ECLI:NL:RBROT:2010:BL1962
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. De Pauw Gerlings-Döhrn
- mr. Lamers-Wilbers
- mr. De Geus
- Rechtspraak.nl
Toepassing van jeugdstrafrecht bij medeplegen van moord door adolescent
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 januari 2010 een eindvonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van moord. Bij een eerder tussenvonnis op 19 november 2009 was reeds bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van moord op een zestienjarige jongen. De rechtbank heeft in dit vonnis de strafbaarheid van de verdachte beoordeeld en de strafoplegging vastgesteld. De verdachte, geboren in 1990, werd op het moment van het delict als adolescent beschouwd, wat de rechtbank aanleiding gaf om het jeugdstrafrecht toe te passen. Dit werd ondersteund door rapportages van gedragsdeskundigen, waaronder kinder- en jeugdpsychiater Th.J.G. Bakkum, die de verdachte als meer adolescent dan jong volwassene beschreef. De rechtbank oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten en dat de ernst van het delict, dat leidde tot de dood van het slachtoffer, een zware straf rechtvaardigde. De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op van vierentwintig maanden, gevolgd door een PIJ-maatregel, die kan worden verlengd tot maximaal zes jaar. De rechtbank benadrukte dat deze straf niet alleen recht doet aan de ernst van het delict, maar ook noodzakelijk is voor de algemene veiligheid en de verdere ontwikkeling van de verdachte. De beslissing is genomen in overeenstemming met de eis van de officier van justitie, die ook had gepleit voor toepassing van het jeugdstrafrecht en een PIJ-maatregel.