ECLI:NL:RBROT:2010:BL1501

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
335577 - HA ZA 09-2078
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.L. de Gruijl-van Benthem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake teruggave inbreng en woonlasten tussen ex-samenwoners

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 20 januari 2010, gaat het om een geschil tussen ex-samenwoners over de teruggave van inbreng en de betaling van woonlasten. De partijen, aangeduid als 'de vrouw' en 'de man', hebben een affectieve relatie gehad die eindigde op 10 mei 2008. Ze hebben samen een woning gekocht, gefinancierd door een hypothecaire lening van € 236.000 en een overbruggingskrediet van € 40.000. De vrouw heeft een aanzienlijk bedrag van haar eigen middelen bijgedragen aan de aankoop van de woning, terwijl de man een bedrag van zijn eigen woning heeft ontvangen. Na de beëindiging van hun relatie heeft de man een bedrag van de gezamenlijke rekening opgenomen, wat door de vrouw werd betwist.

De vrouw vorderde een bedrag van € 20.000 van de man, dat zij had ingebracht uit de overwaarde van haar eigen woning, en de helft van de hypotheeklasten tot aan de verkoop van de woning. De man betwistte de vordering en stelde dat de vrouw niet meer recht had op de teruggave van het bedrag, omdat zij een overeenkomst hadden gesloten waarin stond dat zij elkaar met rust zouden laten tot de verkoop van de woning. De rechtbank oordeelde dat de vrouw in haar vordering kon worden ontvangen, maar dat de vordering pas opeisbaar was bij de verkoop van de woning.

De rechtbank wees de vordering van de vrouw tot betaling van de helft van de hypotheeklasten af, omdat partijen eerder waren overeengekomen dat zij ieder de helft van de lasten zouden betalen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken tussen ex-partners en de gevolgen van financiële bijdragen in een gezamenlijke woning.

Uitspraak

VONNIS
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer : 335577 / HA ZA 09-2078
Uitspraak: 20 januari 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Maassluis,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. Th.Th.M.L. Boersema,
- tegen -
[gedaagde],
wonende te Maassluis,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. P. Hoogenraad.
Partijen worden hierna aangeduid als "de vrouw" respectievelijk "de man".
1 Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 16 juli 2009 en de door de vrouw overgelegde producties;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met een productie;
- vonnis d.d. 14 oktober 2009, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 6 januari 2010;
2 De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1 Partijen hebben een affectieve relatie gehad. De samenleving is beëindigd op 10 mei 2008.
2.2 Partijen hebben samen een woning gekocht aan de [adres] (hierna: de woning). De woning is aan partijen geleverd op 1 oktober 2007. De aankoop van de woning is gefinancierd door middel van een hypothecaire geldlening van € 236.000,--. Voor deze lening zijn partijen hoofdelijk aansprakelijk. Daarnaast hadden partijen een overbruggingskrediet van € 40.000,-- gesloten. De vrouw heeft ten behoeve van de overdracht uit eigen middelen een bedrag van € 38.476,68 aan de notaris overgemaakt.
2.3 Uit de verkoop van haar eigen woning heeft de vrouw op 18 juli 2007 een bedrag van € 46.865,61 ontvangen.
2.4 Uit de verkoop van zijn eigen woning heeft de man eind oktober 2007 een bedrag van € 27.446,47 ontvangen.
2.5 Op 12 mei 2008 heeft de man een bedrag van € 1.750,-- opgenomen van de gemeenschappelijke rekening van partijen bij de Rabobank.
2.6 Op 26 oktober 2008 zijn partijen overeengekomen - voor zover van belang - dat de man tot de verkoop in de woning kan blijven wonen, mits hij zijn deel van de hypotheek en de levensverzekering op basis van 50-50 betaalt, dat de financiële afhandeling bij verkoop van de woning zal plaatsvinden en dat beide partijen elkaar tot aan de verkoop van de woning met rust zullen laten. Deze overeenkomst is tot stand gekomen door bemiddeling van de broer van de man.
2.7 De woning wordt bewoond door de man en staat thans te koop voor een vraagprijs van € 239.000,--. De vrouw heeft nog geruime tijd de helft van de lasten van de woning meebetaald.
3 De vorderingen in conventie en in reconventie
De vordering in conventie luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de man te veroordelen aan de vrouw te betalen enerzijds een bedrag van € 20.000,-- en anderzijds een bedrag van € 875,--, alsmede de man te veroordelen vanaf 1 juni 2009 de lasten van de woning tot aan de datum van verkoop daarvan te voldoen.
De man heeft de vordering van de vrouw gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering in conventie, met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding.
De vordering in reconventie luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de vrouw te veroordelen aan de man te betalen de helft van de hypotheeklasten van de woning tot het moment van verkoop en levering daarvan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding.
De vrouw heeft de vordering van de man ter zitting gemotiveerd betwist.
4 De beoordeling in conventie en in reconventie
4.1 Gelet op de nauwe samenhang tussen de vordering in conventie en de vordering in reconventie zullen deze gelijktijdig worden behandeld.
4.2.1 De vrouw heeft aan haar vordering om de man te veroordelen aan haar een bedrag van € 20.000,-- te voldoen ten grondslag gelegd dat partijen op 3 april 2007 bij het ondertekenen van de definitieve hypotheekofferte met betrekking tot de woning ten overstaan van de heer [naam] van Woonfonds Hypotheken zijn overeengekomen dat zij ieder € 20.000,-- uit de overwaarde van hun privé-woningen zouden inbrengen, ter aflossing van het overbruggingskrediet van
€ 40.000,--. Op de desbetreffende offerte is dit met de pen toegevoegd en door de heer [naam] geparafeerd. De man heeft zijn aandeel daarin echter nooit betaald, ook niet nadat hij de overwaarde van zijn privé-woning had ontvangen. De vrouw heeft het volledige bedrag voor haar rekening genomen. De man heeft een en ander ter zitting niet langer betwist. Hij zou de vrouw bij verkoop van de woning financieel compenseren (uit de overwaarde).
4.2.2 De man stelt zich echter allereerst op het standpunt dat de vordering van de vrouw op dit punt niet-ontvankelijk is, gelet op hetgeen partijen op 26 oktober 2008 zijn overeengekomen. Partijen zouden elkaar tot de verkoop van de woning met rust laten en de financiële afwikkeling bij de verkoop van de woning laten plaatsvinden. De vrouw stelt hiertegenover dat het "elkaar met rust laten" ziet op de omstandigheid dat de man de vrouw destijds bedreigde. Daarnaast verkeert de vrouw thans in financiële problemen - zij belandt binnenkort in de bijstand - en zal de woning naar het zich nu laat aanzien nauwelijks overwaarde opleveren.
Uit de omstandigheid dat de tussenkomst van de broer van de man kennelijk nodig was, kan worden afgeleid dat de verstandhouding tussen partijen destijds op zijn minst vertroebeld was. De zinsnede "elkaar met rust laten tot de verkoop van de woning" kan in elk geval worden uitgelegd als "elkaar niet lastig vallen". In het midden kan blijven of daaronder mede moet worden verstaan "bedreigen". De vraag is immers of het aanspannen van de onderhavige procedure daaronder kan worden gebracht. In zijn algemeenheid kan niet worden gezegd dat wanneer iemand een civiele procedure tegen een ander start, hij daarmee die ander lastig valt. Nu geen feiten en/of omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit het tegendeel zou kunnen volgen, kan de vrouw in haar vordering worden ontvangen. Iets anders is of, indien de vrouw in het gelijk zou worden gesteld, haar vordering direct opeisbaar zou zijn. Gelet op de bewoordingen van de overeenkomst van 26 oktober 2008 kan dat niet eerder zijn dan de datum waarop de woning zal worden verkocht en geleverd.
4.2.3 Subsidiair voert de man aan dat partijen nadat zij de definitieve hypotheekofferte hadden ondertekend, onderling zijn overeengekomen dat de man de overwaarde van zijn privé-woning zou aanwenden ter aflossing van een belastingschuld van hem van € 15.400,-- en de rest voor verbouwingen in de woning. Ter zake van die belastingschuld zegt de man een lening bij zijn ouders te zijn aangegaan, die hij uit de overwaarde heeft afgelost. De vrouw ontkent een dergelijke afspraak met de man te hebben gemaakt; zij zegt niets te weten van een belastingschuld van de man.
Tegenover deze betwisting door de vrouw zou het op de weg van de man liggen bewijs te leveren van deze nadere overeenkomst tussen partijen. Ter zitting heeft de man desgevraagd verklaard dat toen partijen dit overeenkwamen er niemand anders bij aanwezig was. Ook als wordt aangenomen dat de man inderdaad een belastingschuld had van deze omvang en daarvoor een lening bij zijn ouders was aangegaan, dan nog blijft dat er geen getuigen zijn van de nadere overeenkomst. Onder deze omstandigheden heeft een bewijsopdracht geen zin. Gelet hierop moet de vrouw in het gelijk worden gesteld, met dien verstande dat de vordering eerst opeisbaar is bij verkoop en levering van de woning, ook indien er geen overwaarde zal blijken te zijn. De vrouw heeft immers € 20.000,-- geïnvesteerd in het vermogen van de man; zij heeft recht op de nominale teruggave daarvan. Ware dat anders, dan zou alleen de vrouw het verlies dragen en dat is in strijd met de redelijkheid en de billijkheid. Het staat partijen uiteraard vrij onderling een betalingsregeling te treffen.
4.3 De vrouw vordert voorts betaling van de man van een bedrag van € 875,--, zijnde de helft van de bedragen die de man 12 mei 2008, twee dagen na beëindiging van de samenleving derhalve, van de gezamenlijke rekening bij de Rabobank heeft opgenomen. De man stelt dat hiervan normale doorlopende kosten zijn voldaan. Ter zitting is dit onderwerp niet meer aan de orde gesteld, maar de rechtbank acht hetgeen de man stelt alleszins aannemelijk. De vordering van de vrouw op dit punt zal dan ook worden afgewezen.
4.4 Ten slotte vordert de vrouw de man te veroordelen vanaf 1 juni 2009 tot aan de datum van verkoop (lees: levering) van de woning de volledige lasten van de woning te voldoen. Zij stelt dat het niet redelijk is als de vrouw de helft van de lasten mee zou moeten betalen nu zij niet in de woning woont en zelf andere woonruimte moet zien te vinden.
De man daarentegen vordert de vrouw te veroordelen aan hem ingaande 1 maart 2009 tot aan de datum waarop de woning zal zijn verkocht en geleverd de helft van de hypotheeklasten te betalen. Hij verwijst daarbij naar de overeenkomst van 26 oktober 2008.
Volgens de man komt de vrouw deze afspraak sinds 1 maart 2009 niet meer na.
Niet is gesteld of gebleken dat de man sinds 1 maart 2009 dan wel 1 juni 2009 meer dan zijn aandeel in de hypotheeklasten heeft voldaan. Voor een toewijzing van de vordering van de man is dan ook geen plaats. Partijen zijn ten opzichte van elkaar slechts verplicht ieder de helft van de lasten aan de bank te voldoen.
Aan de vraag of het al dan niet redelijk is dat de vrouw gehouden is haar aandeel in de hypotheeklasten te voldoen, nu alleen de man de woning gebruikt, kan niet meer worden toegekomen. Partijen zijn immers zelf overeengekomen dat ieder de helft van de hypotheeklasten zou blijven betalen. Ook de vordering van de vrouw kan dus niet worden toegewezen. Dit betekent dat bij verkoop en levering van de woning zal moeten worden verrekend.
4.5 Partijen zijn ex-samenwoners en het onderhavige geschil is uit die relatie voortgevloeid. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
5 De beslissing
De rechtbank,
in conventie
veroordeelt de man om bij verkoop en levering van de woning tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de vrouw te betalen een bedrag van € 20.000,-- (zegge: twintigduizend euro);
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst of het meer of anders gevorderde;
in reconventie
wijst de vordering af;
in conventie en in reconventie
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.L. de Gruijl-van Benthem.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.