ECLI:NL:RBROT:2010:BL1501
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.L. de Gruijl-van Benthem
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake teruggave inbreng en woonlasten tussen ex-samenwoners
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 20 januari 2010, gaat het om een geschil tussen ex-samenwoners over de teruggave van inbreng en de betaling van woonlasten. De partijen, aangeduid als 'de vrouw' en 'de man', hebben een affectieve relatie gehad die eindigde op 10 mei 2008. Ze hebben samen een woning gekocht, gefinancierd door een hypothecaire lening van € 236.000 en een overbruggingskrediet van € 40.000. De vrouw heeft een aanzienlijk bedrag van haar eigen middelen bijgedragen aan de aankoop van de woning, terwijl de man een bedrag van zijn eigen woning heeft ontvangen. Na de beëindiging van hun relatie heeft de man een bedrag van de gezamenlijke rekening opgenomen, wat door de vrouw werd betwist.
De vrouw vorderde een bedrag van € 20.000 van de man, dat zij had ingebracht uit de overwaarde van haar eigen woning, en de helft van de hypotheeklasten tot aan de verkoop van de woning. De man betwistte de vordering en stelde dat de vrouw niet meer recht had op de teruggave van het bedrag, omdat zij een overeenkomst hadden gesloten waarin stond dat zij elkaar met rust zouden laten tot de verkoop van de woning. De rechtbank oordeelde dat de vrouw in haar vordering kon worden ontvangen, maar dat de vordering pas opeisbaar was bij de verkoop van de woning.
De rechtbank wees de vordering van de vrouw tot betaling van de helft van de hypotheeklasten af, omdat partijen eerder waren overeengekomen dat zij ieder de helft van de lasten zouden betalen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken tussen ex-partners en de gevolgen van financiële bijdragen in een gezamenlijke woning.