ECLI:NL:RBROT:2010:8997
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Van Boven
- mr. Van Nijen
- mr. Trotman
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging wegens gebrek aan bewijs
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 23 juni 2010 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte. De officier van justitie, mr. L.J.A. van Zwieten, heeft verzocht om de niet-ontvankelijkheid te verklaren, omdat hij niet langer kan instaan voor de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de door de Amerikaanse autoriteiten verstrekte startinformatie. Deze informatie was afkomstig van een getuige, maar door nieuwe berichten over de betrouwbaarheid van deze informatie, die de officier van justitie na de laatste zitting ontving, is hij tot de conclusie gekomen dat de vervolging niet langer houdbaar is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie niet in staat is om de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van het bewijs te controleren, wat essentieel is voor een eerlijk proces. De verdediging heeft ook betoogd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is, omdat belangrijke informatie over de betrouwbaarheid van het bewijs is achtergehouden. Dit heeft geleid tot ernstige twijfels over de eerlijkheid van het proces en de toepassing van opsporingsbevoegdheden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat, gezien de omstandigheden, het niet mogelijk is om de vervolging voort te zetten zonder het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling te schenden. Daarom heeft de rechtbank de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte. Dit vonnis benadrukt het belang van transparantie en betrouwbaarheid in het bewijs dat door buitenlandse autoriteiten wordt verkregen en de noodzaak om de rechten van de verdachte te waarborgen.