ECLI:NL:RBROT:2009:BL1730

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
civ-322950
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsuitkering op basis van herbouwwaarde na brand in sociaal cultureel centrum

In deze zaak vorderde de stichting Stichting Sociaal Cultureel Centrum 'De Schakel' een uitkering op basis van de herbouwwaarde van een pand dat op 10 mei 2004 door brand volledig verwoest was. De Schakel had een verzekering afgesloten bij Nassau Verzekering Maatschappij N.V. en stelde dat zij binnen de vereiste termijn tot herbouw was overgegaan. Nassau betwistte echter dat De Schakel aan de voorwaarden voor uitkering op basis van herbouwwaarde voldeed, en stelde dat de herbouw voor rekening en risico van de gemeente was geweest. De rechtbank oordeelde dat De Schakel inderdaad recht had op een uitkering op basis van de herbouwwaarde, omdat zij aan de voorwaarden had voldaan. De rechtbank stelde vast dat de schade op basis van herbouwwaarde was vastgesteld op € 2.220.100,--, waarvan Nassau al € 1.110.000,-- had uitgekeerd. De rechtbank wees de resterende uitkering van € 1.110.100,-- toe aan De Schakel, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 26 mei 2008. Daarnaast werd Nassau veroordeeld in de proceskosten en werd de uitvoerbaarheid bij voorraad verklaard, onder de voorwaarde dat De Schakel zekerheid stelde tot een bedrag van € 1.500.000,--.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 322950 / HA ZA 09-207
Uitspraak: 23 september 2009
VONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van:
de stichting STICHTING SOCIAAL CULTUREEL CENTRUM “DE SCHAKEL”,
gevestigd te Heerhugowaard,
eiseres,
advocaat mr. A.P.M. Henket,
- tegen -
de naamloze vennootschap NASSAU VERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. W.J. Hengeveld.
Partijen worden hierna aangeduid als "De Schakel" respectievelijk "Nassau".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
dagvaarding d.d. 7 januari 2009 en de door De Schakel overgelegde producties;
conclusie van antwoord, met producties;
tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 23 maart 2009, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 30 juni 2009;
de voorafgaand aan de zitting door De Schakel aan de rechtbank en de wederpartij toegezonden brief van 15 juni 2009, met producties;
de brief van 23 juni 2009 namens Nassau aan de rechtbank en de reactie hierop van de rechtbank van 25 juni 2009;
de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door Nassau overgelegde spreekaantekeningen.
2 Het geschil
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Nassau te veroordelen om aan De Schakel te betalen een bedrag van € 1.110.000,--, met rente en kosten.
Nassau heeft de vordering van De Schakel gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van De Schakel bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de (na)kosten van het geding, vermeerderd met rente daarover.
3 De beoordeling
3.1 Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast.
a. De Schakel exploiteert een sociaal cultureel centrum te Heerhugowaard. Zij deed dit tot 10 mei 2004 in een pand gelegen aan de Middenwaard te Heerhugowaard, sectie O nummer 1754 (hierna: het pand).
b. Op 10 mei 2004 heeft een brand het pand volledig verwoest.
c. Ten tijde van de brand was het pand op basis van een gevarenpolis voor bedrijfsgebouwen verzekerd bij Woudsend Verzekeringen, de rechtsvoorgangster van Nassau, (hierna eveneens te noemen: Nassau). Op de polis is De Schakel vermeld als verzekeringnemer.
Clausulenummer 684 van de door Nassau afgegeven polis luidt als volgt:
“In afwijking van het bepaalde in de polisvoorwaarden zal de regeling van schade aan gebouwen geschieden op basis van:
herbouwwaarde indien verzekerde binnen drie jaar na de schadedatum tot herbouw overgaat; de schadevergoeding wordt dan uitgekeerd in twee gelijke termijnen, de eerste zodra met de herbouw wordt begonnen en de tweede nadat de herbouw is voltooid, met dien verstande dat de schadevergoeding niet meer zal bedragen dan de werkelijk bestede kosten;
verkoopwaarde indien verzekerde binnen drie jaar na de schadedatum niet tot herbouw overgaat of binnen deze termijn kenbaar maakt een schaderegeling op deze basis te verkiezen.
(…)
Onder de begrippen herbouwwaarde en verkoopwaarde wordt in deze clausule verstaan:
herbouwwaarde: het bedrag benodigd voor herbouw van het gebouw op dezelfde plaats met dezelfde bestemming.
verkoopwaarde: de waarde van het gebouw bij verkoop na aftrek van de waarde van de grond.
De waarde wordt bepaald naar het moment van de schade.”
Artikel 10 lid 2 van de van de verzekering onderdeel uitmakende algemene voorwaarden luidt als volgt:
“2. Vaststelling van de grootte van de schade”
1. De grootte van de schade aan het bedrijfsgebouw wordt bepaald door het verschil tussen de waarde van het bedrijfsgebouw onmiddellijk voor de gebeurtenis en van het overgebleven deel onmiddellijk na de gebeurtenis.
2. Als waarde wordt aangehouden:
a. de herbouwwaarde.
indien de verzekerde de maatschappij binnen 12 maanden na de schadedatum schriftelijk mededeelt tot herbouw of herstel op dezelfde plaats en met dezelfde bestemming over te gaan en indien daaraan binnen 3 jaar na de schadedatum uitvoering wordt gegeven;
b. de verkoopwaarde indien aan de onder a gestelde voorwaarden niet wordt voldaan met dien verstande dat, wanneer de herbouwwaarde lager is, de schadevaststelling naar de herbouwwaarde zal geschieden.
De schadevaststelling zal altijd plaatsvinden op basis van verkoopwaarde, indien:
- de verzekerde het voornemen had het bedrijfsgebouw af te breken;
- het bedrijfsgebouw bestemd was voor afbraak of onteigening;
- het bedrijfsgebouw door de gemeente onbruikbaar was verklaard.
(…)”
d. [ABC] heeft in opdracht van Nassau de schade op basis van herbouwkosten bepaald op € 2.220.100,-- en de schade op basis van vrije verkoopwaarde op € 1.250.000,--. De Schakel heeft zich hiermee middels een verklaring van 26 november 2004 akkoord verklaard.
e. De Schakel heeft op 19 juli 2006 een aanneemovereenkomst (realisatieovereenkomst genaamd) gesloten met BOT Bouw B.V. (hierna: Bot) met als opdracht de realisatie en het gebruiksklaar opleveren van de nieuwbouw van het Centrum voor Kunst en Cultuur te Heerhugowaard (hierna: de nieuwbouw) voor een totale aanneemsom van € 6.935.375,--excl. btw. De gemeente Heerhugowaard (hierna: de gemeente) heeft zich garant gesteld jegens de aannemer.
f. Bot heeft de overeenkomst uitgevoerd en de door haar uitgevoerde werkzaamheden aan De Schakel gefactureerd.
g. Op 26 mei 2008 is het proces-verbaal van oplevering afgegeven. Het is onder meer getekend door De Schakel als opdrachtgever en door de gemeente als gedelegeerd opdrachtgever.
h. De nieuwbouw betreft een groter pand dan het oorspronkelijke pand van De Schakel en is (deels) gebouwd op grond waarop het pand van De Schakel stond.
i. Nassau heeft op 23 januari 2007 een bedrag van € 1.110.000,-- aan De Schakel uitgekeerd. Daarvoor had zij reeds op 24 april 2004 en 21 december 2004 bedragen van € 100.000,-- respectievelijk € 126.000,-- aan De Schakel betaald.
j. De Schakel heeft de aan haar toebehorende grond en de daarop gebouwde nieuwbouw op 26 juni 2008 geleverd aan de gemeente voor een koopsom van € 11.548.891,55.
3.2 De Schakel legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. De Schakel is binnen drie jaar na de schadedatum tot herbouw overgegaan. Aangezien de herbouw inmiddels is voltooid en de schadevergoeding niet meer bedraagt dan de werkelijk bestede kosten, is voldaan aan de voorwaarden voor uitkering op basis van herbouwwaarde, zoals bedoeld in clausule 684 van de polis. Aangezien [ABC] de schade op basis van herbouwwaarde heeft bepaald op € 2.220.100,-- en Nassau tot op heden slechts
€ 1.110.000,-- als schade-uitkering aan De Schakel heeft voldaan, heeft De Schakel nog recht op een bedrag van € 1.110.000,--.
3.3 Nassau betwist gehouden te zijn tot het doen van een uitkering op basis van herbouwwaarde, omdat De Schakel niet voldoet aan de hiervoor geldende voorwaarden. Blijkens de verzekeringsvoorwaarden (clausule 684 en artikel 10 lid 2) en de heersende jurisprudentie is voor het verkrijgen van een uitkering op basis van herbouwwaarde vereist dat de verzekerde opdracht geeft tot herbouw, het risico loopt van de herbouw en de herbouw betaalt. Tevens dient het verzekerde object na herbouw uiterlijk niet aanmerkelijk te verschillen met de staat/het uiterlijk van het object voor de herbouw. Er bestaat voorts geen recht op uitkering indien het verzekerd object bestemd was om te worden gesloopt.
De Schakel heeft niet aan deze voorwaarden voldaan, nu de gemeente en niet De Schakel is overgegaan tot herbouw, de herbouw voor rekening en risico van de gemeente heeft plaatsgevonden en het pand waarin De Schakel thans is gevestigd een aanzienlijk ruimere bestemming heeft dan het pand waarin De Schakel voorafgaand aan de brand was gevestigd. Er bestaat voorts geen recht op een uitkering op basis van herbouwwaarde omdat De Schakel voor de brand al op de nominatie stond om te worden gesloopt. Nu De Schakel slechts aanspraak kan maken op een uitkering op basis van de verkoopwaarde, zijnde
€ 1.250.000,-- en Nassau reeds € 1.110.000,-- heeft voldaan, is zij nog slechts gehouden tot het doen van een aanvullende uitkering van € 150.000,--.
3.4 Voor het antwoord op de vraag tot welke uitkering (uitkering op basis van herbouwwaarde of op basis van verkoopwaarde) Nassau jegens De Schakel gehouden is, komt het, gelet op de door partijen ter zake ingenomen stellingen, allereerst aan op een uitleg van de hierop betrekking hebbende voorwaarden van de verzekeringsovereenkomst, en in het bijzonder clausule 684 en artikel 10 lid 2.
3.5 Bij de uitleg van een beding in een overeenkomst komt het aan op hetgeen partijen met dat beding hebben beoogd en, indien niet van een gemeenschappelijke bedoeling blijkt, wat een redelijke uitleg van het beding meebrengt. Daarbij moet worden gelet op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan het beding mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij de beantwoording van de vraag welke zin partijen over en weer redelijkerwijs aan een beding mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Ook de taalkundige betekenis die de bewoordingen waarin het beding is gesteld, in het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, is bij de uitleg van dat beding van belang.
3.6 Van een duidelijke gemeenschappelijke bedoeling van partijen ten tijde van het aangaan van de verzekeringsovereenkomst is niet gebleken. Derhalve zal moeten worden beoordeeld wat een redelijke uitleg van het beding meebrengt.
3.7 De discussie tussen partijen spitst zich in de eerste plaats toe op de gebruikte woorden “indien verzekerde (…) tot herbouw overgaat” (clausule 684) en de woorden “indien de verzekerde (…) mededeelt tot herbouw (…) over te gaan en daaraan (…) uitvoering wordt gegeven” (artikel 10 lid 2).
In de visie van Nassau impliceren de hiervoor weergegeven woorden dat de verzekerde teneinde aanspraak te kunnen maken op een uitkering op basis van herbouw niet alleen opdracht tot herbouw dient te geven, maar dat de herbouw ook voor rekening en risico van verzekerde dient te geschieden.
De Schakel voert hiertegen aan dat in de verzekeringsvoorwaarden niet de voorwaarde is opgenomen dat de verzekerde voor rekening en risico van zichzelf moet bouwen.
3.8 Naar het oordeel van de rechtbank brengt uitleg van voormelde verzekeringsbepalingen, mede in het licht van de aard van de verzekering, mee dat voor uitkering op basis van herbouwwaarde is vereist dat de verzekerde daadwerkelijk tot herbouw overgaat (op dezelfde plaats en met dezelfde bestemming) en dat hij in verband hiermee kosten maakt (en derhalve schade lijdt). Het antwoord op de vraag of de herbouw voor rekening en risico van de verzekerde komt, is, gelet op het voorgaande, naar het oordeel van de rechtbank niet relevant bij de beoordeling van de uitkeringsplicht op basis van herbouwwaarde. Dit zou eventueel anders kunnen zijn indien komt vast te staan dat De Schakel financieel geen belang heeft bij de herbouw dan wel indien anderszins komt vast te staan dat De Schakel in geval van uitkering op basis van herbouwwaarde in een duidelijk voordeliger positie zou geraken. Dit is door Nassau niet, althans volstrekt onvoldoende gemotiveerd, gesteld.
3.9 Tussen partijen is niet in geschil dat er binnen de vereiste termijn tot herbouw is overgegaan, dat De Schakel in dit verband met Bot een aanneemovereenkomst heeft gesloten, dat Bot aan De Schakel facturen heeft gezonden voor de door haar in het kader van deze aanneemovereenkomst uitgevoerde werkzaamheden en dat de gemeente de facturen heeft voldaan en in rekening-courant heeft geboekt bij De Schakel. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank gegeven dat De Schakel tot herbouw is overgegaan en dat De Schakel in verband hiermee kosten heeft gemaakt. In dit kader is niet relevant dat, zoals Nassau stelt, de gemeente garant stond voor De Schakel tegenover Bot en dat De Schakel alleen heeft kunnen herbouwen omdat de gemeente (als voorfinanciering) financiële middelen ter beschikking stelde. Immers, deze omstandigheden brengen niet met zich dat de met de herbouw gemoeide kosten niet door De Schakel zijn gemaakt en derhalve niet als schade van De Schakel kunnen worden aangemerkt. Evenmin is in dit kader relevant of De Schakel afspraken, en zo ja welke, heeft gemaakt met de gemeente ten aanzien van de uiteindelijke verkoop van de nieuwbouw aan de gemeente en op welk moment zij deze afspraken zou hebben gemaakt. Immers, voor het aanspraak kunnen maken op een verzekeringsuitkering op basis van herbouwwaarde geldt niet als voorwaarde dat de nieuwbouw (gedurende een bepaalde tijd) eigendom blijft van de verzekerde.
3.10 Nassau heeft er bij conclusie van antwoord nog op gewezen dat clausulenummer 684 verwijst naar “verzekerde” en dat op het polisblad is vermeld dat De Schakel verzekeringnemer is en het verzekerde object, het ontmoetingscentrum gelegen aan de Middenwaard 61 te Heerhugowaard. Nu Nassau in haar ter comparitie overgelegde spreekaantekeningen stelt dat als verzekeringnemer en verzekerde alleen De Schakel geldt, en voorts niet is gesteld of gebleken dat in het kader van de onderhavige verzekeringsovereenkomst een onderscheid dient te worden gemaakt tussen de verzekerde en de verzekeringnemer, gaat de rechtbank ervan uit dat Nassau geen consequenties (meer) aan deze stelling verbindt en passeert de rechtbank deze stelling reeds om die reden.
3.11 Nassau heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat De Schakel geen aanspraak kan maken op een uitkering op basis van herbouwwaarde omdat de nieuwbouw een aanzienlijk ruimere bestemming heeft dan het pand waarin De Schakel voorafgaand aan de brand was gevestigd, terwijl op grond van de verzekeringsvoorwaarden herbouw dient plaats te vinden op dezelfde plaats met dezelfde bestemming. Nassau stelt in dit verband dat zich voorafgaand aan de brand in het pand zes zalen bevonden waarvan een diende tot theater en twee tot horecagelegenheden, terwijl in de nieuwbouw ruimtes zijn voor de activiteiten van De Schakel en ook voor die van de muziekschool “Dijk en Waard” en het centrum voor de kunsten “Artiance”. Bovendien, zo stelt Nassau, verschilt het uiterlijk van de nieuwbouw aanzienlijk met het uiterlijk van het voormalig pand van De Schakel. Tot slot stelt Nassau dat het haar onbekend is of de nieuwbouw is gebouwd op precies dezelfde plaats als het pand van De Schakel en dat De Schakel hier opheldering over dient te verschaffen.
3.12 De Schakel heeft bij brief van 15 juni 2009 hiertegen aangevoerd dat alle verenigingen en clubs die voorheen in het gebouw van De Schakel zaten nu in de nieuwbouw zitten, afgezien van de klaverjasclub. Alle functies die De Schakel vervulde zijn dus in het nieuwe complex behouden gebleven. Daarnaast is in het nieuwe complex ondergebracht de muziekschool en een centrum voor de kunsten. Voor zover er functies zijn bijgekomen, is dit allemaal binnen de sociaal culturele bestemming, zodat de stelling dat de bestemming is gewijzigd geen stand houdt, aldus nog altijd De Schakel. Voorts stelt De Schakel dat het nieuwe complex op dezelfde plaats is gebouwd als het oude complex. In dit verband legt zij onder meer als bijlage 5 bij haar brief kaartmateriaal en luchtfoto’s over waaruit in haar visie volgt dat circa 40% van de grond waarop het voormalig pand van De Schakel was gevestigd thans is bebouwd met de nieuwbouw. Het resterende deel van de grond is, aldus De Schakel, horecaplein dat stedenbouwkundig en commercieel wenselijk werd geacht rondom het nieuwe complex.
3.13 Nassau heeft, zoals ook volgt uit de spreekaantekeningen van mr. Drion en het van de comparitie opgemaakte proces-verbaal, ter gelegenheid van de comparitie niet op voormelde stellingen van De Schakel gereageerd. Nassau heeft volstaan met de stelling dat zij haar verweer op dit punt handhaaft. Voorts heeft zij het aan de beoordeling van de rechtbank overgelaten of voor de beoordeling van het geschil nog meer documenten door De Schakel in het geding zouden moeten worden gebracht. In het licht van de gemotiveerde stellingname van De Schakel, kon Nassau hiermee naar het oordeel van de rechtbank niet volstaan. Zij had gemotiveerd dienen in te gaan op de stellingen van De Schakel ten aanzien van de huidige bestemming en plaats van het nieuwe cultureel centrum. Hoewel Nassau wellicht niet over alle relevante documenten ter zake beschikte, heeft De Schakel naar het oordeel van de rechtbank voldoende toetsbare feiten en omstandigheden gesteld op basis waarvan Nassau haar verweer kon voeren.
Indien Nassau behoefte had gehad aan een nadere schriftelijke ronde, gelet op hetgeen zij in haar brief van 23 juni 2009 aan de rechtbank schreef, was zij in de gelegenheid om dit ter comparitie van partijen aan de rechtbank aan te geven nu dit expliciet aan de orde is geweest. Zij heeft evenwel van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt, zodat de rechtbank geen reden ziet om Nassau hiertoe alsnog in de gelegenheid te stellen. Het voorgaande in aanmerking nemende, verwerpt de rechtbank het verweer van Nassau als onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd.
3.14 Nassau heeft voorts aangevoerd dat De Schakel geen recht heeft op een uitkering op basis van herbouwwaarde omdat De Schakel al voor de brand op de nominatie stond om te worden gesloopt. Ter onderbouwing van deze stelling wijst Nassau op de website van [ABC] (productie 5 bij conclusie van antwoord).
3.15 De Schakel heeft in reactie hierop het volgende gesteld. Na jarenlang praten over de verschillende opties voor een nieuw sociaal cultureel centrum omdat De Schakel te klein en niet up-to-date was, is uiteindelijk in november 2003 door de gemeente gekozen voor de optie dat een totaal nieuw cultureel centrum zou worden gebouwd waarbij tijdens de bouw de activiteiten van De Schakel in stand zouden blijven in het pand van De Schakel. Op dat moment was er nog geen enkel ontwerp laat staan een bouwplan. Dit was ook nog niet het geval op het moment van de brand op 10 mei 2004. Hierbij moet, aldus De Schakel, tevens in aanmerking worden genomen dat gedurende de hele fase van planvorming, bouwaanvraag en daadwerkelijke bouw De Schakel zou blijven bestaan. In aanmerking nemende dat De Schakel, na de brand op 10 mei 2004, eerst op 5 januari 2006 een bouwaanvraag heeft kunnen doen waarna de vergunning is verleend op 4 oktober 2006, geldt dat zonder de brand het pand van De Schakel er nog een hele tijd en wellicht nog steeds had gestaan. Bovendien is ook nog mogelijk dat in dat geval na oplevering van het nieuwe cultureel centrum het pand van De Schakel was blijven staan. Derhalve was er geen enkel concreet plan tot sloop van het pand van De Schakel. Dat uit de website van Bot iets anders volgt, staat aan het voorgaande niet in de weg. Deze uitlating komt voor rekening van Bot, aldus nog altijd De Schakel.
3.16 Nassau heeft, zoals ook volgt uit de spreekaantekeningen van mr. Drion en het van de comparitie opgemaakte proces-verbaal, ter gelegenheid van de comparitie niet op voormelde stellingen van De Schakel gereageerd. Nassau heeft volstaan met de stelling dat zij haar verweer op dit punt handhaaft. Voorts heeft zij het aan de beoordeling van de rechter overgelaten of voor de beoordeling van het geschil nog meer documenten door De Schakel in het geding zouden moeten worden gebracht. In het licht van de gemotiveerde stellingname van De Schakel, kon Nassau hiermee niet volstaan. Zij had naar het oordeel van de rechtbank gemotiveerd dienen in te gaan op de stellingen van De Schakel inhoudende dat er voorafgaand aan de brand geen concrete plannen waren tot sloop van het pand. Hoewel Nassau wellicht ook ter zake dit aspect niet over alle relevante documenten beschikte, heeft De Schakel naar het oordeel van de rechtbank voldoende toetsbare feiten en omstandigheden gesteld op basis waarvan Nassau haar verweer kon voeren.
Mede gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor in overweging 3.13 heeft overwogen, verwerpt de rechtbank dit verweer van Nassau als onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd.
3.17 Nassau heeft bij conclusie van antwoord verzocht om overlegging van een groot aantal stukken door De Schakel op grond van artikel 22 Wetboek van Rechtsvordering (hierna: Rv). De Schakel heeft in haar brief van 15 juni 2009 aan de rechtbank gereageerd op dit verzoek, een aantal documenten overgelegd en ten aanzien van een aantal van de gevraagde documenten aangegeven waarom overlegging niet mogelijk dan wel niet opportuun is.
Nassau heeft het blijkens het van de zitting opgemaakte proces-verbaal vervolgens aan de rechtbank overgelaten om te bepalen of voor de beoordeling van het geschil nog meer documenten door De Schakel in het geding dienden te worden gebracht.
Nu Nassau haar verzoek om overlegging van stukken niet heeft gehandhaafd en de rechtbank, gelet op het voorgaande, van oordeel is dat overlegging van nadere stukken voor de beoordeling van het geschil niet nodig is, zal de rechtbank De Schakel niet bevelen om tot overlegging van nadere stukken over te gaan.
3.18 Het voorgaande in aanmerking nemende, is de rechtbank van oordeel dat Nassau op basis van de verzekeringsovereenkomst gehouden is aan De Schakel een uitkering te betalen op basis van de herbouwwaarde. [ABC] heeft de schade op basis van herbouwkosten bepaald op € 2.220.100,--. Vast staat dat Nassau in verband met de schade-uitkering reeds een bedrag van € 1.110.000,-- aan De Schakel heeft voldaan. Aldus resteert een bedrag van € 1.110.100,--. Nu De Schakel slechts een bedrag van € 1.110.000,-- heeft gevorderd, zal laatstgenoemd bedrag worden toegewezen.
Uit de spreekaantekeningen van mr. Drion volgt dat Nassau aan assurantiepenningen naast voormeld bedrag van € 1.110.000,-- reeds aan De Schakel een bedrag van € 100.000,-- heeft betaald op 24 april 2004 en een bedrag van € 126.000,-- op 21 december 2004, hetgeen door De Schakel niet is betwist. Aangezien de rechtbank uit het door Nassau onder 3.5.2 van haar conclusie van antwoord gestelde afleidt dat Nassau ten aanzien van de schade-uitkering reeds € 1.100.000, heeft voldaan en Nassau voorts de hoogte van het gevorderde bedrag als zodanig niet heeft betwist, gaat de rechtbank ervan uit dat de andere gestelde betalingen andere uitkeringen betreffen dan de schade-uitkering als bedoeld in artikel 10 lid 2 van de verzekeringsvoorwaarden.
3.19 De Schakel heeft wettelijke rente gevorderd over voormeld bedrag vanaf 26 mei 2008, stellende dat Nassau vanaf die datum in verzuim is. Nu Nassau hiertegen geen verweer heeft gevorderd, zal de rechtbank de wettelijke rente als gevorderd, toewijzen.
3.20 Nassau heeft ter comparitie op grond van het bepaalde in artikel 233 lid 3 Rv verzocht om bij toewijzing van de vordering van De Schakel aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde te verbinden dat tot het toe te wijzen bedrag zekerheid wordt gesteld. Ter onderbouwing van dit verzoek wijst Nassau erop dat De Schakel volgens haar eigen stellingen geen reserves heeft. De Schakel stelt zich op het standpunt dat in casu geen reden is voor het verbinden van de verplichting van zekerheidsstelling aan een uitvoerbaar bij voorraadverklaring. In dit verband heeft zij aangevoerd dat de kosten van de herbouw al zijn uitgegeven en dat indien het verzoek van Nassau wordt toegewezen, dit betekent dat het geld ook na een veroordelend vonnis nog niet beschikbaar komt. Tegenover het evidente belang van Nassau bij zekerheidsstelling heeft De Schakel niet gesteld wat haar belang is bij het ontvangen van de (resterende) uitkering op korte termijn. Dit belang kan, zonder nadere toelichting die ontbreekt, naar het oordeel van de rechtbank ook niet, althans onvoldoende, worden afgeleid uit de stellingen van De Schakel dat de (resterende) uitkering waarschijnlijk zal dienen ter delging van de rekening-courantpositie van De Schakel jegens de gemeente. Deze stelling duidt immers eerder op een belang van de gemeente dan op een belang van De Schakel. De rechtbank zal derhalve aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde verbinden dat tot een bedrag van € 1.500.000,-- zekerheid wordt gesteld. De rechtbank merkt hierbij op dat Nassau ter comparitie van 30 juni 2009 heeft toegezegd eventueel akkoord te kunnen gaan met een garantstelling in een bepaalde vorm door de gemeente (zie onder 5 van het van de comparitie opgemaakte proces-verbaal).
3.21 Nassau zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
4 De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt Nassau om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan De Schakel te betalen het bedrag van € 1.110.000,-- (zegge: één miljoen honderdentienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW over dit bedrag vanaf 26 mei 2008 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt Nassau in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van De Schakel bepaald op € 4.784,-- aan vast recht, op € 85,98 aan overige verschotten en op € 6.422,-- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, onder de voorwaarde dat De Schakel zekerheid stelt tot een bedrag van € 1.500.000,--;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege, mr. C. Bouwman en mr. J.F. Koekebakker.
Uitgesproken in het openbaar.
1582/204/1792