Zaak-/rolnummer: 325442 / HA ZA 09-552
Uitspraak: 9 december 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. E.T. van Dalen te Groningen,
de naamloze vennootschap AIG EUROPE (NETHERLANDS) N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. B.S. Janssen te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” respectievelijk “AIG”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 10 februari 2009 en de door [eiser] overgelegde producties;
- akte tot rectificatie;
- conclusie van antwoord;
- conclusie van repliek;
- conclusie van dupliek, met producties.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weer¬sproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1 Door bemiddeling van de assurantietussenpersoon SEZ heeft [eiser] per 16 november 2001 twee verzekeringsovereenkomsten gesloten met AIG die onder meer dekking bieden in geval van arbeidsongeschiktheid door ziekte. Eind 2004 heeft SEZ deze polissen samengevoegd en begin januari 2005 is een nieuwe polis toegestuurd. Op dit polisblad staat vermeld:
Income Security Plan
POLIS
(…)
Verzekerde
:
[eiser]
Geboortedatum verzekerde : [geboortedatum]
(…)
Verzekerd risico
:
arbeidsongeschiktheid of overlijden door een ongeval, alsmede arbeidsongeschiktheid door ziekte
Ingangsdatum : 16-11-2001
(…)
Einddatum
:
28-4-2008, zijnde de datum dat verzekerde de leeftijd van [leeftijd] jaar heeft bereikt
(…)
Maximale uitkeringstermijn
:
7 jaar
Eigen risico termijn : 30 dagen
Voorwaarden : Algemene verzekeringsvoorwaarden Income Security Plan (Formulier ISP/2003/10)
(…)
In de polisvoorwaarden is het volgende bepaald:
SECTIE 1 - ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 DEFINITIES
(…)
1.7
Uitkeringstermijn
De door verzekeringnemer bij het aangaan van deze verzekering gekozen periode waarover maximaal een uitkering wordt verstrekt, als op het polisblad vermeld. De uitkeringstermijn gaat in na het verstrijken van de eigen risico termijn.
1.8 Eigen risico termijn
De periode waarover geen recht op een uitkering krachtens deze verzekering bestaat, als op het polisblad vermeld.
(…) Einddatum van de verzekering
De dag waarop deze verzekering eindigt als op het polisblad vermeld, en uiterlijk de eerste jaarlijkse vervaldag volgend op de 60ste verjaardag van de verzekerde. Bij polissen afgesloten voor 1 oktober 2003 is de eindleeftijd [leeftijd] jaar.
Artikel 8
(…) BEGIN, DUUR EN EINDE VAN DEZE VERZEKERING
8.2 Onverminderd het in artikel 3, 6 en 7 omtrent opzegging en beëindiging bepaalde, eindigt de verzekering in ieder geval:
- (…)
- zodra de einddatum is bereikt;
- (…)
SECTIE 2 - DEKKING “ARBEIDSONGESCHIKTHEID”
(…)
Artikel 15 RECHT OP UITKERING
15.1 Recht op uitkering bij arbeidsongeschiktheid krachtens deze verzekering bestaat uitsluitend na het verlopen van de eigen risico termijn zoals vermeld op het polisblad (…)
Artikel 16 EIGEN RISICO TERMIJN
(…) De eigen risico termijn gaat in op de dag volgend op die, waarop door een bevoegd arts de arbeidsongeschikhteid is vastgesteld.
Artikel 21 EINDE VAN DE UITKERING
De uitkering eindigt:
- (…)
- op de dag waarop deze verzekering eindigt. (…)
2.2 Op 18 april 2008 heeft [eiser] aan AIG gemeld dat hij per 1 april 2008 arbeids¬ongeschikt is als gevolg van een hartinfarct.
2.3 AIG heeft geweigerd tot uitkering onder de polis over te gaan.
3 De vordering
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad AIG te veroordelen tot nakoming van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst, inhoudende dat AIG met ingang van 1 mei 2008 aan [eiser] een uitkering doet van 100% van de verzekerde jaarrente voor een maximale uitkeringstermijn van 7 jaren zolang [eiser] arbeidsongeschikt is, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
alsmede tot betaling aan [eiser] van € 1.000,- ter zake van buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van AIG in de kosten van het geding.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiser] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 AIG is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de verzekerings¬overeenkomst. Zij heeft ten onrechte geweigerd tot uitkering over te gaan.
3.2 [eiser] heeft buitengerechtelijke kosten gemaakt.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [eiser] in de kosten van het geding.
AIG heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 Gedurende de eerste dertig dagen van arbeidsongeschiktheid bestaat geen recht op uitkering onder de polis. Enig recht op uitkering onder de polis eindigt op de dag waarop de verzekering eindigt. De verzekering eindigt op de einddatum van de verzekering, hetgeen in dit geval 28 april 2008 is. De wachttijd ging in op 2 april 2008 en eindigde op 2 mei 2008. Op die datum was de looptijd van de verzekeringsovereenkomst geëindigd. Dit brengt mee dat geen recht op uitkering onder de polis bestaat.
4.2 Bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst heeft [eiser] zich laten bijstaan door een professional, SEZ. Haar taak is om de polis en de consequenties daarvan met [eiser] als verzekeringnemer door te nemen en met [eiser] vast te stellen of deze aan de verwachtingen voldoet. Wanneer dat niet het geval was geweest, had bijvoorbeeld een polis met eindleeftijd van 65 jaar afgesloten kunnen worden. SEZ heeft [eiser] ten opzichte van AIG vertegenwoordigd. AIG heeft geen rechtstreeks contact gehad met [eiser] en mocht er op vertrouwen en heeft er op vertrouwd dat SEZ met [eiser] had vastgesteld dat de polis voldeed aan de wensen en verwachtingen van [eiser].
4.3 Er heeft geen medische beoordeling plaatsgevonden. Niet is vastgesteld in hoeverre dekking zou bestaan onder de polis wanneer het verstrijken van de einddatum niet relevant zou zijn. Een toewijzing van 100% van de jaarrente kan dus niet aan de orde zijn. De hoogte van de uitkering is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid.
4.4 AIG betwist dat [eiser] buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt die voor vergoe¬ding in aanmerking komen.
4.5 Er bestaat geen aanleiding voor toewijzing van de dwangsom. Wanneer AIG veroor¬deeld wordt om dekking te verlenen, zal zij vanzelfsprekend aan die veroordeling voldoen.
4.6 Gelet op het restitutierisico verzoekt AIG een eventuele veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
5 De beoordeling
5.1 Partijen twisten over de betekenis van de artikelen 8, 15, 16 en 21 van de polis¬voorwaarden. De rechtbank stelt voorop dat bij de uitleg van een beding in een overeenkomst het aankomt op hetgeen partijen met dat beding hebben beoogd en, indien niet van een gemeen¬schappelijke bedoeling blijkt, wat een redelijke uitleg van het beding meebrengt. Daarbij moet worden gelet op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan het beding mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij de beantwoording van de vraag welke zin partijen over en weer redelijkerwijs aan een beding mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Ook de taalkundige betekenis die de bewoordingen waarin het beding is gesteld, in het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, is bij de uitleg van dat beding van belang. De verzekeringsvoorwaarden moeten ten opzichte van een niet professionele verzekerde steeds duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. Algemeen gezichtspunt is voorts dat in geval van twijfel over de uitleg van een voorwaarde de voor de verzekerde gunstigste interpretatie prevaleert.
5.2 Naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke uitleg van de artikelen 8, 15, 16 en 21 van de polis¬voorwaarden mee dat volgens die bepalingen pas recht op uitkering bestaat na afloop van de eigen risico termijn, welke eigen risico termijn begint te lopen vanaf de eerstvolgende dag na die waarop een arts heeft geoordeeld dat de verzekerde arbeidsongeschikt is. De uitkering stopt zonder meer op de dag dat de verzekering eindigt.
5.3 In 2.1 is het polisblad van de verzekeringsovereenkomst weergegeven. Partijen zijn blijkens dit polisblad overeengekomen dat de eigen risico termijn dertig dagen bedraagt en dat de verzekering eindigt op 28 april 2008, zijnde de datum waarop [eiser] de leeftijd van [leeftijd] jaren bereikte. Vast staat dat [eiser] op 1 april 2008 een hartinfarct is over¬komen. Voormelde redelijke uitleg van de toepasselijke polisbepalingen brengt mee dat in het onderhavige geval de eigen risico termijn van dertig dagen op z’n vroegst is aan¬gevangen op 2 april 2008 – ervan uitgaande dat een arts op 1 april 2008 heeft vastgesteld dat [eiser] als gevolg van het hartinfarct arbeidsongeschikt in de zin van de polis is geworden; niet gesteld of gebleken is dat een arts al op enige datum vóór 1 april 2008 heeft geoordeeld dat [eiser] in verband met hartproblemen arbeids¬ongeschikt was – en is geëindigd op 1 mei 2008. Vanaf 2 mei 2008 zou [eiser] dus recht op uitkering hebben gehad, als de verzekering op die dag niet al was geëindigd.
5.4 [eiser] heeft betoogd dat in artikel 21 niet is geregeld de situatie dat de verzekerde op de einddatum van de verzekering arbeidsongeschikt is. Volgens [eiser] brengt een redelijke uitleg van deze bepaling mee dat in een dergelijk geval de maximale uitkerings¬termijn van zeven jaar gaat lopen en dat dus ook een uitkering moet plaatsvinden na de einddatum van de verzekering. De rechtbank verwerpt dit standpunt. Aan de bewoordingen van artikel 21 dient redelijkerwijs de betekenis te worden toegekend dat de uitkering onvoorwaardelijk eindigt bij het bereiken van de einddatum van de verzekering. In de polis noch anderszins zijn aanknopingspunten te vinden voor een beoogd onderscheid tussen de situatie dat de verzekerde op de einddatum arbeidsongeschikt is en de situatie dat de verzekerde op de einddatum arbeidsgeschikt is. Dat in het onderhavige geval [eiser] nimmer gedurende de maximale termijn van zeven jaren uitkering had kunnen ontvangen, omdat hij de verzekering is aangegaan binnen zeven jaar voor de einddatum, maakt dat niet anders.
5.5 Ook overigens zijn geen bijzondere feiten of omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan in dit geval geoordeeld zou kunnen worden dat [eiser] aan de onder¬havige polis¬bepalingen een andere dan de hiervoor besproken betekenis heeft mogen toekennen. Hierbij is in aanmerking genomen dat eventuele uitlatingen van de zijde van de tussenpersoon van [eiser], SEZ, niet zijn toe te rekenen aan AIG en om deze reden geen betekenis hebben bij de vaststelling van het recht op uitkering.
5.6 Nu vast staat dat [eiser] zich bij het sluiten van de onderhavige verzekering heeft laten adviseren en vertegenwoordigen door een assurantietussenpersoon (SEZ), terwijl in dit verband niet is betwist dat tussen [eiser] en AIG bij de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst geen direct contact is geweest, maar dat de contacten liepen via de tussenpersoon SEZ, kan [eiser] niet met recht aan AIG tegenwerpen dat laatst-genoemde hem niet heeft gewaarschuwd dat hij op grond van de polis nimmer gedurende de maximale termijn van zeven jaar recht op uitkering zou kunnen hebben. In een dergelijke situatie behoort het tot de taak van de assurantietussenpersoon te waken voor de belangen van degene die een verzekering als de onderhavige wenst af te sluiten en is er voor de verzekeraar dienaangaande geen rol weggelegd.
5.7 Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het verweer van gedaagde honoreert dat [eiser] geen recht op uitkering onder de onderhavige verzekering heeft. De vordering is om die reden niet toewijsbaar. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
6 De beslissing
De rechtbank,
wijst af de vordering van [eiser];
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van AIG bepaald op € 313,- aan vast recht en op € 904,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren.
Uitgesproken in het openbaar.
336/204