ECLI:NL:RBROT:2010:BL3553

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
345753/KG ZA 09-1372
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot vrijstelling depotbedrag in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 februari 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de vennootschap onder firma V.O.F. Ontwikkelingscombinatie Ridex en een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [gedaagde]. Ridex vorderde dat [gedaagde] zou meewerken aan de vrijstelling van een depotbedrag van € 30.000,--, dat was achtergehouden door de notaris in verband met nog uit te voeren werkzaamheden aan een bedrijfspand dat door [gedaagde] was gekocht van Ridex. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Ridex afgewezen, omdat er onvoldoende spoedeisend belang was aangetoond. Ridex had niet voldoende concrete feiten en omstandigheden gepresenteerd die de spoedeisendheid van de vordering konden onderbouwen. De voorzieningenrechter oordeelde dat Ridex ook zelf een bodemprocedure had kunnen starten en dat het niet redelijk was om te verwachten dat zij de bodemprocedure van [gedaagde] zou moeten afwachten. De kosten van het kort geding werden toegewezen aan [gedaagde], waarbij Ridex werd veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 262,-- aan verschotten en € 816,-- aan salaris voor de advocaat. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar en is uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 345753/KG ZA 09-1372
Uitspraak: 4 februari 2010
VONNIS in kort geding in de zaak van:
de vennootschap onder firma V.O.F. Ontwikkelingscombinatie Ridex,
gevestigd te Barendrecht,
eiseres,
advocaat mr. C. Almeida,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde],
gevestigd te Ridderkerk,
gedaagde,
advocaat mr. D.M. Uithol.
Partijen worden hierna aangeduid als “Ridex” respectievelijk “[gedaagde]”.
1 Het verloop van het geding
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 12 januari 2010;
- pleitnotities en producties van mr. Almeida;
- pleitnotities en producties van mr. Uithol.
De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van 20 januari 2010.
2 De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van de inhoud van de door partijen overgelegde producties, kan in dit kort geding van de volgende feiten worden uitgegaan
2.1
Op 1 september 2008 heeft [gedaagde] van Ridex het bedrijfspand [adres unit 1] (unit 1) gekocht voor een bedrag van € 352.500,-- (exclusief btw). De koopovereen-komst luidt voor zover thans van belang:
“(…)
De voor de overdracht vereiste akte van levering zal worden verleden (…) uiterlijk op 1 oktober 2008, of zoveel eerder of later als partijen in onderling overleg nader zullen over-eenkomen.
(…)
Artikel 3
1. De betaling van de koopsom en kosten, rechten en belastingen vindt uitsluitend plaats via het kantoor en op een bankrekening van de notaris.
(…)”.
2.2
Daarnaast huurt [gedaagde] met ingang van 1 oktober 2008 van de besloten vennootschap V&S Onroerend Goed IV B.V. de bedrijfsruimte [adres unit 10] (unit 10).
2.3
Ridex en V&S Onroerend Goed IV B.V. zijn gelieerd aan de Vinc Batenburg Groep.
2.4
Voorafgaand aan de oplevering van beide units is een proces-verbaal van opname opge-maakt met betrekking tot unit 1 en unit 10. In dit proces-verbaal is opgenomen welke werk-zaamheden ten aanzien van beide units nog verricht zouden worden.
2.5
Met betrekking tot de onder 2.4 genoemde werkzaamheden zijn partijen overeengekomen dat van de onder 2.1 genoemde koopsom een bedrag van € 30.000,-- op de derdengeldreke-ning van notaris mr. Th.A.M. Jansen te Ridderkerk zou blijven staan. Het faxbericht van Ridex aan [gedaagde] d.d. 30 september 2008 luidt voor zover thans van belang:
“(…)
Wij gaan éénmalig akkoord met het uitstel van het notarieel transport van het bedrijfspand tot en met uiterlijk vrijdag 3 oktober aanstaande. Aanvullend bevestigen wij u het volgen-de:
• Een bedrag van € 30.000,- (excl. Omzetbelasting) zal achterblijven op de derdereke-ning van de notaris. Dit bedrag vertegenwoordigt de waarde van de nog door ons uit te voeren werkzaamheden ten behoeve van de oplevering van het object zoals vastge-legd in het proces-verbaal van opname opgemaakt door uw adviseur Program Bouw-advies B.V. d.d. 18 september 2008 (…).
• Uiterlijk 15 oktober aanstaande zullen de werkzaamheden ten aanzien van de ople-verpunten door onze aannemer Poelbouw zijn uitgevoerd;
(…)”.
2.6
De levering van unit 1 heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2008.
3 Het geschil
3.1
Ridex vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
a) veroordeling van [gedaagde] om mee te werken aan het vrijstellen van het depotbedrag van € 30.000,-- (zie 2.5), zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.
b) dat het in deze te wijzen vonnis dezelfde kracht krijgt als een in wettige vorm opgemaak-te akte van [gedaagde] tot vrijstelling van het depotbedrag, dan wel dat een door de voor-zieningenrechter aan te wijzen vertegenwoordiger de handeling zal verrichten die nodig is voor het vrijstellen van het depotbedrag, dan wel dat indien voor de uitkering van het depot [gedaagde] gehouden is om gezamenlijk met Ridex een akte op te maken, het in deze te wijzen vonnis in plaats treedt van die akte of een deel daarvan, een en ander met veroorde-ling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Ridex stelt hiertoe dat partijen zijn overeengekomen dat de in het proces-verbaal van opna-me genoemde werkzaamheden (zie 2.4) in opdracht van Ridex zouden worden uitgevoerd, maar voor rekening en risico van [gedaagde]. Voornoemde werkzaamheden zijn uitgevoerd door Poelbouw B.V. De kosten voor deze werkzaamheden zijn door Ridex aan Poelbouw B.V. betaald. Ridex heeft derhalve recht op uitkering van het depotbedrag. [gedaagde] wei-gert echter de notaris te instrueren om het depotbedrag aan Ridex uit te keren. Indien voor-noemde werkzaamheden niet naar behoren zijn verricht, moet [gedaagde] zich wenden tot Poelbouw B.V. Ridex was slechts gehouden tot juridische levering van unit 1.
3.3
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Ridex. Zij stelt hiertoe dat partijen hebben afgesproken dat het depotbedrag van € 30.000,-- aan Ridex zal worden uit-gekeerd, zodra alle afbouwwerkzaamheden en gebreken, voor rekening en risico van Ridex, zijn hersteld. Deze werkzaamheden zijn echter niet tijdig en naar behoren uitgevoerd. Unit 1 voldoet thans nog steeds niet aan de koopovereenkomst, zodat [gedaagde] niet gehouden mee te werken aan vrijstelling van het depotbedrag.
3.4
Voor zover nodig zal op hetgeen partijen overigens over en weer hebben aangevoerd bij de beoordeling worden ingegaan.
4 De beoordeling
4.1
Ridex vordert -kort gezegd- veroordeling van [gedaagde] om mee te werken aan het vrij-stellen van het depotbedrag van € 30.000,-- (zie 2.5). Materieel bezien strekt deze vordering tot toewijzing van een geldvordering. Een geldvordering kan voor toewijzing in kort geding in aanmerking komen, indien die vordering voldoende aannemelijk is. Voorts geldt dat te-rughoudendheid geboden is, mede met het oog op het restitutierisico, en dat dienaangaande naar behoren feiten en omstandigheden moeten worden aangewezen die meebrengen dat een zodanige voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed geboden is. Het spoedeisend belang is een noodzakelijk en apart te toetsen vereiste, ook indien een vordering niet strekt tot beta-ling van een geldsom.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat Ridex onvoldoende heeft gesteld om tot het oor-deel te kunnen leiden dat van spoedeisendheid in de zojuist bedoelde zin sprake is. Ridex heeft immers niet meer gesteld dan dat van haar niet verlangd kan worden dat zij nog langer wacht totdat zij betaling van de gehele koopsom ontvangt en dat van haar niet verlangd kan worden dat zij de door [gedaagde] reeds in december 2008 aangekondigde maar tot op he-den nog immer niet aanhangig gemaakte bodemprocedure afwacht. Hiermee heeft Ridex onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan beoordeeld kan worden of Ridex voldoende spoedeisend belang bij haar vordering heeft. Voorshands valt niet in te zien waarom Ridex een bodemprocedure van [gedaagde] moet afwachten. Ridex zou, en had, immers ook zelf een bodemprocedure jegens [gedaagde] aanhangig kunnen maken.
4.3
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen, bij gebreke van een spoedeisend belang, wor-den afgewezen. De overige stellingen van partijen behoeven derhalve geen bespreking.
4.4
Ridex zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5 De beslissing
De voorzieningenrechter,
wijst de vorderingen af;
veroordeelt Ridex in de kosten van dit kort geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 262,-- aan verschotten en op € 816,-- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Bosch, griffier.
Uitgesproken in het openbaar.
2083/2009