ECLI:NL:RBROT:2010:BL5292
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- P.H. Veling
- E.R. Houweling
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen rechters van de rechtbank Rotterdam afgewezen
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 19 februari 2010 een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door verzoekster tegen de rechters van de wrakingskamer en de rechtbank als geheel. Het verzoek was ingediend via een fax-bericht op 4 februari 2010 door de advocaat van verzoekster, die bezwaren had tegen de onpartijdigheid van de rechters. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het griffiedossier van een eerder kort geding dat op 3 februari 2010 had plaatsgevonden. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 19 februari 2010 waren de voorzitter en de rechters aanwezig, evenals de gedaagde en zijn advocaat. De advocaat van verzoekster had op 18 februari 2010 laten weten dat hij en verzoekster niet op de zitting zouden verschijnen.
De rechtbank heeft het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard voor zover het zich richtte tegen de rechtbank als geheel en heeft het verzoek tot wraking van de individuele rechters afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het niet honoreren van het verzoek om aanhouding om de gewraakte voorzieningenrechter te horen, niet een onbegrijpelijke beslissing was die zou wijzen op vooringenomenheid van de rechters. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De aangevoerde omstandigheden door verzoekster gaven geen aanleiding om te concluderen dat de rechters niet onpartijdig waren.
De beslissing van de rechtbank werd genomen in het kader van de waarborging van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van verzoekster dat de rechters vooringenomen waren. De wraking werd daarom ongegrond verklaard en het verzoek werd afgewezen.