ECLI:NL:RBROT:2010:BL3668

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
325918 / HA ZA 09-627
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een bedrag uit hoofde van een creditcardovereenkomst met vernietigbaarheid van algemene voorwaarden

In deze zaak vorderde PaySquare B.V. betaling van een bedrag van € 6.373,48 van [gedaagde] uit hoofde van een creditcardovereenkomst. De rechtbank Rotterdam heeft op 13 januari 2010 uitspraak gedaan in deze civiele zaak. PaySquare had een Gold MasterCard verstrekt aan [gedaagde], die vervolgens transacties had verricht waarvoor zij niet had betaald. PaySquare stelde dat de algemene voorwaarden van toepassing waren, maar [gedaagde] betwistte dit en voerde aan dat de voorwaarden vernietigbaar waren omdat zij deze nooit had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat PaySquare niet had aangetoond dat de algemene voorwaarden aan [gedaagde] ter hand waren gesteld, waardoor artikel 7 van de voorwaarden vernietigbaar was. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde] vanaf 25 juli 2006 in verzuim was en dat zij wettelijke rente verschuldigd was over het bedrag van € 6.373,48. Daarnaast werd een bedrag van € 768,- aan buitengerechtelijke kosten toegewezen, vermeerderd met BTW. De rechtbank veroordeelde [gedaagde] tot betaling van in totaal € 7.287,40, inclusief rente en kosten, en wees het meer of anders gevorderde af. De vordering in voorwaardelijke reconventie werd afgewezen omdat niet was voldaan aan de voorwaarde waaronder deze was ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 325918 / HA ZA 09-627
Uitspraak: 13 januari 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap PAYSQUARE B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. A.C. Hansen,
- tegen -
mevrouw [gedaagde],
wonende te Capelle aan den IJssel,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. V.Th.E. Kuijpers.
Partijen worden hierna aangeduid als "PaySquare" respectievelijk "[gedaagde]".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 25 februari 2009 en de door PaySquare overgelegde producties;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens voorwaardelijke conclusie van eis in
reconventie, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 12 augustus 2009, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- brief van mr. A.C. Hansen namens PaySquare d.d. 10 november 2009, met producties;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 26 november 2009.
2 De vaststaande feiten in conventie en in voorwaardelijke reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast:
2.1 [gedaagde] heeft door middel van een ‘Aanvraagformulier CenE Bankiers Herculesrekening’ een Gold MasterCard, zijnde een creditcard, aangevraagd (hierna te noemen: het aanvraagformulier).
2.2 In het algemeen geldt dat indien door middel van een aanvraagformulier zoals voornoemd een Gold MasterCard wordt aangevraagd, CenE Bankiers het aanvraagformulier doorstuurt naar PaySquare, vergezeld van een advies van CenE Bankiers over de kredietwaardigheid van de aanvrager. Indien PaySquare akkoord gaat met verstrekking van de Gold MasterCard aan de desbetreffende aanvrager, verzendt zij de Gold MasterCard aan CenE Bankiers, alwaar de aanvrager de Gold MasterCard kan ophalen.
2.3 PaySquare verzendt maandelijks een rekeningoverzicht aan houders van de Gold MasterCard ter zake van de in de voorafgaande maand met de Gold MasterCard verrichte betalingen. PaySquare schrijft het op een rekeningoverzicht vermelde bedrag meteen na het aanbieden van het rekeningoverzicht af van de bankrekening van de kaarthouder.
2.4 PaySquare hanteert Algemene Voorwaarden MasterCard (hierna te noemen: de algemene voorwaarden). De algemene voorwaarden luiden – voor zover van belang – als volgt:
“7.5 De hoogte van de rente bedraagt 1,5 (…) procent per maand, waarbij een gedeelte van de maand voor vol zal worden gerekend. (…)
7.6 Voorts behoudt PaySquare zich het recht voor eenzelfde rentepercentage per maand in rekening te brengen over elke uitstaande schuld aan PaySquare. PaySquare is voorts gerechtigd de volledige kosten, inclusief omzetbelasting, zowel in als buiten rechte gemaakt om de vordering op de Kaarthouder te innen, op de Kaarthouder te verhalen, met inachtneming van een minimum van 15 (…) procent van het openstaande bedrag. Onder buitengerechtelijke kosten vallen tevens de kosten van het inwinnen van juridisch advies. (…)”
2.5 PaySquare heeft aan [gedaagde] een Gold MasterCard verstrekt (hierna te noemen: de creditcard). [gedaagde] heeft met de creditcard betalingen verricht tot in ieder geval een bedrag van € 6.373,48. PaySquare heeft ter zake van deze transacties op 24 april 2006,
22 mei 2006 en 26 juni 2006 rekeningoverzichten aan [gedaagde] verzonden (hierna te noemen: de rekeningoverzichten). Het is PaySquare niet gelukt om de op de rekeningoverzichten vermelde bedragen tot een bedrag van in totaal € 6.373,48 van de bankrekening van [gedaagde] af te schrijven.
2.6 Bij brief van 10 juli 2006 heeft PaySquare [gedaagde] aangemaand om een bedrag van € 6.373,48, vermeerderd met rente en administratieve kosten, uiterlijk op 24 juli 2006 aan PaySquare te betalen.
2.7 Bij brieven van in ieder geval 16 augustus 2006, 12 september 2006, 25 september 2006, 5 oktober 2006 en 25 november 2006 heeft MediCas, de incassogemachtigde van PaySquare, [gedaagde] gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 6.373,48 met rente en kosten.
2.8 [gedaagde] heeft het bedrag van € 6.373,48 niet aan PaySquare betaald.
2.9 In september 2006 heeft de openbare verkoop van de toenmalige koopwoning van [gedaagde] plaatsgevonden.
3 De vordering in conventie
De gewijzigde vordering luidt – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan PaySquare te betalen een bedrag van € 7.511,14, te vermeerderen met (contractuele) rente over een bedrag van € 6.373,48 vanaf 26 juni 2006, en tot betaling van proceskosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft PaySquare aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 [gedaagde] dient de transacties die zij met de creditcard heeft verricht en die door PaySquare zijn voldaan, tot een bedrag van € 6.373,48 aan PaySquare te betalen. De vervaldatum van de rekeningoverzichten die PaySquare ter zake van deze transacties aan [gedaagde] heeft verzonden, is 26 juni 2006. Op de overeenkomst tussen partijen zijn de algemene voorwaarden van toepassing.
3.2 PaySquare maakt aanspraak op rente over het bedrag van € 6.373,48 vanaf 26 juni 2006, zijnde de vervaldatum van de rekeningoverzichten, primair op grond van artikel 7 van de algemene voorwaarden (1,5% rente per maand), en subsidiair op grond van artikel 6:120 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW).
3.3 PaySquare heeft recht op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ad € 956,02, zijnde 15% van het openstaande bedrag van € 6.373,48, te vermeerderen met 19% BTW over het bedrag van € 956,02. PaySquare vordert deze vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten primair op grond van artikel 7 van de algemene voorwaarden, en subsidiair op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW.
4 Het verweer in conventie
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van PaySquare in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis.
[gedaagde] heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 [gedaagde] betwist dat de algemene voorwaarden op de overeenkomst met PaySquare van toepassing zijn, nu zij de toepasselijkheid hiervan nooit heeft aanvaard.
4.2 Indien de algemene voorwaarden op de overeenkomst tussen partijen van toepassing zijn, geldt dat de algemene voorwaarden, en in het bijzonder artikel 7 hiervan, vernietigbaar zijn, omdat PaySquare [gedaagde] nooit de mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen en omdat artikel 7 onredelijk bezwarend is.
4.3 Indien de algemene voorwaarden op de overeenkomst tussen partijen van toepassing zijn, geldt dat toepassing van artikel 7 van de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.4 De redelijkheid en billijkheid brengen mee dat [gedaagde] eerst rente over het bedrag van € 6.373,48 aan PaySquare is verschuldigd vanaf de dag van het vonnis, dan wel vanaf de dag van de dagvaarding.
4.5 PaySquare heeft geen recht op vergoeding van buitengerechtelijke kosten, nu de werkzaamheden die MediCas heeft verricht, niet meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna te noemen: Rv) bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. [gedaagde] betwist dat de gestelde buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt en tevens dat zij telefonisch is aangemaand. De keuze van PaySquare om een incassogemachtigde in te schakelen, dient voorts voor haar rekening te komen.
5 De vordering in voorwaardelijke reconventie
De vordering luidt – verkort weergegeven – om alle onredelijk bezwarende bedingen uit de door PaySquare gehanteerde algemene voorwaarden te vernietigen, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van PaySquare in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis.
Aan deze vordering heeft [gedaagde] – naast hetgeen zij in conventie heeft aangevoerd – ten grondslag gelegd dat indien komt vast te staan dat op de overeenkomst tussen partijen de algemene voorwaarden van toepassing zijn, de algemene voorwaarden vernietigd dienen te worden, enerzijds op grond van artikel 6:233 sub a BW en anderzijds op basis van artikel 6:233 sub b BW.
6 Het verweer in voorwaardelijke reconventie
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering.
PaySquare heeft daartoe het volgende aangevoerd:
6.1 Artikel 7 van de algemene voorwaarden is geen onredelijk bezwarend beding, nu dit een volstrekt gebruikelijk beding is in overeenkomsten als de onderhavige tussen PaySquare en [gedaagde].
6.2 PaySquare heeft de algemene voorwaarden aan [gedaagde] ter hand gesteld.
7 De beoordeling
in conventie
7.1 Bij dagvaarding heeft PaySquare rente en buitengerechtelijke kosten gevorderd op grond van artikel 7 van de algemene voorwaarden. Tijdens de comparitie van partijen heeft PaySquare haar eis gewijzigd in die zin dat zij primair rente en buitengerechtelijke kosten vordert op grond van artikel 7 van de algemene voorwaarden en subsidiair op grond van de wet. Nu [gedaagde] tegen deze eiswijziging geen bezwaar heeft gemaakt en de eiswijziging naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde, zal de rechtbank recht doen op de gewijzigde eis.
7.2 [gedaagde] heeft erkend dat zij de hoofdsom van € 6.373,48 aan PaySquare is verschuldigd, zodat dit bedrag voor toewijzing in aanmerking komt.
7.3 Het geschil spitst zich derhalve toe op de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten. In dit verband dient in de eerste plaats beoordeeld te worden of de algemene voorwaarden op de overeenkomst tussen partijen van toepassing zijn.
7.4 PaySquare heeft ter onderbouwing van haar stelling dat op de overeenkomst tussen partijen de algemene voorwaarden van toepassing zijn, het volgende aangevoerd. Aanvragers ontvangen bij een aanvraagformulier van CenE Bankiers van de soort zoals genoemd onder r.o. 2.1, een pakket met algemene voorwaarden, waarbij zich de algemene voorwaarden MasterCard bevinden. PaySquare biedt aan dit bij akte te bewijzen. De Gold MasterCard wordt voorts aan aanvragers verstrekt in een kartonnetje in een envelop. In deze envelop zitten tevens de algemene voorwaarden MasterCard. Op het genoemde kartonnetje staat vermeld dat de aanvrager zijn of haar handtekening moet zetten op de Gold MasterCard en tevens dat de aanvrager door dit te doen, de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden MasterCard aanvaardt. PaySquare biedt aan ook deze stellingen bij akte te bewijzen. Daarnaast geldt dat [gedaagde] ook door betalingen te verrichten met de creditcard de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden op de overeenkomst tussen partijen heeft aanvaard. Bovendien had [gedaagde] kunnen weten dat op die overeenkomst de algemene voorwaarden van toepassing waren, omdat algemeen bekend is dat een verstrekker van creditcards, zoals PaySquare, algemene voorwaarden hanteert.
[gedaagde] heeft daartegenover gesteld dat zij de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden nooit heeft aanvaard. PaySquare heeft voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst nimmer aan haar medegedeeld dat op de overeenkomst de algemene voorwaarden van toepassing zouden zijn. [gedaagde] kan zich niet herinneren of zij bij het aanvraagformulier de algemene voorwaarden heeft ontvangen, omdat zij deze aanvraag lange tijd geleden heeft ingediend. Evenmin kan zij zich herinneren of zich in de envelop waarin zij destijds de creditcard ontving, tevens de algemene voorwaarden bevonden. [gedaagde] heeft haar handtekening op de creditcard gezet, maar zij is er niet mee bekend dat zij daardoor akkoord zou zijn gegaan met toepasselijkheid van de algemene voorwaarden op de overeenkomst.
7.5 De stellingen van PaySquare dat aanvragers van een Gold MasterCard zowel bij het aanvraagformulier van CenE Bankiers van de soort zoals genoemd onder r.o. 2.1, als bij de ontvangst van de Gold MasterCard de algemene voorwaarden MasterCard ontvangen, kunnen PaySquare niet baten. Immers, deze stellingen geven slechts in het algemeen weer dat en wanneer PaySquare de algemene voorwaarden MasterCard aan aanvragers van de Gold MasterCard verstrekt. Op grond van deze stellingen – indien bewezen – kan dus niet worden aangenomen dat [gedaagde] bij het aanvraagformulier of bij ontvangst van de creditcard de algemene voorwaarden heeft ontvangen. De rechtbank passeert dan ook het bewijsaanbod dat PaySquare met betrekking tot deze stellingen heeft gedaan.
7.6 Het voorgaande brengt mee dat niet is komen vast te staan dat PaySquare de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan [gedaagde] ter hand heeft gesteld. Nu PaySquare bovendien niet heeft gesteld, noch is gebleken, dat het redelijkerwijs niet mogelijk was om de algemene voorwaarden aan [gedaagde] ter hand te stellen, kan niet worden aangenomen dat PaySquare aan [gedaagde] een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Daarom is artikel 7 van de algemene voorwaarden – indien deze al van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen – op grond van artikel 6:233 sub b BW vernietigbaar.
7.7 Nu PaySquare zich reeds vanwege de vernietigbaarheid van artikel 7 van de algemene voorwaarden niet op dat beding kan beroepen, kan in het midden blijven of partijen toepasselijkheid van de algemene voorwaarden zijn overeengekomen. Ook het verweer van [gedaagde] dat toepassing van artikel 7 van de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, behoeft om deze reden geen bespreking meer.
7.8 Uit het voorgaande volgt dat de (primair) op grond van artikel 7 van de algemene voorwaarden gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten niet voor toewijzing in aanmerking komen.
7.9 Ten aanzien van de (subsidiair) gevorderde wettelijke rente over het bedrag van
€ 6.373,48 vanaf 26 juni 2006, overweegt de rechtbank als volgt.
7.10 PaySquare heeft in dit verband gesteld dat de vervaldatum van de rekeningoverzichten 26 juni 2006 is. Naar het oordeel van de rechtbank volgt dit niet uit de door PaySquare overgelegde rekeningoverzichten. Voorts kan uit de overige stellingen van PaySquare en de andere overgelegde stukken geenszins worden afgeleid dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] het bedrag van € 6.373,48 uiterlijk op 26 juni 2006 aan PaySquare diende te voldoen. Omdat PaySquare haar stelling daarom onvoldoende heeft onderbouwd, kan – anders dan zij kennelijk meent – niet worden aangenomen dat sprake is van een voor de voldoening bepaalde termijn na het enkele verstrijken waarvan het verzuim intreedt, zoals bedoeld in artikel 6:83 sub a BW. Voor het intreden van het verzuim is daarom vereist dat [gedaagde] bij een schriftelijke aanmaning in gebreke is gesteld, waarbij haar een redelijke termijn voor de nakoming is gesteld, en nakoming binnen deze termijn is uitgebleven. Vast staat dat PaySquare [gedaagde] bij brief van 10 juli 2006 heeft aangemaand om het bedrag van € 6.373,48 uiterlijk op 24 juli 2006 te betalen. Nu niet in geschil is dat [gedaagde] deze brief heeft ontvangen, de rechtbank de daarin vervatte termijn redelijk acht en betaling binnen die termijn is uitgebleven, verkeert [gedaagde] vanaf 25 juli 2006 in verzuim. [gedaagde] is daarom in beginsel vanaf die datum de wettelijke rente ex artikel 6:120 lid 1 BW over het bedrag van € 6.373,48 aan PaySquare verschuldigd.
7.11 Naar de rechtbank begrijpt, beoogt [gedaagde] met haar stelling dat zij op grond van de redelijkheid en billijkheid eerst rente is verschuldigd vanaf de datum waarop vonnis wordt gewezen, dan wel vanaf de dag van de dagvaarding, een beroep te doen op matiging van de wettelijke rente die zij over het bedrag van € 6.373,48 aan PaySquare is verschuldigd.
7.12 [gedaagde] heeft ter onderbouwing van die stelling het volgende aangevoerd.
Het is aan PaySquare te wijten dat [gedaagde] het bedrag van € 6.373,48 nog niet aan PaySquare heeft betaald. PaySquare heeft namelijk niet gereageerd op brieven van [gedaagde] d.d. 14 augustus 2006 en 29 september 2006 waarin [gedaagde] heeft voorgesteld om het bedrag van € 6.373,48 in twaalf termijnen aan PaySquare te betalen omdat zij wegens financiële problemen niet in staat was om dit bedrag ineens te voldoen, en waarin zij PaySquare heeft gewezen op de mogelijkheid om de vordering op [gedaagde] in te dienen bij de notaris die zich bezig hield met de openbare verkoop van de woning van [gedaagde]. In plaats daarvan heeft PaySquare volstaan met het (laten) verzenden van standaard sommatiebrieven aan [gedaagde]. Eerst bij dagvaarding van bijna drie jaar later heeft PaySquare alsnog aanspraak gemaakt op de hoofdsom van € 6.373,48, aldus nog altijd [gedaagde].
PaySquare heeft aangevoerd dat op grond van het enkele tijdverloop tussen het ontstaan van de vordering op [gedaagde] en het tijdstip van dagvaarden, niet kan worden aangenomen dat toewijzing van de gevorderde rente naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. PaySquare heeft betwist dat zij de brieven van 14 augustus 2006 en
29 september 2006 van [gedaagde] heeft ontvangen. Daarnaast heeft PaySquare gesteld dat het op de weg van [gedaagde] had gelegen om actie te ondernemen om haar schuld van
€ 6.373,48 aan PaySquare te voldoen.
7.13 Op grond van artikel 6:109 BW kan de rechter een wettelijke verplichting tot schadevergoeding matigen, indien toekenning van volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden, waaronder de aard van de aansprakelijkheid, de tussen partijen bestaande rechtsverhouding en hun beider draagkracht, tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Dit criterium noopt de rechter tot een grote mate van terughoudendheid. Dit laatste geldt in het onderhavige geval eens te meer, nu de schadevergoeding waarvan [gedaagde] matiging heeft verzocht – wettelijke rente – een door de wet gefixeerde schadevergoeding betreft.
7.14 Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de omstandigheid dat PaySquare heeft volstaan met het (laten) verzenden van standaard sommatiebrieven aan [gedaagde] en dat zij sinds het ontstaan van de vordering op [gedaagde] geruime tijd heeft laten verstrijken voordat zij de onderhavige procedure is gestart, niet worden aangenomen dat toewijzing van wettelijke rente over het bedrag van € 6.373,48 vanaf 25 juli 2006 zou leiden tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen. Dit geldt ook indien PaySquare de brieven van [gedaagde] d.d. 14 augustus 2006 en 29 september 2006 met daarin de voorstellen van [gedaagde] om tot afbetaling van haar schuld aan PaySquare te komen, heeft ontvangen.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [gedaagde] geheel onverplicht de overeenkomst met PaySquare is aangegaan en dat zij eveneens uit vrije wil met de creditcard de transacties heeft verricht die hebben geleid tot het ontstaan van de onderhavige schuld aan PaySquare. Tevens acht de rechtbank van belang dat [gedaagde] in de drieënhalf jaar die zijn verstreken sinds het ontstaan van haar schuld aan PaySquare, zelf ook vrijwel geen actie heeft ondernomen om tot afbetaling van die schuld te komen, terwijl zij van meet af aan op de hoogte was van het bestaan van die schuld. Vast staat immers dat [gedaagde] na haar – gestelde – brief van 29 september 2006 nimmer contact meer heeft opgenomen met PaySquare om de door haar gewenste betalingsregeling met PaySquare te bereiken. Bovendien heeft [gedaagde] in al die jaren nooit enig bedrag op de schuld afgelost, terwijl – hoewel vast staat dat [gedaagde] moet rondkomen van een bijstanduitkering waaraan zij maandelijks een bedrag van € 400,- overhoudt – gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] in de afgelopen jaren nimmer in staat is geweest om enig bedrag aan PaySquare te betalen ter aflossing van haar schuld. Door de schuld (gedeeltelijk) af te lossen – ook indien geen betalingsregeling met PaySquare was bereikt – had [gedaagde] de omvang van de daarover verschuldigde wettelijke rente kunnen beperken.
Gezien de wijze van handelen van [gedaagde] en haar eigen verantwoordelijkheid om haar schuld aan PaySquare te voldoen, is de rechtbank van oordeel dat – hoewel ook PaySquare niet voortvarend heeft gehandeld bij de incassering van haar vordering op [gedaagde] – het uitblijven van betaling door [gedaagde] van de hoofdsom van € 6.373,48 en daarmee het oplopen van de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juli 2006 voor rekening en risico behoort te komen van [gedaagde]. Omdat [gedaagde] geen andere feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die de rechtbank nopen tot matiging van de wettelijke rente, zal het bedrag van € 6.373,48 worden vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juli 2006.
7.15 Ten aanzien van de (subsidiair) op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 956,02 en BTW over dit bedrag ad € 181,64, overweegt de rechtbank als volgt.
7.16 PaySquare heeft ter onderbouwing van dit deel van haar vordering het volgende aangevoerd. MediCas heeft [gedaagde] zowel telefonisch als schriftelijk – namelijk bij brieven van 16 augustus 2006, 12 september 2006, 25 september 2006, 26 september 2006,
5 oktober 2006 en 25 november 2006 – gesommeerd tot betaling van het bedrag van
€ 6.373,48. MediCas voegt achter al haar sommatiebrieven een voorstel voor een betalingsregeling. PaySquare heeft MediCas voor deze werkzaamheden een bedrag betaald van € 956,02, zijnde 15% van de verschuldigde hoofdsom van € 6.373,48, aldus nog altijd PaySquare.
[gedaagde] heeft daartegenin gebracht dat MediCas uitsluitend automatisch gegenereerde sommatiebrieven aan [gedaagde] heeft verzonden, zodat daarvoor in ieder geval geen werkzaamheden zijn verricht. [gedaagde] betwist dat PaySquare dan wel MediCas haar telefonisch heeft aangemaand.
7.17 Naar het oordeel van de rechtbank kan worden aangenomen dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die voor vergoeding in aanmerking komen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de incassogemachtigde van PaySquare in ieder geval vijf sommatiebrieven aan [gedaagde] heeft verzonden. Dat dit automatisch gegenereerde brieven betreffen, doet daar niet aan af, omdat gesteld noch gebleken is dat dergelijke brieven kosteloos kunnen worden opgesteld en verzonden. De stelling van [gedaagde] dat de keuze van PaySquare om een incassogemachtigde in te schakelen, voor rekening van PaySquare dient te komen, kan [gedaagde] evenmin baten. Artikel 6:96 lid 2 sub c BW staat er immers niet aan in de weg dat schade bestaande uit de kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, ook voor vergoeding in aanmerking komt indien de betreffende incassowerkzaamheden zijn verricht door een gemachtigde.
7.18 Hoewel PaySquare een bedrag van € 956,02 aan MediCas heeft betaald voor de door MediCas verrichte werkzaamheden, ziet de rechtbank aanleiding om de gevorderde buitengerechtelijke kosten overeenkomstig de aanbevelingen van het rapport Voorwerk II te begroten op een bedrag van € 768,-, omdat de in dit rapport gehanteerde tarieven in zijn algemeenheid redelijk worden geacht en PaySquare onvoldoende heeft gesteld waaruit blijkt dat de door MediCas verrichte werkzaamheden een hogere vergoeding rechtvaardigen dan is besloten in het forfaitaire tarief.
7.19 De toe te wijzen vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 768,- zal worden vermeerderd met 19% BTW over dit bedrag, zijnde een bedrag van € 145,92. PaySquare heeft namelijk expliciet verzocht om vermeerdering van de buitengerechtelijke kosten met 19% BTW en in dit verband onweersproken gesteld dat zij geen ondernemer is in de zin van de Wet op de Omzetbelasting 1968 en BTW niet als voorheffing in mindering kan brengen.
7.20 [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
in voorwaardelijke reconventie
7.21 Er is niet voldaan aan de voorwaarde waaronder deze vordering is ingesteld, namelijk dat op de overeenkomst tussen partijen de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Daarom hoeft op deze vordering niet beslist te worden.
8 De beslissing
De rechtbank,
in conventie
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan PaySquare te betalen het bedrag van € 7.287,40 (zegge: zevenduizend tweehonderdzevenentachtig euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW over een bedrag van € 6.373,48 vanaf 25 juli 2006 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van PaySquare bepaald op € 313,- aan vast recht, op € 92,98 aan overige verschotten en op € 768,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in voorwaardelijke reconventie
verstaat dat op deze vordering niet beslist hoeft te worden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker.
Uitgesproken in het openbaar.
2108/1582