ECLI:NL:RBROT:2010:BL6406

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/4929 BC-T2
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Damsteegt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen afwijzing ontheffingsverzoek vakbekwaamheidseisen Wft

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) die zijn verzoek om ontheffing van de vakbekwaamheidseisen, zoals vastgelegd in artikel 4:9 van de Wet op het financieel toezicht (Wft), heeft afgewezen. Eiser stelde dat hij redelijkerwijs voldeed aan de vakbekwaamheidseisen, gezien zijn jarenlange ervaring en het feit dat hij sinds 1965 in het bezit is van het Assurantie B-diploma. Hij voegde hieraan toe dat hij de ontheffing slechts tijdelijk nodig had, omdat hij van plan was zijn bedrijf binnenkort over te dragen.

Tijdens de zitting bleek dat eiser per 1 januari 2010 een samenwerkingsovereenkomst was aangegaan met een zakenpartner, die naar verwachting aan de vakbekwaamheidseisen voldeed. Eiser zou zijn werkzaamheden per 1 januari 2011 definitief aan deze partner overdragen. De rechtbank concludeerde dat eiser de ontheffing op dat moment niet meer nodig had, en dat hij daarom geen belang meer had bij zijn beroep. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard diende te worden.

De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 12 februari 2010, en zowel eiser als de AFM hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken, te rekenen vanaf de dag na verzending van het afschrift van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 08/4929 BC-T2
Uitspraak in het geding tussen
[Eiser] handelend onder de naam [handelsnaam],
te [plaatsnaam], eiser,
en
de stichting Stichting Autoriteit Financiële Markten, verweerster (hierna: de AFM).
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 16 oktober 2008 heeft de AFM het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiser bij brief van 25 november 2008 beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2010. Eiser is, zonder kennisgeving, niet verschenen. Namens de AFM is verschenen mr. E. van Ing.
2 Overwegingen
Bij brief van 19 maart 2007 heeft eiser een verzoek om ontheffing ingediend inzake de eisen van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 4:9 van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft) met betrekking tot hypothecair krediet en levensverzekeringen in combinatie met beleggingsproducten.
Bij het bestreden besluit van 16 oktober 2008 heeft de AFM eisers bezwaar tegen het primaire besluit van 1 juli 2008 - waarbij de AFM het ontheffingsverzoek van eiser heeft afgewezen - kennelijk ongegrond verklaard en de motivering van het primaire besluit aangevuld. Het ontheffingsverzoek is volgens de AFM op goede gronden afgewezen, nu eiser niet heeft aangetoond dat hij redelijkerwijze niet kan voldoen aan de in artikel 4:9 van de Wft gestelde vakbekwaamheidseisen. Volgens de AFM wordt het door eiser op 19 augustus 1965 behaalde diploma Assurantiebemiddeling B thans niet meer geldig geacht voor het bemiddelen in levensverzekeringen, al dan niet met een beleggingscomponent, en eiser had vóór 1 oktober 2007 de module Beleggen A dienen te behalen al dan niet via een inhaalprogramma.
In beroep heeft eiser - samengevat - aangevoerd dat hij redelijkerwijze aan de vakbekwaam¬heidseisen voldoet, omdat de kennis gezien zijn jarenlange staat van dienst in ruime mate aanwezig is en hij sinds 1965 onafgebroken in bezit is van het Assurantie B-diploma. Voorts heeft eiser de ontheffing nog maar beperkte tijd nodig, omdat hij binnen afzienbare tijd zijn bedrijf zal overdragen.
Ter zitting is namens de AFM verklaard dat zij van eiser een overeenkomst heeft ontvangen, waaruit blijkt dat eiser per 1 januari 2010 een samenwerkings¬overeenkomst is aangegaan met [zakenpartner] en dat eiser per 1 januari 2011 zijn werkzaamheden definitief aan [zakenpartner]overdraagt.
De rechtbank acht het aannemelijk dat [zakenpartner] aan de bij of krachtens de Wft vastgestelde vakbekwaamheidseisen voldoet en dat dat ook de reden voor eiser is geweest om een samenwerkingsovereenkomst aan te gaan, zodat het ervoor dient te worden gehouden dat eiser de ontheffing thans niet meer nodig heeft.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht is de rechtbank van oordeel dat eiser, gelet hierop, geen belang meer heeft bij zijn beroep. Nu uit de overige gedingstukken ook anderszins niet is gebleken dat eiser nog enig te respecteren procesbelang heeft bij een beoordeling van het bestreden besluit, dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. T. Damsteegt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. B.M. van der Kuil, griffier.
De griffier: De rechter:
Uitgesproken in het openbaar op: 12 februari 2010.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen - en de AFM kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden op: