Sector civiel recht
Voorzieningenrechter
Reg.nr.: 345530 / KG ZA 09-1334 en 345528 / F2 RK 09-3128 (hoofdzaak)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
gedaan op 31 december 2009
naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, tevens mondelinge uitspraak in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen
[naam verzoeker], verzoeker, tevens eiser (hierna: verzoeker),
wonende te Schiedam,
ten deze woonplaats kiezende ten kantore van mr. M. van Stratum,
gemachtigde mr. M. van Stratum,
de burgemeester van de gemeente SCHIEDAM, verweerder,
zetelende te Schiedam,
in welke zaken belanghebbende is:
[naam vrouw], wonende te [adres] (hierna: de vrouw).
Verzoeker en de vrouw zijn ouders van het thans minderjarige kind:
[naam kind], geboren op [datum] 2008.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 31 december 2009 heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
verklaart het beroep gegrond voor zover het het contact tussen verzoeker en zijn zoon betreft in die zin dat verzoeker contact mag hebben met zijn minderjarige zoon, in aanwezigheid van de tante van verzoeker, op 4 januari 2010, 6 januari 2010, 11 januari 2010 en 13 januari 2010, telkens van 16.00 uur tot 18.30 uur ten huize van voornoemde tante, waar verzoeker thans verblijft. De vrouw zal de zoon, buiten aanwezigheid van verzoeker, brengen naar de tante en hem daar ook weer ophalen, eveneens buiten afwezigheid van verzoeker.
verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
wijst af het verzoek tot schadevergoeding;
wijst af het verzoek tot veroordeling in de proceskosten;
wijst af het verzoek om een voorlopige voorziening.
Gronden
Bij besluit van 18 december 2009 te 02:31 uur heeft verweerder een huisverbod opgelegd voor een periode van 10 dagen (hierna: het besluit).
Bij besluit van 23 december 2009 te 23:38 uur heeft verweerder voormeld huisverbod verlengd voor een periode van 18 dagen (hierna: de verlenging van het besluit).
Tegen deze besluiten heeft verzoeker bij brief van 24 december 2009 beroep ingesteld, inhoudende deze besluiten te vernietigen en dat datgene zal worden gedaan dat wenselijk en noodzakelijk zal zijn, met veroordeling van verweerder in de proceskosten en toekenning van een passende schadevergoeding aan verzoeker.
Voorts heeft verzoeker bij brief van 24 december 2009 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende het huisverbod per direct op te heffen, dan wel te bepalen dat het huisverbod dient te worden behandeld alsof er geen huisverbod is opgelegd totdat op het beroep is beslist en dat datgene wordt gedaan dat wenselijk en noodzakelijk zal zijn, met veroordeling van verweerder in de proceskosten en toekenning van een passende schadevergoeding aan verzoeker.
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
In artikel 8:86, eerste lid, van de Awb is bepaald dat, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, hij onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval de feiten en omstandigheden geen nader onderzoek vergen, zodat geen beletsel bestaat voor toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb.
Met betrekking tot de inhoudelijke beoordeling van het beroep heeft de voorzieningenrechter het volgende overwogen.
Het huisverbod is door verweerder aan verzoeker opgelegd omdat zijn aanwezigheid in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde voor de veiligheid van de vrouw en de minderjarige zoon van partijen dan wel een ernstig vermoeden van dit gevaar bestond. Immers door verzoeker is op verschillende momenten geweld tegen de vrouw en goederen gebruikt, er zijn registraties (HKS) en mutaties door de politie opgemaakt over problemen in de relationele sfeer, de vrouw heeft tijdens één van de geweldsincidenten letsel opgelopen en bij het incident van 17 december jl. is het kind van partijen aanwezig geweest. Voorts is bij verzoeker sprake van een fors alcohol- en drugsgebruik.
De voorzieningenrechter is van oordeel, gelet op het vorenstaande, dat verweerder binnen haar beleidsvrijheid, gegeven de onderhavige situatie, terecht een huisverbod aan verzoeker heeft opgelegd. Van de zijde van verzoeker zijn geen belangen aangevoerd die verweerder tot een andersluidend besluit hadden moeten brengen. Het verweer dat verzoeker voorafgaande aan het besluit niet is gehoord, mist feitelijke grondslag. Er is geen sprake van onrechtmatig handelen door verweerder jegens verzoeker.
Het besluit tot verlenging is door verweerder genomen omdat de dreiging van ernstig en direct gevaar voor de veiligheid van de vrouw en het kind, die aanleiding vormden voor het huisverbod van 18 december 2009, nog aanwezig waren.
De voorzieningenrechter overweegt daarbij dat de verlenging van het huisverbod niet alleen is gebaseerd op de beweerdelijke overtredingen van het huisverbod, waarvan de rechter-commissaris in strafzaken heeft geoordeeld dat daarvoor geen ernstige bezwaren aanwezig zijn. Bovendien is overtreding van het huisverbod geen voorwaarde om tot verlenging te kunnen overgaan. De alcohol- en drugsproblematiek zijn nog immer aanwezig (hulpverlening hiervoor is pas recent opgestart), verzoeker bagatelliseert zijn agressie en de vrouw heeft aangegeven dat haar angst voor verzoeker nog immer aanwezig is. Van belang is dat er een time-out is tussen verzoeker en de vrouw. Het is goed dat recent hulpverlening voor verzoeker is opgestart en dat de eerste stappen daartoe zijn gezet. Verzoeker dient verder te blijven werken aan zijn alcohol- en drugverslaving. Voorts is van belang dat de hulpverlening samen met verzoeker en de vrouw hun relatieproblemen gaat oppakken. De komende twee weken zal de casemanager de heer J. Krop samen met verzoeker en de vrouw deze hulp opstarten en invulling geven. Ook hiervoor is het kader van een huisverbod nog steeds noodzakelijk.
Ook ter zake van de verlenging van het huisverbod heeft verzoeker geen belangen aangevoerd die verweerder tot een andersluidende beslissing zouden hebben moeten brengen. Dit is slechts anders waar het betreft het contact tussen verzoeker en het kind vanaf heden. Het verweer dat verzoeker voorafgaande aan het verlengingsbesluit tot verlenging niet is gehoord, mist feitelijke grondslag.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het beroep ongegrond is, met uitzondering van de contacten tussen verzoeker en zijn zoon. Verzoeker mag contact mag hebben met zijn minderjarige zoon, in aanwezigheid van de tante van verzoeker, op 4 januari 2010, 6 januari 2010, 11 januari 2010 en 13 januari 2010, telkens van 16.00 uur tot 18.30 uur ten huize van voornoemde tante, waar verzoeker thans verblijft. De vrouw zal de zoon, buiten aanwezigheid van verzoeker, brengen naar de tante en hem daar ook weer ophalen, eveneens buiten aanwezigheid van verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft ter zitting met toepassing van artikel 8:86 van de Awb onmiddellijk uitspraak gedaan in de hoofdzaak. Dit brengt met zich dat verzoeker geen belang meer heeft bij een uitspraak op zijn verzoek om voorlopige voorzieningen, zodat dat verzoek wordt afgewezen.
Aldus gedaan door mr. M.J.L. Holierhoek, voorzieningenrechter, tevens kinderrechter, en door deze en A.J.M. de Ronde, griffier, ondertekend.