ECLI:NL:RBROT:2009:BL3636

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
259995/HA ZA 06-1195
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Zelm van Eldik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over oneerlijke mededinging door profiteren van kennis bij werknemers die waren overgenomen van concurrent

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond een geschil centraal tussen de vennootschappen Blue Water International A/S en Blue Water Middle East A/S, hierna gezamenlijk aangeduid als "Blue Water", en Eimskip B.V. Het geschil betrof oneerlijke mededinging, waarbij Blue Water stelde dat Eimskip onrechtmatig had geprofiteerd van kennis die werknemers van Blue Water, die door Eimskip waren overgenomen, hadden. De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere vonnissen in deze zaak, waaronder een vonnis van het Shandong Province Higher People's Court in China, dat betrekking had op een vergelijkbaar feitencomplex. In dat Chinese vonnis werden de vorderingen van Blue Water afgewezen, wat leidde tot vragen over de mogelijkheid van herziening van die uitspraak.

De rechtbank heeft de vorderingen van Blue Water in conventie en in het incident afgewezen. Blue Water werd veroordeeld in de proceskosten van Eimskip, die op dat moment waren begroot op € 4.665,- aan vast recht en € 12.900,- aan advocaatkosten. In reconventie werd Blue Water veroordeeld om de schade te vergoeden die Eimskip had geleden als gevolg van een eerder gelegd beslag, dat als onrechtmatig werd beschouwd. De rechtbank verklaarde deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat Eimskip onrechtmatig had gehandeld en dat de vorderingen van Blue Water niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank wees erop dat Blue Water niet had aangetoond dat Eimskip op de hoogte was van enige onrechtmatigheid bij de overname van de werknemers. De vordering in reconventie werd toegewezen, waarbij de schadevergoeding nader moest worden opgemaakt bij staat. De uitspraak benadrukte de noodzaak van concrete bewijsvoering in zaken van oneerlijke mededinging en de gevolgen van eerdere uitspraken in vergelijkbare zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 259995/HA ZA 06-1195
Uitspraak: 16 december 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. de vennootschap naar Deens recht BLUE WATER INTERNATIONAL A/S,
gevestigd te Esbjerg, Denemarken,
2. de vennootschap naar Deens recht BLUE WATER MIDDLE EAST A/S,
gevestigd te Esbjerg, Denemarken,
eiseressen in conventie,
verweersters in voorwaardelijke reconventie,
eiseres in het incident,
advocaat mr A.M. Bos (Amsterdam),
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EIMSKIP B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
verweerster in het incident,
advocaat mr J.W. van Maarschalkerweerd.
Eiseressen in conventie, verweersters in reconventie worden hierna samen aangeduid als "Blue Water" en afzonderlijk als "Blue Water International" en "Blue Water Middle East". Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie wordt hierna aangeduid als "Eimskip".
1. Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewezen vonnissen van 16 juli 2008 en 6 mei 2009 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Na het laatstgenoemde vonnis hebben partijen ieder een akte na tussenvonnis genomen, onder het overleggen van twee producties, respectievelijk één productie.
2. De verdere beoordeling in conventie en in het incident
2.1
In het vonnis van 6 mei 2009 was melding gemaakt van het op 20 oktober 2008 gewezen vonnis van het Shandong Province Higher People's Court in de op tegenspraak gevoerde procedure tussen Blue Water International en Blue Water China A/S als eisers en [persoon 1], [persoon 2], Eimskip B.V. en Eimskip Logistics (Qingdao) Co., Ltd. als gedaagden.
2.2
De vorderingen in die procedure strekten ertoe dat [persoon 1] en [persoon 2] zou worden bevolen hun "unfair competition activities infringing upon the trade secret" van Blue Water te beëindigen, dat [persoon 1] en [persoon 2] zouden worden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van 1 miljoen euro en dat Eimskip en Eimskip Qingdao samen met hen voor die schadevergoeding aansprakelijk zouden worden verklaard.
2.3
In de Chinese procedure ging het in wezen om hetzelfde feitencomplex als dat van de onderhavige procedure. De vordering was, kort samengevat, gebaseerd op de stellingen dat sprake was van schending door [persoon 1] en [persoon 2] van hun non-concurrentiebeding tegenover Blue Water, dat zij bedrijfsgeheimen van Blue Water - t.w. informatie over haar klanten - hadden overgedragen aan Eimskip en dat de laatste daarvan had geprofiteerd, in strijd met de Anti-Unfair Competition Law en dat Blue Water daardoor ernstige schade had geleden.
2.4
De Chinese rechter was op de hoogte van de onderhavige procedure en heeft een vertaling gekregen van een aantal stukken, waaronder de dagvaarding. De Chinese rechter heeft ten aanzien van de procedure in Nederland in de uitspraak vermeld dat "the cause of the litigation stated by [Blue Water] and the evidences submitted by them in the Dutch case are the same as in the present case."
2.5
De Chinese rechter heeft de vorderingen van Blue Water alle afgewezen. Tegen de uitspraak is geen hoger beroep ingesteld, zodat deze in kracht van gewijsde is gegaan. Zoals ook uit de uitspraak blijkt, is Blue Water China A/S een andere naam van Blue Water Middle East. De uitspraak is derhalve gegeven in een procedure op tegenspraak waarbij de partijen in de onderhavige procedure mede partij waren.
2.6
Blijkens de uitspraak heeft de Chinese rechter naar Chinees recht een oordeel gegeven over het geschilpunt of de informatie over de klanten van Blue Water een bedrijfsgeheim waren en of het gedrag van de gedaagden in die procedure een schending van dat bedrijfsgeheim opleverde. Naar het oordeel van de Chinese rechter was dit niet het geval, kort samengevat, omdat Blue Water - op wie daarvan de bewijslast rustte - geen bewijs had bijgebracht waaruit bleek dat de informatie waarover het hier ging - kennelijk: de informatie die door [persoon 1] en [persoon 2] aan Eimskip was gegeven - verschilde van die welke uit algemeen toegankelijke bronnen kon worden verkregen en dat sprake was van langdurige, stabiele relaties tussen Blue Water en die klanten.
2.7
In het vonnis van 6 mei 2009 in de onderhavige procedure werd Blue Water in de gelegenheid gesteld zich over dat vonnis uit te laten.
Blue Water heeft advies gevraagd van een Chinese advocaat over de mogelijkheden alsnog tegen de uitspraak van de Chinese rechter op te komen en heeft een 'legal opinion' met Engelse vertaling overgelegd van de advocaten [persoon 3] en [persoon 4] d.d. 15 juni 2009.
Ook Eimskip heeft informatie ingewonnen bij haar Chinese advocaat [persoon 5], van wie een bericht d.d. 29 juli 2009 in het geding is gebracht.
2.8
Uit deze opinies blijkt onder meer dat het Chinese procesrecht de mogelijkheid kent van een herzieningsprocedure, doch dat de wettelijke voorwaarden voor herziening beperkt zijn en zeer strikt worden toegepast. De hier van belang zijnde grond voor herziening is kennelijk
- andere gronden worden door Blue Water en de door haar ingeschakelde advocaten niet aangevoerd - dat er belangrijk nieuw bewijs beschikbaar komt dat voldoende "conclusive" is om de oorspronkelijke uitspraak opzij te zetten.
In de Chinese uitspraak van 20 oktober 2008 was blijkbaar geen sprake van een juridische misslag of schending van processuele voorschriften. Wel zou naar de mening van de door Blue Water ingeschakelde advocaten de procedure aan de zijde van Blue Water niet goed zijn opgezet. Naar de rechtbank uit de opinies en de daarin weergegeven wettekst afleidt, vormt het feit dat een partij haar vordering niet goed heeft vorm gegeven, onvoldoende heeft gesteld of niet de juiste argumenten naar voren heeft gebracht, geen grond voor een herziening.
2.9
Blue Water is kennelijk van mening dat de gegevens die zij door middel van haar incidentele vordering op grond van art. 843a Rv van Eimskip wil verkrijgen het benodigde nieuwe bewijsmateriaal zullen opleveren. Met name zouden deze gegevens aantonen dat Eimskip door [persoon 1] in het bezit werd gesteld van specifieke informatie over de klanten van Blue Water, van informatie over de contracten van Blue Water met scheepslijnen en over de gegevens met betrekking tot de laadcapaciteit en prijzen.
2.1
Blue Water verlangt afgifte door Eimskip van:
a. een overzicht van bedrijven waaraan Eimskip heeft gefactureerd ter zake van door haar kantoor in Qingdao geleverde diensten over de periode van 6 maanden vóór tot 6 maanden na 1 november 2004,
b. de omzetgegevens en een overzicht van de kosten met betrekking tot het kantoor van Eimskip in Qingdao over drie periodes van een jaar, in totaal van 1 november 2003 tot 1 november 2006.
Eimskip maakt daartegen gemotiveerd bezwaar.
2.11
Nog afgezien van de vraag of deze vordering voldoet aan de inhoudelijke vereisten van
art. 843a Rv, Blue Water licht niet nader toe dat en op welke wijze uit de verlangde bescheiden zou blijken dat Eimskip in het bezit werd gesteld van de hiervoor bedoelde specifieke informatie over de klanten van Blue Water en van informatie over contracten met scheepslijnen, laadcapaciteit en prijzen. Bij gebreke van die toelichting valt niet in te zien dat afgifte van die bescheiden de door Blue Water gewenste informatie en bewijzen zal opleveren. Derhalve blijkt niet van een voldoende belang van Blue Water bij die afgifte, zodat de vordering ex art. 843a Rv behoort te worden afgewezen.
2.12
Uit het voorgaande volgt dat moet worden aangenomen dat een herzieningsverzoek geen kans van slagen zal hebben.
2.13
Vaststaat dat Eimskip [persoon 1] en de andere werknemers heeft 'overgenomen' van haar concurrent Blue Water. Niet is in geschil dat deze werknemers door hun eerdere werkzaamheden beschikten over kennis van relevante markpartijen en marktomstandigheden en dat zij persoonlijke contacten hadden met Chinese exporteurs en met scheepslijnen die laadruimte aanboden. Deze werknemers hebben hun kennis, ervaring en contacten na 1 november 2004 aangewend ten behoeve van Eimskip en haar vestiging in Qingdao voor het vervoeren van exportlading van China naar elders. Als onbetwist kan worden aangenomen dat Eimskip aldus zaken is gaan doen met exporteurs die eerder klant waren van Blue Water. Tevens hielden deze werknemers zich ten behoeve van Eimskip bezig met transporten van goederen naar China (naar Chinese importeurs). Ook kan als vaststaand worden aangenomen dat Eimskip door de activiteiten van deze werknemers winst heeft gemaakt en dat Blue Water van die activiteiten nadeel heeft ondervonden (zie ook het vonnis van 16 juli 2008 onder 7.6).
2.14
Noch uit de uitspraak van de Chinese rechter, noch uit de overgelegde opinies van de Chinese advocaten valt op te maken dat op grond van deze feiten kan worden geoordeeld dat Eimskip naar Chinees recht onrechtmatig heeft gehandeld jegens Blue Water.
Onder deze omstandigheden kan een nader onderzoek naar het Chinese recht achterwege worden gelaten.
2.15
De rechtbank wijst voorts nog op het navolgende.
Blue Water baseert haar vordering niet op de stelling dat Eimskip wist of behoorde te weten dat [persoon 1] en de andere werknemers handelden in strijd met een concurrentiebeding en daarvan bewust heeft geprofiteerd (zie het vonnis van 16 juli 2008 onder 7.4).
Niet is gebleken dat Eimskip ongeoorloofde middelen heeft gebruikt om [persoon 1] en de andere werknemers te bewegen bij haar in dienst te treden of voor haar te komen werken (zie het vonnis van 16 juli 2008 onder 7.8).
Blue Water heeft haar - betwiste - stelling dat [persoon 1] en de andere werknemers contracten van Blue Water met rederijen (over laadcapaciteiten en prijzen) hebben 'overgedragen' aan Eimskip niet met concrete feiten toegelicht en onderbouwd, zodat deze stelling van de hand moet worden gewezen.
Met betrekking tot het verwijt dat klanten van Blue Water door toedoen van Eimskip zouden zijn misleid en dat Eimskip door het verzenden van het faxbericht van 1 november 2004 bij die klanten de onjuiste suggestie zou hebben gewekt dat de vestiging in Qingdao van Blue Water was overgenomen door Eimskip, verwijst de rechtbank naar het vonnis van 16 juli 2008 onder 7.10 tot en met 7.12. Ook de nadien overgelegde verklaringen maken niet duidelijk dat sprake is van bewust onjuiste of misleidende mededelingen in die zin door Eimskip aan klanten van Blue Water. Aan dit verwijt wordt eveneens voorbijgegaan.
2.16
De slotsom moet zijn dat de vordering in conventie, net als de incidentele vordering dient te worden afgewezen. Nu het debat over de incidentele vordering was opgenomen in dat over de vordering in conventie, wordt een kostenveroordeling in het incident achterwege gelaten.
3. De verdere beoordeling in voorwaardelijke reconventie
3.1
Met het afwijzen van de vordering in conventie komt de reconventionele vordering aan de orde.
3.2
Nu de vordering van Blue Water ondeugdelijk wordt bevonden, is het conservatoir derdenbeslag dat zij op 16 maart 2006 in Amsterdam voor die vordering heeft doen leggen ten laste van Eimskip onrechtmatig jegens Eimskip. Dat beslag is opgeheven nadat daarvoor een bankgarantie was gesteld.
3.3
Dat Eimskip hierdoor schade heeft geleden is voldoende aannemelijk. Dat betekent dat de vordering tot het betalen van een bij staat op te maken schadevergoeding kan worden toegewezen.
4. De beslissing
De rechtbank,
in het incident ex art. 843a Rv
wijst de vordering af;
in conventie
wijst de vordering af;
veroordeelt Blue Water in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Eimskip begroot op € 4.665,- aan vast recht en op € 12.900,- aan salaris van de advocaat;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
veroordeelt Blue Water om aan Eimskip de schade te vergoeden die zij heeft geleden als gevolg van het op 16 maart 2006 gelegde beslag, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat;
veroordeelt Blue Water in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Eimskip begroot op nihil aan verschotten en op € 452,- aan salaris van de advocaat;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
ontzegt het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr Van Zelm van Eldik.
Uitgesproken in het openbaar.
10.