Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nrs.: AWB 10/359 VWRO - T1 en
AWB 10/360 VWRO - T1
Uitspraak naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht
[verzoekers], allen wonenden te Spijkenisse, verzoekers,
gemachtigde mr. P. Smit, advocaat te Spijkenisse,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Spijkenisse, verweerder.
Aan het geding hebben mede als partij deelgenomen:
de gemeente Spijkenisse, vergunninghoudster,
het college van gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 15 mei 2007 heeft verweerder aan vergunninghouder, onder verlening van vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de ruimtelijke ordening (hierna: WRO), vergunning verleend voor het bouwen van 37 woningen op het perceel Vredehofplein, kadastraal bekend, gemeente Spijkenisse, sectie E no. 01503, sectie E no. 01542, sectie E no. 01543, sectie E no. 01810, sectie E no. 03675 en sectie E no. 05888 (hierna: primair besluit 1).
Bij besluit van dezelfde datum heeft verweerder aan vergunninghouder, onder verlening van vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO, vergunning verleend voor het oprichten van een bibliotheek met (deels) daaronder een parkeergarage op het perceel Markt ongenummerd, kadastraal bekend, sectie E no. 05888 (hierna: primair besluit 2).
Tegen deze besluiten hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 26 februari 2008 heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen de besluiten van 15 mei 2007 (hierna: de primaire besluiten) ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben verzoekers beroep ingesteld (reg.nr.: AWB 08/1553 WRO-T1). Bij uitspraak van 5 maart 2009 heeft de rechtbank dit beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Raad).
De Raad heeft bij uitspraak van 13 januari 2010 het hoger beroep van verzoekers gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd, het ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van verweerder van 26 februari 2008 vernietigd en verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en de griffierechten.
Bij brief van 29 januari 2010 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende schorsing van de primaire besluiten totdat op de bezwaar- en eventueel (hoger)beroepsprocedure ten principale is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2010. Verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde en mr. H.L. Verweel. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.E. Radenborg-den Heijer, mr. L.L. Scheppink en
O. Trim.
2 Overwegingen
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of eventueel in de hoofdzaak.
De Raad heeft in zijn uitspraak van 13 januari 2010 geoordeeld dat de rechtbank de ruimtelijke onderbouwing van de bouwplannen terecht voldoende heeft geacht. Voorts heeft de Raad de bouwplannen niet in strijd geacht met de ten tijde van het besluit op bezwaar van toepassing zijnde luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer. De Raad heeft niet aannemelijk geacht dat de toename van de verkeersbewegingen op de Karel Doormanstraat ten gevolge van de bouwplannen leidt tot een onaanvaardbare geluidsbelasting bij de in die straat gelegen woning van verzoeker Bruggeling. De Raad heeft aanleiding gezien om de beslissing op het bezwaar te vernietigen omdat een afgerond toetsingskader voor een beoordeling van de welstandsaspecten van de bouwplannen ontbrak, in verband waarmee verweerder ten onrechte op grond van de welstandsadviezen van 22 juni 2006 zijn standpunt heeft gehandhaafd dat de bouwplannen niet in strijd zijn met de redelijke eisen van welstand beoordeeld naar de criteria van de welstandsnota als bedoeld in artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet. Het besluit is vernietigd wegens strijd met het motiveringsbeginsel zoals opgenomen in artikel 7:12 van de Awb.
Verzoekers verwijzen voor hun gronden naar het bezwaar-, beroep- en hoger beroepschrift. Verzoekers benadrukken dat de bouwplannen een ingrijpende inbreuk maken op het geldende planologische regime, alsmede dat de bouwplannen ook in ruimtelijk opzicht een ingrijpende inbreuk maken op de directe omgeving en dus op de woonomgeving van verzoekers. Verzoekers menen dan ook dat gelet op de omgeving (met historisch karakter) waarin de bouwplannen gelegen zijn, de bouwplannen niet op een stedenbouwkundig verantwoorde wijze gerealiseerd kunnen worden. Een deugdelijk positieve welstandstoets, is dan ook een absolute voorwaarde om vrijstelling en bouwvergunning voor de bouwplannen te kunnen verlenen. Hieraan is volgens verzoekers tot op heden niet voldaan.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt thans niet in te zien waarom verzoekers verweerders nieuw te nemen beslissing op bezwaar niet zouden kunnen afwachten, zodat thans niet gesproken kan worden van een spoedeisend belang. Om die reden bestaat thans geen aanleiding om de primaire besluiten te schorsen. De voorzieningenrechter overweegt daartoe het volgende.
Ter zitting is gebleken dat ten tijde van de te verwachten beslissing op de bezwaren van verzoekers, het bouwwerk dat dan zal zijn gerealiseerd een niet wezenlijk andere ruimtelijke uitstraling zal hebben dan op dit moment. De op 29 mei 2009 aangevangen werkzaamheden betreffen de aanleg van een parkeergarage. Die werkzaamheden zullen nog een zodanig tijdsbeslag vergen, dat niet vóór september 2010 bouwwerkzaamheden boven het maaiveld zullen aanvangen. Voorts neemt de voorzieningenrechter bij zijn oordeel in aanmerking dat verzoekers niet eerder een verzoek als het onderhavige hebben ingediend, alhoewel de bouwwerkzaamheden reeds op 29 mei 2009, en derhalve ten tijde van het hoger beroep bij de Raad, zijn aangevangen.
Weliswaar kan er ook sprake kan zijn van een spoedeisend belang indien sprake is van een apert onjuist besluit, maar daarvan is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. Hiertoe wordt overwogen dat van de door verweerder vastgestelde en nog door de Raad van de gemeente Spijkenisse vast te stellen specifieke welstandscriteria voor het gebied ‘omgeving kerk’ niet gesteld kan worden dat deze criteria evident onjuist zijn dan wel tekortschieten. Ook zijn er geen aanwijzingen dat de Raad van de gemeente Spijkenisse, na de te voeren openbare voorbereidingsprocedure, niet zal instemmen met de aanvullende welstandscriteria voor het betreffende gebied. Verder is vooralsnog niet aannemelijk gemaakt dat de op te richten bouwwerken in strijd zijn met de aanvullende criteria, zoals deze door verweerder in concept zijn vastgesteld en ter inzage zullen worden gelegd. Tot slot is namens verweerder ter zitting uiteengezet dat zelfs bij een negatief welstandsadvies door de welstandscommissie van de gemeente Spijkenisse, na vaststelling van de aanvullende criteria door de Raad van de gemeente Spijkenisse, verweerder naar alle waarschijnlijkheid dat negatieve advies terzijde zal leggen ten faveure van de bouwplannen. Met betrekking tot dit laatste punt wijst de voorzieningenrechter er op dat verweerder bevoegd is een negatief welstandsadvies ter zijde te leggen bij de verlening van een bouwvergunning indien daaraan een voldoende draagkrachtige motivering ten grondslag ligt. Gelet op de bij de besluiten gemoeide belangen, te weten het creëren van een zeer omvangrijke parkeergelegenheid, een bibliotheek en een groot aantal woningen, valt beslist niet uit te sluiten dat verweerder met een toereikende motivering af zal kunnen wijken van een eventueel negatief welstandsadvies.
Onder deze omstandigheden kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet worden gesteld dat de beide primaire besluiten evident onjuist zijn en om die reden bij de heroverweging op grond van de bezwaren van verzoekers niet in stand zullen kunnen blijven.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.
3 Beslissing
De voorzieningenrechter,
wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Aldus gedaan door mr. J.H. de Wildt, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van
J. van Mazijk, griffier.
De griffier: De voorzieningenrechter:
Uitgesproken in het openbaar op: 5 maart 2010.