2.4
De onderzoekcommissie bestond uit de heer [A], jurist en voorzitter (hierna: [A]) mevrouw [B] (hierna: [B]) en mevrouw [C].
Een verslag van een gesprek op 27 april 2006 tussen onder meer [A] en [Z] is opgenomen:
“Over de procedure
Voorafgaand aan het gesprek met mevrouw [Z] (…) wordt de door de onderzoekscommissie te volgen procedure besproken. Daarbij is aanwezig de heer [y], algemeen directeur van de stichting Joods bijzonder onderwijs (JBO).
(…)
Complicatie bij dit onderzoek is het naar genoegen van vooral de ouders van de kinderen in acht nemen van vertrouwelijkheid en geheimhouding. Namen van kinderen mogen niet genoemd worden.
Voorts hebben een aantal ouders zich – na te zijn uitgenodigd voor een gesprek met hun kind – teruggetrokken en weigeren hun medewerking. Het betreft hier ouders, die in eerste instantie actie hebben ondernomen. Deze ouders zijn bang dat ‘meester Theo’ terugkomt en vrezen in dat geval voor de gevolgen voor hun kinderen.
Omdat de heer [I] wordt gehoord aan de hand van gespreksverslagen, heeft de commissie besloten, waar nodig, de verslagen te anonimiseren.”
2.5
Aan de ouders van één van de te horen leerlingen is een verklaring gegeven, ondertekend door [A] en [B], met de volgende inhoud:
“(…)
Ondergetekenden hebben daarbij aangegeven zowel alle informatie die tijdens dit gesprek door (…) wordt verstrekt, alsmede (…) eerdere brief aan mevrouw [Z] strikt vertrouwelijk te behandelen. Niets aangaande (…) zal herleidbaar in een dossier komen, noch door ondergetekenden of de ambtelijk secretaris herleidbaar in enige context met anderen dan voornoemde commissieleden gedeeld worden. Dit betekent onder meer dat ondergetekenden in hun rapportage op geen enkele wijze aan (…), haar klas (groep) of activiteiten voor de schoolkrant zullen refereren. Deze vertrouwelijkheid geldt ook voor elke vorm van mondelinge dan wel schriftelijk rapportage aan de opdrachtgever Stichting Joodse Scholengemeenschap JBO te Amsterdam en/of de heer [I].
(…)”
JBO was bekend met een verklaring van deze strekking.
2.6
Op 27 juni 2006 bracht B&K haar rapport uit. Diezelfde dag zijn de resultaten van het onderzoek met JBO besproken. In het rapport is onder meer vermeld:
“ (…)
Bijzonderheden
3. Met de ouders en de docenten die wel hebben meegedaan aan het onderzoek is afgesproken dat de onderzoekscommissie twee gespreksverslagen zou maken: een niet-geanonimiseerd verslag (met naam en toenaam), dat ook voor akkoord zou worden ondertekend, en een geanonimiseerde versie daarvan. Deze laatste versie zou ter inzage worden voorgelegd aan de heer [l] en als bijlage bij het rapport worden gevoegd. (…)
Conclusie
De commissie acht het (…) aannemelijk dat de heer [I] als docent te weinig gepaste afstand ten opzichte van leerlingen en ex-leerlingen heeft betracht door te vertellen over zijn privé-relatie met zijn ex-vriendin, door seksueel getinte opmerkingen te maken ten opzichte van leerlingen (meisjes), door zich soms als hun gelijke op te stellen, door hen (meisjes) fysiek te dicht te benaderen en door het verzenden van sms-jes aan een meisje. (…)
Advies
(…) De commissie adviseert dan ook, met dit gegeven nadrukkelijk rekening te houden bij de beantwoording van de vraag of de heer [I] gehandhaafd kan worden in zijn functie van docent.”
2.7
Tussen JBO en B&K is de afspraak gemaakt dat inzage in de niet-geanonimiseerde verklaringen werden verstrekt uitsluitend aan de bestuursvoorzitter van JBO, [X].
2.8
Op 18 oktober 2006 is door JBO een brief aan de ouders verstuurd met onder meer de volgende inhoud:
“(…)
Om redenen van privacy konden en kunnen wij nog steeds geen mededelingen doen over de inhoud en de aanleiding van de situatie rond de heer [I].