ECLI:NL:RBROT:2009:BL0556

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/5139
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van politiefunctionaris wegens ernstig plichtsverzuim en de rol van psychiatrische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 augustus 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een politiefunctionaris, en de korpsbeheerder van de politieregio Rotterdam-Rijnmond. Eiseres was disciplinair ontslagen vanwege ernstig plichtsverzuim, dat bestond uit twee incidenten: een alcoholcontrole waarbij zij haar politie-identiteitsbewijs toonde en een aangifte van winkeldiefstal. Eiseres heeft erkend dat deze gedragingen hebben plaatsgevonden, maar heeft aangevoerd dat haar psychiatrische stoornis, een bipolaire stoornis, niet voldoende in de besluitvorming is meegenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de motivering van het ontslagbesluit ontoereikend was, omdat verweerder niet had aangetoond in hoeverre de gedragingen van eiseres te verwijten waren, gezien haar psychiatrische toestand. De rechtbank oordeelde dat de enkele verwijzing naar jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep niet volstond om de ernst van het plichtsverzuim te onderbouwen, en dat de integriteit van een politiefunctionaris niet automatisch uitsluit dat er een zorgvuldige beoordeling van de feiten en omstandigheden moet plaatsvinden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres. Tevens werd bepaald dat verweerder binnen vier weken een nieuwe beslissing op het bezwaar moest nemen, met inachtneming van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 08/5139 AW – T3
Uitspraak in het geding tussen
, wonende te Spijkenisse, eiseres,
gemachtigde mr. J.H.M. Nijhuis, advocaat te Rotterdam,
en
de korpsbeheerder van de politieregio Rotterdam-Rijnmond, verweerder,
gemachtigde mr. R. Konijnendijk.
1 Ontstaan en loop van de procedure
1.1 Bij besluit van 5 juni 2008 heeft verweerder eiseres vanwege ernstig plichtsverzuim op grond van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) disciplinair ontslag verleend. Het ontslag is onmiddellijk ten uitvoer gelegd.
1.2 Tegen dit besluit (hierna: het ontslagbesluit) heeft eiseres bij brief van 1 juli 2008 bezwaar gemaakt.
1.3 Bij besluit van 3 november 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
1.4 Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiseres bij brief van
11 december 2008 beroep ingesteld.
1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2009. Aanwezig waren eiseres en haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2 Overwegingen
2.1 Naar vaste jurisprudentie dient, alvorens een bestuursorgaan kan overgaan tot het opleggen van een disciplinaire maatregel, het verweten plichtsverzuim vast te staan, dient dit aan de ambtenaar te zijn toe te rekenen en dient de opgelegde straf evenredig te zijn aan de ernst van het gepleegde plichtsverzuim.
2.2 Bij het ontslagbesluit heeft verweerder eiseres de disciplinaire maatregel van ontslag opgelegd vanwege ernstig plichtsverzuim. Verweerder heeft de volgende gedragingen aangemerkt als ernstig plichtsverzuim:
• Op 4 november 2007 is bij een alcoholcontrole een auto aangehouden. De bestuurder is aangehouden vanwege overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet. Eiseres was gezeten naast de bestuurder en heeft bij de aanhouding haar politie-identiteitsbewijs getoond.
• Op 12 december 2007 is tegen eiseres aangifte gedaan van winkeldiefstal. Eiseres heeft bij een supermarkt boodschappen in haar tas gedaan en niet bij de kassa afgerekend.
2.3 Eiseres heeft deze gedragingen op zich niet bestreden, maar aangevoerd dat verweerder in de besluitvorming onvoldoende heeft betrokken dat eiseres aan een psychiatrische stoornis lijdt. Eiseres lijdt aan een bipolaire stoornis en staat daarvoor onder behandeling van een psychiater. In de primaire fase heeft eiseres een verklaring overgelegd van 22 januari 2008 van S. Smout, arts in opleiding tot psychiater bij het Deltaziekenhuis te Vlaardingen. De gedragingen kunnen eiseres, gelet op haar psychiatrische stoornis, niet ten volle worden aangerekend. De opgelegde straf van disciplinair ontslag is dan ook niet evenredig.
2.4 Verweerder heeft naar aanleiding van de overgelegde verklaring een psychiatrisch onderzoek gelast. Op 28 februari 2008 is een onderzoeksrapport uitgebracht door
M. Kazemier, psychiater. In dit onderzoeksrapport zijn, voor zover van belang, de volgende overwegingen opgenomen:
“De twee gevallen van plichtsverzuim vrij kort na elkaar in november en december 2007 zijn beide gekenmerkt door een zekere mate van impulsiviteit. Het impulsieve tonen van haar legitimatiebewijs lijkt ook te maken te hebben met overmatig alcoholgebruik, dat overigens vaak wordt gezien bij maniforme ontremming. De winkeldiefstal kan rondom het 50e levensjaar, maar ook wel daarbuiten, voorkomen als een zelfstandig ziektebeeld (kleptomanie), maar lijkt hier meer een impulsdoorbraak bij een licht ontremde toestand in het kader van haar bipolaire stoornis.
Causaliteit tussen ziekte en gedrag is er dus wel. Afgezien van de causaliteit was ze wel in staat de gevolgen van haar handelen te overzien. Ze kan dus wel beseffen wat ze fout gedaan heeft, zeker wat betreft de winkeldiefstal, haar regulerende vermogens zijn echter aangetast, althans naar alle waarschijnlijkheid, door het ziektebeeld.
(…)
Impulsiviteit, schaamtegevoel en tekortschieten van het probleemoplossend vermogen kunnen gezien worden in het kader van de gemengde emotionele toestand, zoals past bij het ziektebeeld.”
2.5 In het advies van de bezwaarschriftencommissie van 8 september 2008, dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit, zijn op basis van dit rapport de volgende overwegingen opgenomen:
“De commissie is van oordeel dat, ondanks dat bezwaarmaakster mogelijk impulsief haar politielegitimatie heeft getoond en verminderd toerekeningsvatbaar is geweest ten tijde van de winkeldiefstal, het strafontslag niet onevenredig is met het plichtsverzuim.
(…)
In deze ziet de commissie zich mede gesteund door jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, waaruit blijkt dat strafontslag niet onevenredig is, wanneer sprake is van verminderde toerekeningsvatbaarheid.”
Verweerder heeft deze overwegingen onderschreven en in zijn geheel overgenomen bij het bestreden besluit.
2.6 In het licht van de hierboven weergegeven overwegingen van het onderzoeksrapport is de motivering van verweerder naar het oordeel van de rechtbank ontoereikend. Het advies – en daarmee het bestreden besluit – geeft er geen blijk van dat de concrete omstandigheden van dit geval zijn meegewogen. Uit het onderzoeksrapport komt weliswaar naar voren dat eiseres in staat is de gevolgen van haar handelen te overzien, maar tevens is gesteld dat het haar ontbreekt aan regulerend vermogen. Nu juist dit aspect van de ziekte bij beide incidenten van invloed kan zijn geweest op het gedrag van eiseres heeft verweerder aldus niet inzichtelijk gemaakt in hoeverre de gedragingen eiseres te verwijten zijn. De enkele - niet specifieke - verwijzing naar jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep geeft hierin géén enkel inzicht nu van belang is hoe het psychiatrische ziektebeeld in een concreet geval van invloed is op het verweten gedrag.
De omstandigheid dat eiseres is aangesteld als politiefunctionaris, van wie de integriteit niet ter discussie mag staan, maakt niet dat een op de zaak zelf toegespitste beoordeling waarin alle feiten en omstandigheden dienen te worden meegewogen, niet behoeft te worden gemaakt. Daarbij is tevens van belang dat eiseres reeds enkele jaren feitelijk al niet meer werkzaam was in haar functie vanwege haar ziekte.
2.7 Het voorgaande leidt ertoe dat het bestreden besluit niet kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering.
2.8 Het beroep is gegrond.
2.9 De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank bepaalt de proceskosten op € 644,- aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt het bestreden besluit,
- bepaalt dat verweerder binnen vier weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak,
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 145,- vergoedt,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 644,-.
Aldus gedaan door mr. E.A. Poppe-Gielesen, voorzitter, en mr. H. van den Heuvel en
mr. A. van ‘t Laar, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.M.L.J. Spierings, griffier.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op: 31 augustus 2009.
Rechtsmiddel
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden op: