ECLI:NL:RBROT:2010:BL1437

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
345286 / HA RK 09-237
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 januari 2010 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker tegen de kantonrechter in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend omdat verzoeker meende dat de kantonrechter vooringenomen was, gebaseerd op een opmerking die de kantonrechter had gemaakt over de getuige tijdens een eerdere zitting. Verzoeker had de kantonrechter verzocht zich te verschonen, maar de kantonrechter weigerde dit. De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld op 14 januari 2010, waarbij zowel verzoeker als de kantonrechter aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn wrakingsverzoek, omdat hij dit niet tijdig had ingediend. De feiten en omstandigheden waarop het verzoek was gegrond, waren immers al bekend aan verzoeker aan het einde van de zitting van 9 december 2009. De rechtbank overwoog dat het gebruik van het woord 'overtuigend' door de kantonrechter niet betekende dat deze al een oordeel had gevormd over de waarde van de getuigenverklaring. De rechtbank concludeerde dat de kantonrechter geen aanleiding had gegeven voor de wraking en dat het verzoek derhalve niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 25 januari 2010
Zaaknummer: 345286
Rekestnummer: HA RK 09-237
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
advocaat mr. W.H. van Zundert,
strekkende tot wraking van [naam kantonrechter], kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, sector kanton (hierna: de kantonrechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Bij de kantonrechter is in behandeling de door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam vennootschap] tegen verzoeker als gerekwestreerde aangespannen verzoekschriftprocedure ex artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek, welke procedure als kenmerk heeft: 1009305 VZ VERZ 09-4432. In deze zaak heeft de kantonrechter bij beschikking van 23 oktober 2009 [naam vennootschap] toegelaten tot levering van bewijs door getuigen.
Bij brief van 21 december 2009 heeft de advocaat van verzoeker de kantonrechter verzocht zich te verschonen, onder mededeling dat indien de kantonrechter zich niet wil verschonen, hij diens wraking verzoekt.
Bij schrijven van 22 december 2009 heeft de kantonrechter aan de wrakingskamer meegedeeld dat hij geen aanleiding ziet zich te verschonen, hetgeen betekent dat er een wrakingsverzoek ligt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hierboven omschreven verzoekschriftprocedure, waarin zich onder meer bevinden de processen-verbaal van de ten overstaan van de kantonrechter gehouden getuigenverhoren ter terechtzittingen van 27 november 2009 en 9 december 2009.
Verzoeker, zijn advocaat, alsmede de kantonrechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter heeft bij voormeld schrijven van 22 december 2009 een schriftelijke reactie gegeven op het wrakingsverzoek.
Ter zitting van 14 januari 2010, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: verzoeker, zijn advocaat, de kantonrechter, alsmede mr. L.W. Engelman, advocaat van [naam vennootschap]. De advocaat van verzoeker heeft aan de hand van aantekeningen het standpunt van verzoeker nader toegelicht.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van:
- het faxbericht van mr. Engelman voornoemd aan de kantonrechter, gedateerd 22 december 2009 en
- de brief van de advocaat van verzoeker aan de wrakingskamer, gedateerd 11 januari 2010
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
De grond voor het wrakingsverzoek is gelegen in de conclusie die de kantonrechter heeft getrokken in het proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam getuige], gehouden in het kader van de enquête op 27 november 2009, welke conclusie inhoudt:
"de kantonrechter meent dat de getuige een overtuigende indruk maakt en dat het taalprobleem geen belemmerende rol speelt".
2.1.2
Hoewel die conclusie verzoeker reeds meteen heeft verbaasd, heeft verzoeker toen niet aanstonds een wrakingsverzoek gedaan, omdat het niet onmogelijk was dat de kantonrechter die conclusie in een later stadium van de getuigenverhoren nog zou nuanceren, dan wel eveneens ten aanzien van nog andere getuigen zou opnemen.
2.1.3
Toen dit laatste bij de getuigenverhoren in het kader van de contra-enquête op 9 december 2009 niet gebeurde - terwijl daartoe volgens verzoeker wel reden was ten aanzien van hemzelf als partij-getuige en de getuige [naam getuige], die beiden volgens verzoeker naar waarheid en overtuigend hebben verklaard - en daaromtrent ook niets bleek te zijn opgenomen in het proces-verbaal van die verhoren, heeft bij verzoeker de mening post gevat dat er sprake was van vooringenomenheid, althans dat er sprake was van de schijn van vooringenomenheid.
2.1.4
Als het gaat om het waarderen van het bewijs, gaat het volgens de wet om het leveren van "wettig en overtuigend bewijs". Wanneer een rechter al voor het einde van het getuigenverhoor de verklaring van een bepaalde getuige als "overtuigend" kwalificeert, dan kan daaruit geen andere conclusie getrokken worden dan dat de kantonrechter reeds op basis van die verklaring vindt dat het wettig en overtuigend bewijs is geleverd. Door het getuigenbewijs "overtuigend" te noemen, wekt de kantonrechter minstens de indruk zijn standpunt al op voorhand bepaald te hebben. Van "op voorhand" is zeker sprake wanneer de contra-enquête nog moet plaatsvinden en wanneer de kantonrechter bij de contra-enquête geen enkele conclusie trekt over "overtuigend". Door deze kwalificatie niet in de contra-enquête te gebruiken, blijft in feite het standpunt van de kantonrechter, dat er aan de zijde van [naam vennootschap] overtuigend bewijs is geleverd, overeind, althans de kantonrechter wekt de indruk een dergelijke conclusie getrokken te hebben.
2.2
De kantonrechter heeft niet in de wraking berust.
De kantonrechter heeft meegedeeld dat hij de hiervoor geciteerde opmerking heeft gemaakt omdat de getuige [naam getuige] gebrekkig Nederlands spreekt en de kantonrechter in aanwezigheid van partijen en naar zijn herinnering met ieders instemming heeft vastgesteld dat dit geen belemmering vormde voor (de inhoud van) zijn verklaring. De kantonrechter acht deze opmerking in de gegeven situatie noodzakelijk en acht het in het verlengde daarvan passend (en jegens partijen juist getuigen van onbevooroordeeldheid) dat de kantonrechter blijk geeft van de indruk die de getuige op hem heeft gemaakt tijdens het afleggen van die verklaring in weliswaar gebrekkig maar volgens alle aanwezigen niet ontoereikend Nederlands. Er is ter zitting van 27 november 2009 door geen van de aanwezigen bezwaar gemaakt tegen die opmerking. Indien verzoeker de mening toegedaan zou zijn geweest dat de kantonrechter met die opmerking ervan blijk had gegeven zijn eindoordeel reeds te hebben gevormd, had verzoeker toen en daar een verzoek tot wraking kunnen en moeten doen. Tenslotte heeft de kantonrechter te kennen gegeven dat ook overigens geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren.
3. De beoordeling
3.1
Het verzoek tot wraking van de kantonrechter is in de kern gegrond op de hiervoor onder 2.1.1 geciteerde mededeling van de kantonrechter, gedaan ter zitting van 27 november 2009 naar aanleiding van een op die zitting tijdens de enquête afgelegde verklaring van een getuige, alsmede op de omstandigheid dat de kantonrechter eenzelfde mededeling niet heeft gedaan ten aanzien van één of meer op de zitting van 9 december 2009 in contra-enqête gehoorde getuigen.
Uit het voorafgaande volgt dat alle feiten en omstandigheden, waarop het verzoek tot wraking is gegrond, aan verzoeker bekend waren aan het einde van de zitting van 9 december 2009. Immers, het gaat hier om het door de kantonrechter (niet) doen van een bepaalde mededeling ter zitting, zodat het voor verzoeker aan het einde van de laatstgenoemde zitting duidelijk moet zijn geweest dat de door hem kennelijk gewenste opmerking ten aanzien van één of meer in contra-enquête gehoorde getuigen door de kantonrechter niet was gemaakt en ook niet meer zou worden gemaakt.
Vervolgens heeft verzoeker gewacht met het indienen van het wrakingsverzoek tot
21 december 2009.
3.2
Op grond van de hiervoor onder 3.1 geschetste omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat het wrakingsverzoek is ingediend zodra de feiten en omstandigheden, waarop de wraking is gegrond, aan verzoeker bekend zijn geworden.
Het argument dat eerst na de ontvangst op 14 december 2009 van het proces-verbaal van het getuigenverhoor op 9 december 2009 en tijdens een gesprek van verzoeker met zijn advocaat op 21 december 2009 helder werd dat verzoeker van mening was dat er ten aanzien van de kantonrechter sprake was van vooringenomenheid, althans van de schijn van vooringenomenheid, doet aan het voorafgaande niet af.
Het verzoek tot wraking van de kantonrechter moet derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.3
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende:
Gelet op hetgeen daaromtrent uit de stukken naar voren komt en ter zitting van 14 januari 2010 is toegelicht, moet het naar het oordeel van de rechtbank ter zitting van 27 november 2009 voor de aanwezige procespartijen duidelijk geweest zijn - ondanks het gebruik door de kantonrechter van het woord "overtuigend" - dat de kantonrechter tot uitdrukking heeft willen brengen dat het taalprobleem niet in de weg heeft gestaan aan het afleggen door de getuige [naam getuige] van een heldere en duidelijke verklaring en dat die getuige stellig was in zijn verklaring. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat is komen vast te staan dat het taalprobleem een rol heeft gespeeld bij het horen van alleen deze getuige. De kantonrechter heeft met zijn opmerking kennelijk geen oordeel willen geven over de waarde die uiteindelijk aan de verklaring van deze getuige moet worden gehecht in het kader van de bewijsvoering.
4. De beslissing
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van kantonrechter [naam kantonrechter].
Deze beslissing is gegeven op 25 januari 2010 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. P.H. Veling en mr. P. Vrolijk, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
De voorzitter is afwezig, om welke reden deze beschikking in zijn plaats door de oudste rechter met de griffier is ondertekend.