ECLI:NL:RBROT:2010:BL1437
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- P.H. Veling
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 januari 2010 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker tegen de kantonrechter in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend omdat verzoeker meende dat de kantonrechter vooringenomen was, gebaseerd op een opmerking die de kantonrechter had gemaakt over de getuige tijdens een eerdere zitting. Verzoeker had de kantonrechter verzocht zich te verschonen, maar de kantonrechter weigerde dit. De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld op 14 januari 2010, waarbij zowel verzoeker als de kantonrechter aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn wrakingsverzoek, omdat hij dit niet tijdig had ingediend. De feiten en omstandigheden waarop het verzoek was gegrond, waren immers al bekend aan verzoeker aan het einde van de zitting van 9 december 2009. De rechtbank overwoog dat het gebruik van het woord 'overtuigend' door de kantonrechter niet betekende dat deze al een oordeel had gevormd over de waarde van de getuigenverklaring. De rechtbank concludeerde dat de kantonrechter geen aanleiding had gegeven voor de wraking en dat het verzoek derhalve niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.