dat hij zich genoodzaakt voelde door rood te rijden. Hij heeft daarbij ook zijn snelheid niet gematigd. Hij heeft geen rationele keuzes meer kunnen maken, maar dat kon gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval van hem op dat moment ook niet meer van hem gevergd worden. Hij verkeerde in een toestand van psychische overmacht; het bestanddeel schuld kan daarom niet bewezen worden.
Het onder 3 ten laste gelegde feit is, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte ook daarvan dient te worden vrijgesproken. Hiertoe wordt als volgt overwogen. De getuige Vos reed op 9 juni 2009 met zijn vrachtwagen op de Van Brienenoordbrug te Rotterdam. Blijkens zijn verklaring was er vrij veel verkeer, men reed in file met een snelheid van ongeveer 70 km/uur. Op de linkerrijstrook reed een witte bestelauto - de auto van de verdachte - en op de rechterrijstrook een zwarte bestelbus met een Duits kenteken. Op enig moment reed de witte bestelauto - niet abrupt - van de linker naar de rechter rijstrook. Op het moment dat de witte bestelauto naar rechts ging, meerderde de zwarte bestelbus ineens vaart, kennelijk om het gat dicht te rijden. De zwarte bestelbus naderde de witte auto en stuurde naar rechts, waardoor deze vervolgens in aanraking kwam met de oplegger van de vrachtauto. Op grond van deze verklaring is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zich als bestuurder van een motorrijtuig zodanig heeft gedragen dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt. Weliswaar is de verdachte van rijstrook gewisseld, maar is het gevaar veroorzaakt door de vaartvermeerdering van de medeweggebruiker.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 09 juni 2009 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto) door wiens gedraging een verkeersongeval is veroorzaakt op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A16, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander of anderen (te weten [A] en/of VOF [D]) schade was toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
Het bewezen feit levert op:
2. overtreding van artikel 7 eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er sprake is van psychische overmacht zodat het onder 2 bewezen verklaarde feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend.
Hierbij worden in ogenschouw genomen de verklaring van de vrachtautochauffeur [E] over het rijgedrag van de zwarte bestelbus, de verklaring van de verdachte over het rijgedrag van deze auto en de geluidsopnamen van het gesprek van de verdachte tijdens de rit met de meldkamer van de politie. Hieruit volgt dat de verdachte zich door de (inzittenden van de) zwarte bestelbus, al spoedig dermate bedreigd heeft gevoeld dat hij de (verschoonbare) keuze heeft gemaakt om niet te stoppen om de schade af te wikkelen.
De verdachte wordt ten aanzien van dit feit ontslagen van alle rechtsvervolging.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd mevrouw [slachtoffer], wonende te [adres], ter zake van feit 1.
De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 2.750,= en een door de rechtbank te bepalen bedrag aan immateriële schade.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt. Deze kosten worden op nihil begroot.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994.
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdedi¬ging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Franken, voorzitter,
en mrs. Wiersinga en Doorduijn, rechters,
in tegenwoordigheid van Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 oktober 2009.
De jongste rechter is bij afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 09 juni 2009 te Capelle aan den IJssel als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto/bestelauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld
te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke
verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, de Hoofdweg, welk onvoorzichtig, onachtzaam
en/of onzorgvuldig rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen
daar,
in strijd met een voor hem geldend rood licht uitstralend verkeerslicht
met een hoge snelheid, althans met een gelet op de omstandigheden te hoge
snelheid, die kruising is opgereden en/of (aldaar) in botsing of aanrijding
is gekomen met de bestuurder van een personenauto, die voor hem, verdachte,
van rechts kwam en (inmiddels) doende was het kruisingsvlak bij groen licht
over te steken,
waardoor die andere bestuurder, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk
letsel (te weten een bekkenbreuk en interne bloedingen (waardoor de milt moest
worden verwijderd)) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan;
(artikel 6 jo artikelen 175, lid 3, en 179 van de Wegenverkeerswet 1994)
hij op of omstreeks 09 juni 2009 te Rotterdam als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto/bestelauto) betrokken bij een verkeersongeval en/of
door wiens gedraging een verkeersongeval is veroorzaakt op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A16, de plaats van het ongeval
heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest
vermoeden aan een ander of anderen (te weten [A] en/of VOF [D])
schade was toegebracht;
(artikel 7, lid 1, onder a, jo artikelen 176 en 179 van de Wegenverkeerswet
1994)
hij op of omstreeks 09 juni 2009 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig
(personenauto/bestelauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer
openstaand weg, de Rijksweg A16, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die
weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die
weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
op korte afstand (ongeveer 5 meter) achter een motorrijtuig heeft gereden
en/of van rijstrook is gaan wisselen op een zodanig moment en/of op zodanige
wijze dat een rechts dicht naast dan wel rechts dicht achter hem rijdende
bestelbus werd gehinderd en/of moest uitwijken;
(artikel 5 jo artikelen 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.