ECLI:NL:RBROT:2010:BL5292

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
349080 / HA RK 10-37
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechters van de rechtbank Rotterdam afgewezen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 19 februari 2010 een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door verzoekster tegen de rechters van de wrakingskamer en de rechtbank als geheel. Het verzoek was ingediend via een fax-bericht op 4 februari 2010 door de advocaat van verzoekster, die bezwaren had tegen de onpartijdigheid van de rechters. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het griffiedossier van een eerder kort geding dat op 3 februari 2010 had plaatsgevonden. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 19 februari 2010 waren de voorzitter en de rechters aanwezig, evenals de gedaagde en zijn advocaat. De advocaat van verzoekster had op 18 februari 2010 laten weten dat hij en verzoekster niet op de zitting zouden verschijnen.

De rechtbank heeft het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard voor zover het zich richtte tegen de rechtbank als geheel en heeft het verzoek tot wraking van de individuele rechters afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het niet honoreren van het verzoek om aanhouding om de gewraakte voorzieningenrechter te horen, niet een onbegrijpelijke beslissing was die zou wijzen op vooringenomenheid van de rechters. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De aangevoerde omstandigheden door verzoekster gaven geen aanleiding om te concluderen dat de rechters niet onpartijdig waren.

De beslissing van de rechtbank werd genomen in het kader van de waarborging van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van verzoekster dat de rechters vooringenomen waren. De wraking werd daarom ongegrond verklaard en het verzoek werd afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 19 februari 2010
Zaaknummer: 349080
Rekestnummer: HA RK 10-37
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
advocaat mr. A.K. Ramdas,
strekkende tot wraking van [namen voorzitter en rechters], voorzitter respectievelijk rechters in de wrakingskamer van de rechtbank Rotterdam, sector civiel recht (hierna: de rechters) en/of van de rechtbank.
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 3 februari 2010 is door de voorzieningenrechter [naam voorzieningenrechter] behandeld het door verzoekster als eiseres tegen [naam gedaagde] als gedaagde aanhangig gemaakte kort geding, dat als kenmerk heeft 345623 / KG ZA 10-66.
Bij fax-bericht van 4 februari 2010 heeft de advocaat van verzoekster de voorzieningenrechter gewraakt.
Verzoekster en haar advocaat, de voorzieningenrechter, alsmede [naam gedaagde] en zijn advocaat mr. C.E.A. Heezemans zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld, zijnde 19 februari 2010 en zijn voor de zitting uitgenodigd.
Bij fax-bericht van 18 februari 2010 (15.27 uur) heeft de advocaat van verzoekster de wrakingskamer gewraakt.
Bij fax-bericht van 18 februari 2010 (19.08 uur) heeft de advocaat van verzoekster de rechtbank gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hiervoor omschreven kort geding-procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de zitting van 3 februari 2010.
Verzoekster, haar advocaat, de rechters, alsmede [naam gedaagde] en zijn advocaat mr. Heezemans zijn verwittigd van de datum waarop het tegen de wrakingskamer en de rechtbank gerichte wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
Ter zitting van 19 februari 2010, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: voorzitter [naam voorzitter] voornoemd, [naam gedaagde] en zijn advocaat. [Naam voorzitter] heeft - mede namens [namen rechters] - hun standpunt nader toegelicht.
In voormeld fax-bericht van 18 februari 2010 (19.08 uur) heeft de advocaat van verzoekster meegedeeld dat hij en verzoekster niet op de zitting van 19 februari 2010 zullen verschijnen.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van:
- de fax-berichten van de advocaat van verzoekster aan het secretariaat van de wrakingskamer, gedateerd 17 februari 2010 (21.25 uur), 18 februari 2010 (13.09 uur);
- de papieren uitdraai van het emailbericht van de voorzieningenrechter aan de wrakingskamer, gedateerd 18 februari 2010 (08.31 uur);
- het fax-bericht van de secretaris van de wrakingskamer aan de advocaat van verzoekster, gedateerd 18 februari 2010 (15.08 uur);
- de papieren uitdraai van het emailbericht van de secretaris van de wrakingskamer aan de advocaat van verzoekster, gedateerd 18 februari 2010 (16.18 uur);
- de papieren uitdraaien van de emailberichten van de advocaat van verzoekster aan de secretaris van de wrakingskamer, gedateerd 18 februari 2010 (16.28 uur) en 18 februari 2010 (17.55 uur);
- het fax-bericht van mr. Heezemans aan het secretariaat van de wrakingskamer, gedateerd 18 februari 2010 (13.11 uur).
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
Verzoekster heeft op 16 februari 2010 ontvangen het proces-verbaal van de zitting van de voorzieningenrechter van 3 februari 2010. Dit proces-verbaal is onvolledig en onjuist. Het is in het belang van het wrakingsverzoek dat de voorzieningenrechter op de zitting van de wrakingskamer van 19 februari 2010 aanwezig is, zodat zij een verklaring kan geven van het onvolledige, onjuist opgemaakte proces-verbaal.
2.1.2
Een persoonlijke verschijning van de voorzieningenrechter ter zitting van de wrakingskamer op 19 februari 2010 is meer dan noodzakelijk om een en ander naar behoren uit te zoeken. In het licht van het voorgaande heeft verzoekster de rechters verzocht de behandeling van het verzoek tot wraking van de voorzieningenrechter aan te houden en een nieuwe zittingsdatum te bepalen, met afstemming van de agenda's. Dit verzoek is door de wrakingskamer niet gehonoreerd. Verzoekster heeft geen vertrouwen meer in een onpartijdige en objectieve behandeling van het verzoek.
2.1.3
Verzoekster heeft geen vertrouwen meer in de rechtbank Rotterdam. Verzoekster heeft redenen om aan de onpartijdigheid van de rechtbank te twijfelen. Volgens verzoekster is haar zaak reeds besmet.
2.2
De rechters hebben niet in de wraking berust en hebben - verkort en zakelijk weergegeven - meegedeeld:
2.2.1
In de diverse, van de zijde van verzoekster na het eerste wrakingsverzoek binnengekomen berichten is het wrakingsverzoek algemeen geformuleerd. Kennelijk heeft verzoekster bezwaren tegen de rechtbank Rotterdam als geheel. Zij wenst ook verwijzing van haar zaak naar de rechtbank Dordrecht.
2.2.2
Voor zover het wrakingsverzoek is gericht tegen de rechters van de kamer, is er geen grond voor toewijzing van het verzoek. De afwijzing van het verzoek van de advocaat van verzoekster tot aanhouding van de behandeling van dat verzoek ter zitting van 19 februari 2010, althans het niet aanstonds toewijzen van dat verzoek, om ter zitting de argumenten voor dat verzoek te kunnen horen, is geen grond voor wraking, objectief noch subjectief. Het verzoek, voor zover gericht tegen de rechters, dient te worden afgewezen.
3. De ontvankelijkheid van het verzoek
Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kunnen alleen rechters die een zaak behandelen worden gewraakt. Voorzover het verzoek zich richt tegen de rechtbank als geheel, dus ongeacht of het verzoek betreft een rechter die enige zaak van verzoekster behandelt, is het niet-ontvankelijk.
4. De beoordeling
4.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.2
Aan de door verzoekster aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechters - subjectief - niet onpartijdig waren. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
4.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de - beweerdelijk - bij verzoekster bestaande vrees dat de rechters jegens verzoekster een vooringenomenheid koesteren - objectief - gerechtvaardigd is. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking:
4.4
Bij voormeld fax-bericht van 17 februari 2010 (21.25 uur) deelt de advocaat van verzoekster aan de wrakingskamer, bestaande uit de rechters, mede dat het door hem ontvangen proces-verbaal van de zitting van de voorzieningenrechter van 3 februari 2010 zijns inziens onvolledig en onjuist is en dat de voorzieningenrechter ter zitting van de wrakingskamer op 19 februari 2010 aanwezig dient te zijn om een en ander te verklaren.
Per email van 18 februari 2010 (08.31 uur) deelt de voorzieningenrechter aan de wrakingskamer mede dat zij verhinderd is te verschijnen.
Bij fax-bericht van 18 februari 2010 (13.09 uur) deelt de advocaat van verzoekster aan de wrakingskamer mede dat het meer dan noodzakelijk is de voorzieningenrechter te horen, dat daartoe een nieuwe zittingsdatum moet worden bepaald en dat - als de wrakingskamer de zaak niet aanhoudt - verzoekster geen vertrouwen meer heeft in een onpartijdige en objectieve behandeling van het verzoek.
Bij fax-bericht van 18 februari 2010 (15.08 uur) deelt de algemeen secretaris van de wrakingskamer namens de rechters aan de advocaat van verzoekster mede, dat de zitting op 19 februari 2010 doorgang zal vinden en dat verzoekster en de advocaat op die zitting gelegenheid zal worden geboden de standpunten nader toe te lichten.
4.5
Het verzoek tot wraking van de rechters is in de kern gestoeld op de beslissing van de rechters als verwoord in laatstgenoemd fax-bericht, om het verzoek tot aanhouding van de behandeling van het verzoek tot wraking van de voorzieningenrechter, niet aanstonds te honoreren, maar op de genoemde zitting verzoekster en haar advocaat daaromtrent te horen.
4.6
Uitgangspunt is dat een processuele beslissing als hiervoor omschreven geen grond vormt voor een wraking van de rechters die de beslissing hebben gegeven. Alleen indien die beslissing dermate onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechters jegens verzoekster een vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij verzoekster dienaangaande bestaande vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden.
Dat nu is hier niet het geval.
De rechtbank wijst er overigens op dat door de rechters nog niet definitief was beslist op het verzoek van verzoekster om de voorzieningenrechter ter zitting van de wrakingskamer te horen. Aangenomen moet worden dat een dergelijke beslissing eerst zou zijn genomen nadat betrokkenen ter zitting van die kamer hun standpunten nader hadden toegelicht.
4.7
De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek dient te worden afgewezen.
5. De beslissing
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek, voor zover dat verzoek is gericht tegen de rechtbank Rotterdam en tegen andere rechters dan [namen voorzitter en rechters];
wijst af het verzoek tot wraking van [namen voorzitter en rechters].
Deze beslissing is gegeven op 19 februari 2010 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. P.H. Veling en mr. E.R. Houweling, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van Faaij, griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beschikking door de oudste rechter en de griffier ondertekend.