ECLI:NL:RBROT:2009:BL7454

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
962119
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.F. Lubberink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijsbaarheid van schadevergoeding in consumentenovereenkomst met onredelijk bezwarend beding

In deze zaak, gewezen door de Rechtbank Rotterdam op 15 oktober 2009, betreft het een geschil tussen Intrum Justitia Nederland B.V. en een gedaagde in verband met een overeenkomst voor een mobiele telefoon met abonnement. De gedaagde heeft niet gereageerd op de eerder gestelde vragen door de kantonrechter, wat leidde tot een vervolgprocedure. De kern van de zaak draait om de toewijsbaarheid van de gevorderde schadevergoeding en de vraag of er sprake is van een onredelijk bezwarend beding in de overeenkomst, zoals bedoeld in Europese richtlijnen.

De kantonrechter heeft in eerdere vonnissen bepaald dat Intrum Justitia de gelegenheid krijgt om de facturen die aan de vordering ten grondslag liggen, in het geding te brengen. De rechter heeft benadrukt dat de beoordeling van de onredelijkheid van het beding moet plaatsvinden aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Intrum Justitia is gevraagd om gedetailleerde informatie te verstrekken over de ontbinding van de overeenkomst, de gefactureerde maandtermijnen, en de waarde van de ter beschikking gestelde telefoon.

De zaak is verwezen naar een rolzitting om Intrum Justitia de kans te geven om de gevraagde informatie te verstrekken. De kantonrechter heeft aangegeven dat er geen uitstel zal worden verleend en dat verdere beslissingen in deze fase van de procedure worden aangehouden. De uitspraak is gedaan door mr. W.F. Lubberink en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Rotterdam
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTRUM JUSTITIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 18 februari 2009,
gemachtigde: Blume Stolker & Roel Gerechtsdeurwaarders te 's-Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna “Intrum Justitia” en “[gedaagde]” genoemd.
Verwezen wordt naar het op 23 juli 2009 gewezen tussenvonnis.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1 Intrum Justitia heeft een akte genomen.
1.2 [gedaagde] heeft, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet binnen de hem gestelde termijn gereageerd.
1.3 Daarop is een datum voor deze uitspraak bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1 Bij voormeld tussenvonnis heeft de kantonrechter onder meer het volgende overwogen:
(…)
3.5 Op grond van bestendige jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen rust op de kantonrechter de verplichting ambtshalve te toetsen of een beding in algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten, als hier aan de orde, onredelijk bezwarend is. Ingevolge artikel 3 van Richtlijn 93/13/EEG d.d. 5 april 1993 en de daarbij behorende bijlage kan een beding dat tot doel of gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen dan wel de consument te verplichten al zijn verbintenissen na te komen, zelfs wanneer de verkoper zijn verbintenissen niet uitvoert, als oneerlijk worden aangemerkt.
3.6 Bij het in rekening brengen van de resterende termijnen kan sprake zijn van een onevenredig hoge schadevergoeding als hiervoor bedoeld. Immers, tegenover de betalingsverplichting van [gedaagde] staan geen diensten van Vodafone meer. Of er in het onderhavige geval daadwerkelijk sprake is van een onredelijk bezwarend beding, dient echter beoordeeld wordt aan de hand van alle omstandigheden van het geval.
3.7 Alvorens verder te beslissen acht de kantonrechter het geraden dat Intrum Justitia zich bij akte gemotiveerd over het voorgaande uitlaat én daarbij een afschrift van de facturen die zij aan de vordering ten grondslag legt, in het geding brengt. In haar akte dient zij in ieder geval de volgende punten te betrekken:
- Is de overeenkomst tussen Vodafone en [gedaagde] buitengerechtelijk ontbonden en zo ja, op welk moment?
- Hoeveel maandtermijnen van de overeengekomen contractsduur van 24 maanden zijn uitgefactureerd?
- Is er bij het uitfactureren rekening gehouden met overeengekomen kortingen (waarvan blijkens de overeenkomst sprake is), en zo ja, waar blijkt dat uit?
- Welke waarde vertegenwoordigt het aan [gedaagde] bij aanvang van de overeenkomst ter beschikking gestelde telefoontoestel (Nokia 6131 Zwart)?
2.2 In dat vonnis is vervolgens beslist dat Intrum Justitia in de gelegenheid gesteld wordt bij akte de facturen waarop zij haar vordering grondt, in het geding te brengen en zich uit te laten ‘als hiervoor onder 3.7 bedoeld’.
2.3 Bij akte van 17 september 2009 heeft Intrum Justitia vervolgens niet anders gedaan dan het geven van een korte reactie op de onder 3.7 van voormeld tussenvonnis gestelde punten. Daaruit leidt de kantonrechter af dat Intrum Justitia het tussenvonnis niet goed gelezen of begrepen heeft.
2.4 De kantonrechter ziet aanleiding Intrum Justitia alsnog de gelegenheid te bieden, zij het op eigen kosten, bij akte de (verder) van haar verlangde informatie te verstrekken. Het betreft dan in ieder geval het overleggen van de al eerder van haar verlangde facturen, maar ook het zich gemotiveerd uitlaten over de vraag of er sprake is van een oneerlijk beding in de zin van de hiervoor genoemde richtlijn, aan de hand van de beantwoording van de door de kantonrechter in het tussenvonnis geformuleerde vraagpunten.
2.5 Met betrekking tot het laatste vraagpunt (de waarde van de telefoon) dient Intrum Justitia niet slechts een bedrag te noemen, dat overigens verder niet is onderbouwd, maar zulk een bedrag gemotiveerd in de sleutel van (daadwerkelijk geleden) schade te plaatsen.
2.6 De zaak wordt thans verwezen naar de hierna te melden rolzitting teneinde Intrum Justitia de gelegenheid te bieden een akte te nemen als hiervoor bedoeld. Er is dan geen uitstel mogelijk.
2.7 Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van de procedure aangehouden.
3. De beslissing
De kantonrechter:
- verwijst de zaak naar de rolzitting van donderdag 12 november 2009 te 10.00 uur teneinde Intrum Justitia (nogmaals) in de gelegenheid te stellen bij akte de facturen waarop zij haar vordering grondt, in het geding te brengen en zich daarbij uit te laten als hiervoor bedoeld;
- bepaalt dat géén uitstel zal worden verleend;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F. Lubberink en uitgesproken ter openbare terechtzitting.