ECLI:NL:RBROT:2009:BO6146

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
796090
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K.L. van Zetten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en schadevergoeding in arbeidsovereenkomst tussen taxichauffeur en taxibedrijf na auto-ongeluk

In deze zaak, die zich afspeelt tussen een werknemer, Dervisoglu, en zijn werkgever, Van Bronckhorst, betreft het een geschil over de voortzetting van de arbeidsovereenkomst na een auto-ongeluk dat de werknemer tijdens werktijd heeft gehad. Dervisoglu heeft als gevolg van het ongeval enige tijd in het ziekenhuis gelegen. De werkgever stelt dat Dervisoglu ontslag heeft genomen, terwijl de werknemer vordert dat de arbeidsovereenkomst nog voortduurt en dat hij recht heeft op betaling van achterstallig loon. Daarnaast vordert de werkgever schadevergoeding van Dervisoglu wegens roekeloos rijgedrag.

Een deskundige heeft onderzoek gedaan naar de handtekening van Dervisoglu en de datum op de ontslagverklaring. De deskundige concludeert dat de inkt van de handtekening enkele maanden ouder is dan de inkt van de datum, wat de stelling van Dervisoglu ondersteunt dat hij niet op de hoogte was van het ontslag op de datum die op de verklaring staat.

De rechtbank heeft in eerdere vonnissen al bepaald dat Dervisoglu bewijs moet leveren dat de arbeidsovereenkomst op en na 8 augustus 2006 heeft voortgeduurd. De getuigenverklaringen van Dervisoglu's ex-echtgenote en dochters ondersteunen zijn verhaal dat hij na het ongeval niet in staat was om te werken. De rechtbank heeft de gewijzigde vordering van Dervisoglu ten aanzien van het voortduren van de arbeidsovereenkomst en het achterstallig loon in beginsel toewijsbaar geacht, maar houdt verdere beslissingen aan tot de volgende zitting.

De zaak is verwezen naar de rolzitting op 18 november 2009 voor het nemen van een akte door Dervisoglu, waarbij hij relevante bewijsstukken moet overleggen, waaronder medische verklaringen en bewijs van zijn inkomsten in 2006 en 2007.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Rotterdam
vonnis
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie bij exploot van dagvaarding van 23 maart 2007,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: (thans) mr. E.H.P. Dingenouts, advocaat te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
h.o.d.n. (eenmanszaak) [Taxobedrijf],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde mr. L.J. van Rooijen, advocaat te Rotterdam.
Partijen blijven hierna aangeduid als “Dervisoglu” respectievelijk “Van Bronckhorst”.
1. Het verdere verloop van de procedure in conventie
Het verdere verloop van de procedure in conventie blijkt uit de processtukken waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
- het tussenvonnis van 17 december 2008 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- deskundigenbericht van ing. J.J.A. Maat d.d. 27 april 2009;
- conclusie na enquête tevens uitlating deskundigenbericht, aan de zijde van Dervisoglu;
- conclusie na enquête en deskundigenbericht, aan de zijde van Van Bronckhorst.
De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling in conventie
2.1 In het tussenvonnis van 27 maart 2008 is Dervisoglu toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen het voorshands geleverde bewijs dat de handtekening op de verklaring van 8 augustus 2006 van Dervisoglu afkomstig is.
De getuigenverhoren hebben, zoals reeds is overwogen in het tussenvonnis van 17 december 2008, vervolgens direct plaatsgevonden in het kader van het subsidiaire verweer dat Van Bronckhorst gebruikgemaakt heeft van een anderhalf à twee maanden eerder door Dervisoglu op een blanco A4-vel gezette handtekening, dat wil zeggen in het kader van de bewijslast van Dervisoglu dat hij zijn handtekening op het originele document waarvan de kopie is overgelegd als productie 6 bij de dagvaarding, eerder dan op 8 augustus 2006 heeft gezet.
2.2 Dervisoglu heeft in de enquête, naast zichzelf als partijgetuige, als getuigen voorgebracht zijn ex echtgenote en hun twee dochters. Deze getuigen hebben - voor zover van belang - verklaard dat Dervisoglu na terugkeer uit het ziekenhuis gedurende een aantal dagen in de woning van de ex-echtgenote en hun dochters verbleef, op 8 augustus 2007 de deur niet is uitgegaan en daartoe medisch ook niet in staat was. Twee van de getuigen hebben bovendien verklaard dat Dervisoglu op die bewuste dag ook geen telefonisch contact met Van Bronckhorst heeft gehad.
2.3 Van Bronckhorst heeft in de contra enquête, naast zichzelf, vier taxichauffeurs als getuigen voorgebracht, van wie er 3 bij hem werkzaam zijn en 1 bij hem werkzaam was.
Deze taxichauffeurs hebben - voor zover van belang - verklaard dat zij Dervisoglu enkele dagen na het verkeersongeval bij het Centraal Station in Rotterdam hebben gezien, waar hij een praatje kwam maken met zijn collega’s.
Van Bronckhorst heeft als getuige de door hem gestelde en ter zitting toegelichte lezing van het gebeurde bevestigd.
2.4 Bij het tussenvonnis van 17 december 2008 is een deskundigenonderzoek gelast door ing. J.J.A. Maat, manager BU Fysische Chemisch Onderzoek van TNO Quality Services B.V. (verder: de deskundige), ter beantwoording van een aantal vragen betreffende het te onderzoeken originele vel papier op A4-formaat met daarop een getypte tekst, een handgeschreven datering 8 augustus 2006 en een handtekening van Dervisoglu.
Aan de deskundige zijn de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd:
1. kunt u op basis van uw deskundigheid vaststellen:
a) of de handtekening eerder op het vel papier is gezet dan op 8 augustus 2006 dan wel
b) of de handtekening eerder op het vel papier is gezet dan de getypte verklaring?
2. Is er verschil in ouderdom tussen de inkt van de handtekening en de inkt van de datering; tussen de inkt van de handtekening en de inkt van de getypte verklaring; en tussen de inkt van de getypte verklaring en de inkt van de datering?
Zo er verschil bestaat in ouderdom tussen de drie soorten inkt op de verklaring: hoeveel is het verschil?
3. Kunt u uw standpunt toelichten?
4. Welke opmerkingen zijn naar uw oordeel verder nog van belang voor de door de kantonrechter te nemen beslissing;
2.5 De deskundige heeft de volgende conclusies geformuleerd (letterlijk weergegeven, inclusief vetgedrukte woorden):
Er van uitgaande dat het document onder normale huiselijke condities bewaard is, kan op basis van het verrichte onderzoek geconcludeerd worden dat:
Uit onderzoek A:
De onderzochte blauwe inkt van de geschreven datum en de handtekening op monster 09.0065 ouder zijn dan 6 maanden;
Uit onderzoek B:
Uit het onderzoek van de datum en de handtekening is gebleken dat er een spreiding is in het analyse resultaat van “3” maanden.
Het zetten van de met blauwe inkt geschreven datum op het betwiste document (09.0065) is 32 maanden terug geschied.
Het zetten van de plaatsen van de handtekening met blauwe inkt op het betwiste document (09.0065) is 33 maanden terug geschied.
Gelet op de vraagstelling van het onderzoek is vastgesteld dat de blauwe inkt van de handtekening rond een periode van half juni t/m half september 2006 is geplaatst. De blauwe inkt van de datum is rond een periode van begin juli t/m eind september 2006 gezet. Een zekere periode kan niet nader gedefinieerd worden.
Over de datering van de getypte tekst kan niets geconcludeerd worden.
2.6 Dervisoglu is met de in de enquête afgelegde verklaringen en met het rapport van de deskundige geslaagd in het leveren van het opgedragen bewijs. De in de contra-enquete afgelegde verklaringen hebben dit onvoldoende ontkracht.
2.7 Gelet op het vorenstaande en op het hetgeen is overwogen in de tussenvonnissen van 6 december 2007, 27 maart 2008 en 17 december 2008 is de gewijzigde vordering ten aanzien van de gevorderde verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op en na 8 augustus 2006 heeft voortgeduurd toewijsbaar. De gewijzigde vordering is gelet hierop ten aanzien van het achterstallig loon en achterstallig vakantiegeld in beginsel eveneens toewijsbaar, behoudens gegrondheid van het verweer dat Dervisoglu na genoemde datum niet ziek was en evenmin voor arbeid voor Van Bronckhorst beschikbaar was dan wel dat die vordering gematigd dient te worden op grond van artikel 7:680a BW althans artikel 6:248 lid 2 BW.
2.8 De zaak zal, alvorens het genoemde verweer verder wordt beoordeeld, naar de rolzitting worden verwezen, teneinde Dervisoglu in de gelegenheid te stellen bij akte voor zover nog niet geschied de relevante bescheiden in het geding te brengen, waaronder in elk geval bewijsstukken van de belastingdienst en uitkeringsinstantie(s) over zijn inkomsten uit arbeid respectievelijk uitkering in 2006 en 2007 alsmede een medische verklaring omtrent zijn arbeidsongeschiktheid op en na 8 augustus 2006.
Van Bronckhorst kan hierop vervolgens bij antwoordakte reageren.
2.9 Elke verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De kantonrechter:
in conventie
alvorens verder te beslissen,
verwijst de zaak naar de openbare terechtzitting (rolzitting) op woensdag 18 november 2009 om 10:00 uur voor het nemen van een akte door - eerst - Dervisoglu voor het in rechtsoverweging 2.8 genoemde doel.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.L. van Zetten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.