ECLI:NL:RBROT:2010:BL1433

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
344854 / HA RK 09-234
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civielrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 25 januari 2010 een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door [naam verzoekster] naar aanleiding van een getuigenverhoor dat op 17 december 2009 had plaatsgevonden. Tijdens dit verhoor weigerde de kantonrechter, [naam kantonrechter], de verklaring van verzoekster als partij-getuige op te nemen in het proces-verbaal, wat verzoekster als een schending van haar rechten beschouwde. De advocaat van verzoekster stelde dat de kantonrechter niet onpartijdig was en dat zijn weigering om de verklaring op te nemen een indicatie was van vooringenomenheid.

De wrakingskamer heeft het dossier van de civielrechtelijke procedure bestudeerd, inclusief het proces-verbaal van het getuigenverhoor. Tijdens de zitting op 14 januari 2010 heeft de kantonrechter zijn standpunt toegelicht, maar hij heeft geen schriftelijke reactie gegeven op het wrakingsverzoek. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor de vrees van verzoekster dat de kantonrechter vooringenomen was. De rechtbank concludeerde dat de kantonrechter in zijn beoordeling niet subjectief onpartijdig was en dat de wraking ongegrond was.

De rechtbank heeft de kantonrechter in overweging gegeven om een oplossing te zoeken voor de ontstane patstelling in de bodemprocedure. De beslissing is genomen in het kader van de waarborging van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, waarbij de rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 25 januari 2010
Zaaknummer: 344854
Rekestnummer: HA RK 09-234
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
advocaat mr. L.F. Jansen,
strekkende tot wraking van [naam kantonrechter], kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, sector kanton (hierna: de kantonrechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Bij de kantonrechter is in behandeling de door [naam eiseres] als eiseres tegen verzoekster als gedaagde ingestelde civielrechtelijke vordering, welke procedure als kenmerk heeft: 962380/CV EXPL 09-6012.
Bij gelegenheid van het ter zitting van 17 december 2009 in vorenomschreven procedure ten overstaan van de kantonrechter gehouden getuigenverhoor heeft de advocaat van verzoekster de kantonrechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hiervoor omschreven civielrechtelijke procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van het getuigenverhoor op 17 december 2009.
Verzoekster, haar advocaat, alsmede de kantonrechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Ter zitting van 14 januari 2010, alwaar de gedane wraking is behandeld, is verschenen: de kantonrechter. Deze heeft zijn standpunt toegelicht.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van het faxbericht met bijlagen van de advocaat van verzoekster, gedateerd 13 januari 2010.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
Ter zitting van 17 december 2009 heeft de kantonrechter de behandeling van de zaak niet willen voortzetten en de verklaring van verzoekster (als partij-getuige) niet willen opnemen in het proces-verbaal van die zitting. De grond van die weigering is niet duidelijk. De verklaring van verzoekster als getuige is van evident belang voor de zaak. Als de kantonrechter die verklaring niet wil opnemen, doet hij ten zeerste afbreuk aan de rechten van verzoekster als gedaagde.
2.1.2
De kantonrechter zegt dat hij de getuigenis niet kan duiden of te ingewikkeld vindt. Verzoekster is het daar niet mee eens. Op deze manier wordt aan de belangen van verzoekster geen recht gedaan. De kantonrechter laat hierdoor blijken in deze niet zonder vooringenomenheid te kunnen oordelen.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
3. De beoordeling
3.1
Voor zover in voormeld faxbericht van 13 januari 2010 - ter griffie die dag ontvangen te 21.44 uur - door verzoekster nieuwe, nog niet eerder aan de wraking ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden worden aangedragen, worden die feiten en omstandigheden buiten beschouwing gelaten, omdat deze niet aan de wraking ten grondslag zijn gelegd zodra die feiten en omstandigheden aan verzoekster bekend zijn geworden.
3.2
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.3
Aan de door verzoekster aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de kantonrechter -subjectief niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.4
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de - beweerdelijk - bij verzoekster bestaande vrees dat de kantonrechter jegens haar een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
3.5
Op grond van de inhoud van de stukken en het verhandelde ter zitting van 14 januari 2010 staat voldoende vast dat de kantonrechter ter zitting van 17 december 2009 in de loop van het verhoor van verzoekster als getuige heeft geconstateerd dat verzoekster niet consistent verklaarde en dat zij geen duidelijk onderscheid maakte tussen feiten en conclusies op basis van feiten. De kantonrechter heeft tot driemaal toe verzoekster hierop opmerkzaam gemaakt en gewezen op haar verplichting om als getuige de waarheid te verklaren. Vervolgens heeft de kantonrechter tegen de advocaat van verzoekster gezegd dat hij gelooft dat hij niet tot de getuige doordringt en heeft hij de advocaat verzocht een en ander nog eens met zijn cliënte te bespreken. Hierop heeft de advocaat meegedeeld dat er niets te bespreken is. Nadat de kantonrechter te kennen had gegeven op deze wijze niet verder te kunnen met deze getuige, is het verzoek tot wraking gevolgd.
3.6
De rechtbank is van oordeel dat in de hiervoor geschilderde gang van zaken geen aanwijzing is te vinden voor het oordeel dat de kantonrechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoekster daaromtrent gekoesterde vrees naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is. De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek moet worden afgewezen.
3.7
De rechtbank geeft de kantonrechter in overweging voor de nu in de bodemprocedure kennelijk ontstane patstelling een passende oplossing te zoeken.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van kantonrechter [naam kantonrechter].
Deze beslissing is gegeven op 25 januari 2010 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. P.H. Veling en mr. P. Vrolijk, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
De voorzitter is afwezig, om welke reden deze beschikking in zijn plaats door de oudste rechter met de griffier is ondertekend.