zaaknummer / rolnummer: 346040 / KG ZA 10-6
de vereniging
ROTTERDAMSE BOND VAN VOLKSTUINDERS,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. J.H. van Meurs,
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.C. Hardam.
Partijen zullen hierna Rotterdamse Bond van Volkstuinders en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 19 januari 2010 met producties;
- de pleitnota van mr. Van Meurs;
- de pleitnota van mr. Hardam.
De raadslieden van partijen hebben hun standpunten nader toegelicht ter mondelinge behandeling van 9 februari 2010.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op 23 februari 2010.
2. De feiten
In dit kort geding merkt de voorzieningenrechter de volgende -voor de onderhavige beoordelingen van belang zijnde- feiten als tussen partijen vaststaand aan.
2.1.
Blijkens een “overeenkomst tot ingebruikgeving tuinen” d.d. 23 april 2005 heeft de Rotterdamse Bond van Volkstuinders aan [gedaagde] een volkstuin met nummer [nummer] gelegen op het complex van de volkstuinvereniging “De Beukhoeve” (hierna: De Beukhoeve), Slinge 17, te Rotterdam, in gebruik ter beschikking gesteld. Op de betreffende volkstuin van [gedaagde] is een huisje gebouwd van ongeveer 12 vierkante meter, half van steen en half van hout en vastgezet op een betonnen plaat.
2.2.
[gedaagde] was lid van zowel de Rotterdamse Bond van Volkstuinders als van De Beukhoeve.
2.3.
In artikel 2 van het huishoudelijk reglement van De Beukhoeve is -voor zover van belang- het volgende bepaald:
Bij toetreding als lid nemen de leden de volgende financiële verplichtingen op zich:
a. over het lopende verenigingsjaar de volle contributie te betalen, zo het bestuur hen daarvan niet uitdrukkelijk geheel of gedeeltelijk vrijstelt;
(…..)”.
2.4.
In artikel 4 van het huishoudelijk reglement van De Beukhoeve is -voor zover van belang- het volgende bepaald:
“Van de beëindiging van het lidmaatschap
Artikel 4
(…..)
Opzegging door het bestuur, ook tussentijds, is mogelijk:
a. indien een lid twee maanden na het begin van het verenigingsjaar zijn financiële verplichtingen niet is nagekomen;
b. indien een lid na schriftelijke waarschuwing door het bestuur zich blijft gedragen in strijd met Statuten, Huishoudelijk Reglement of reglementair genomen besluiten, of in gebreke blijft zijn reglementaire verplichtingen na te komen.”
2.5.
In artikel 9 van de statuten van de Rotterdamse Bond van Volkstuinders staat -voor zover van belang- het volgende:
“Beëindiging lidmaatschap
Artikel 9
(…..)
2. Het lidmaatschap eindigt voorts:
a. door opzegging namens de RBvV.
(…..)
4. Opzegging van het lidmaatschap namens de RBvV kan tegen dertig september van het lopende boekjaar of tegen het einde van het lopende boekjaar geschieden door het bestuur met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste vier weken, ingeval het lid, na daartoe bij herhaling schriftelijk te zijn aangemaand, op de eerste juli van het lopende boekjaar niet ten volle aan zijn geldelijke verplichtingen jegens RBvV heeft voldaan, alsmede wanneer het lid heeft opgehouden te voldoen aan de vereisten welke te eniger tijd door of krachtens de statuten voor het lidmaatschap van de RBvV gesteld mochten worden.
(…..)
11. Einde van het lidmaatschap heeft tot gevolg dat het gebruiksrecht van de betreffende tuin niet meer door of namens het lid, van wie het lidmaatschap is geëindigd, kan worden uitgeoefend.”
2.6.
In artikel 16 van de statuten van de Rotterdamse Bond van Volkstuinders staat -voor zover van belang- het volgende:
“Aangesloten verenigingen
Artikel 16
1. Binnen de RBvV dienen de leden aangesloten te zijn bij afzonderlijke bij de RBvV aangesloten verenigingen.
(…..)”.
2.7.
Artikel 7 van het huishoudelijk reglement van de Rotterdamse Bond van Volkstuinders luidt -voor zover van belang- als volgt:
“Artikel 7
a. Bij beëindiging van het lidmaatschap wordt de waarde van de opstallen vastgesteld door de taxatiecommissie van de aangesloten vereniging of door de taxatiecommissie van een andere bij de RBvV aangesloten vereniging.
b. Taxatiecommissies van de aangesloten verenigingen kunnen gebruik maken van het Handboek Taxaties van de RBvV.
c. Het lid dat het niet eens is met de waarde van de opstallen zoals vastgesteld door de taxatiecommissie van de aangesloten vereniging of door de taxatiecommissie van een andere bij de RBvV aangesloten vereniging heeft recht van beroep bij het bestuur van de RBvV.
d. Het beroep ten aanzien van de waarde van de opstallen wordt behandeld door de Technische Commissie van de RBvV.
e. De Technische Commissie is belast met het uitvoeren van de beroepsregeling taxaties als vermeld in lid van c van dit artikel.
f. De Technische Commissie wordt benoemd door de algemene ledenvergadering. Voordracht van kandidaten geschiedt door een door de algemene ledenvergadering in te stellen Adviescommissie.
g. In geval van beroep is de uitspraak van de Technische Commissie bindend.
h. De taak en de werkwijze van de Technische Commissie zijn bij reglement geregeld (bijlage 7).”
2.8.
Bij brief d.d. 5 juli 2009 heeft De Beukhoeve de Rotterdamse Bond van Volkstuinders -voor zover thans van belang- als volgt bericht:
“(…..)
Betreft; verzoek om beëindiging Gebruiksovereenkomst tuin nr. [nummer] – mevr. [gedaagde]
De huurster van bovengenoemde tuin tot op heden de jaarrekening 2009 nog steeds niet volledig betaald heeft.
Het bestuur ook in voorgaande jaren lange op betaling moest wachten.
Mevr. [gedaagde] gedurende de afgelopen jaren vaker zonder vaste woon en verblijfplaats is geweest en dus ook gedurende de wintermaanden geheel op de tuin woonde.
Hebben wij in de Bestuursvergadering van juni 2009 besloten de RBvV te verzoeken de Gebruiksovereenkomst voor de tuin z.s.m. te beëindigen. Dit gezien het feit dat herhaaldelijke pogingen met mevr. [gedaagde] een gesprek te voeren mislukten omdat zij nooit en te nummer een foutief gedrag toegeeft en altijd de volledige schuld bij anderen zoekt.
(…...).”
2.9.
Hierop heeft de Rotterdamse Bond van Volkstuinders bij brief d.d. 14 juli 2009 mevrouw [gedaagde] -voor zover thans van belang- als volgt bericht:
“(…..)
Van de VTV de Beukhoeve ontvingen wij het bericht dat het bestuur van de vereniging in overeenstemming met de statuten en reglementen heeft besloten u het lidmaatschap van de vereniging op te zeggen per 15 juli 2009 in verband met het niet nakomen van uw verplichtingen, zoals aan het lidmaatschap van de betrokken vereniging verbonden.
Conform de statuten en reglementen van de RBvV delen wij u hierbij mede dat in aansluiting op het besluit van de VTV de Beukhoeve de RBvV u het lidmaatschap evenals de huurovereenkomst per 15 juli 2009 opzegt.
U heeft het recht binnen een maand na dagtekening van deze brief in beroep te gaan bij de commissie van geschillen van de RBvV (…..).”
2.10.
De Beukhoeve heeft [gedaagde] bij brief d.d. 15 juli 2009 -voor zover van belang- als volgt bericht:
“(…..)
Gezien het feit dat u voor het derde achtereenvolgende jaar, Uw jaarrekening niet binnen de voorgeschreven tijd volledig heeft voldaan, en geen poging heeft gedaan met de penningmeester een betalingsafspraak te maken, zien wij ons helaas gedwongen Uw lidmaatschap van Vtv de Beukhoeve met ingang van heden op te zeggen (Artikel 4a Huishoudelijk Reglement).
Uw eigendommen dient u binnen 30 dagen na dagtekening van de tuin te verwijderen en deze in opgeruimde toestand achter te laten.
Indien U Uw tuinhuisje aan de volgende huurder wenst te verkopen is het bestuur bereid U hierin te ondersteunen. De penningmeester, die deze zaken regelt, is iedere zaterdag van 12 tot 14 uur bereikbaar.
(…..).”
2.11.
Bij brief d.d. 21 juli 2009 heeft [gedaagde] bij de Commissie van Geschillen bezwaar gemaakt. De Commissie van Geschillen heeft, na een hoorzitting waarop De Beukhoeve en [gedaagde] hun standpunten hebben toegelicht, het volgende advies uitgebracht aan het bestuur van de Rotterdamse Bond van Volkstuinders:
“(…..)
1. Het bestuur van de VtV De Beukhoeve gaat consequent om met de Statuten en het HHR, maar doet dit ook met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de individuele tuinders op coulante en fatsoenlijke wijze.
2. Mevrouw [gedaagde] kan alleen aan haar financiële verplichtingen voldoen als ze geld heeft. Deze onzekere situatie werkt in de hand, dat er betalingsachterstanden ontstaan, die onverantwoord hoog kunnen oplopen. Dit is niet de bedoeling van het huren van een Volkstuin. Het Bestuur van de VtV heeft haar ruimte gegeven om aan haat verplichtingen te voldoen, maar ook tijdelijk duidelijk gemaakt, dat vragen om het betalen van haar rekeningen niet oneindig is.
3. De CvG adviseert derhalve om het bezwaarschrift van Mevrouw M. de Riet ongegrond te verklaren, omdat zij meerdere malen ruim de gelegenheid heeft gekregen om aan haar verplichtingen te voldoen en het haar ruim van te voren duidelijk is gemaakt wat de consequenties kunnen zijn van het “niet op tijd betalen”.
(…..).”
2.12.
De Rotterdamse Bond van Volkstuinders heeft [gedaagde] bij brief d.d. 24 augustus 2009 -voor zover thans van belang- als volgt bericht:
“(…..)
1. U ontvangt een getekende versie van het advies van de Commissie van Geschillen, dat door de RBvV wordt overgenomen. Dit betekent concreet dat hiermee het opzeggen van de huurovereenkomst en ook uw lidmaatschap wordt bevestigd.
(…..)”.
2.13.
Bij brief d.d. 25 augustus 2009 heeft De Beukhoeve [gedaagde] het volgende bericht:
“(…..)
U dient derhalve uw tuin te verlaten. Teneinde u de gelegenheid te geven uw persoonlijke bezittingen af te voeren geven wij u de tijd tot en met 31 augustus 2009.
(…..).”
2.14.
Tot op heden heeft [gedaagde] de volkstuin niet verlaten.
3.1.
Rotterdamse Bond van Volkstuinders vordert voor zover rechtens toegestaan uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] te veroordelen om de door haar gehuurde volkstuin op het complex De Beukhoeve uiterlijk voor 1 maart 2010, althans binnen 5 dagen na het in deze te wijzen vonnis, te ontruimen en in ontruimde en ordentelijke staat ter beschikking te stellen van De Beukhoeve, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 300,-- per dag;
2. [gedaagde] te veroordelen om haar medewerking te verlenen aan taxatie van het zich op de tuin bevindende tuinhuisje, conform het bepaalde in artikel 7 van het huishoudelijk reglement van de Rotterdamse Bond van Volkstuinders, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 300,-- per dag;
3. [gedaagde] te veroordelen om het op haar tuin geplaatste tuinhuisje ter beschikking te stellen aan het bestuur van De Beukhoeve ten behoeve van een nieuw aan te wijzen kandidaat-lid van die vereniging, tegen een aan [gedaagde] te betalen, passende financiële vergoeding, vast te stellen door de Taxatiecommissie van de Beukhoeve of, in beroep, door de Technische Commissie van de Rotterdamse Bond van Volkstuinders, met inachtneming van de daarbij binnen de Rotterdamse Bond van Volkstuinders gehanteerde taxatienormen, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 300,-- per dag;
4. te bepalen dat het maximum van de te verbeuren dwangsommen EUR 50.000,- zal bedragen;
5. veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
De Rotterdamse Bond van Volkstuinders legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Volgend op de opzegging van het lidmaatschap van De Beukhoeve aan [gedaagde], heeft de Rotterdamse Bond van Volkstuinders de overeenkomst tot ingebruikgeving en het lidmaatschap opgezegd. Zodoende heeft de Rotterdamse Bond van Volkstuinders er recht op en belang bij, dat deze beslissingen ten uitvoer kunnen worden gelegd. De Rotterdamse Bond van Volkstuinders wenst derhalve een executoriale titel te verkrijgen op basis waarvan de betrekkingen tussen haar en [gedaagde] ook feitelijk kunnen worden beëindigd.
3.3.
[gedaagde] voert primair als verweer aan dat er sprake is van verhuur van een gebouwde onroerende zaak die met woonruimte dan wel zogeheten 7:230a BW bedrijfsruimte gelijk is te stellen. Dit brengt mee dat de regels van dwingend huurrecht van woonruimte dan wel overige bedrijfsruimte van toepassing zijn.
Subsidiair stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat er voor de Rotterdamse Bond van Volkstuinders geen zwaarwegende grond is voor beëindiging.
Voorts had de opzegtermijn op grond van de “Algemene voorwaarden van huur en gebruik van Volkstuincomplexen (permanent)” 6 maanden moeten bedragen en had een schadevergoeding aangeboden moeten worden.
[gedaagde] stelt zich meer subsidiair op het standpunt dat de plotselinge beëindiging van de huurovereenkomst niet in verhouding staat tot de verwijten over haar doen en laten. Een ontruiming heeft grote gevolgen voor [gedaagde], aangezien zij alsdan één van haar grootste hobby’s niet langer zal kunnen uitoefenen. Zij is voor haar sociale contacten grotendeels afhankelijk van een verblijf op het tuinencomplex.
3.4.
Voor zover nodig zal op hetgeen partijen overigens over en weer hebben aangevoerd bij de verdere beoordeling worden ingegaan.
4.1.
[gedaagde] heeft het spoedeisend belang betwist met als argument dat ontbinding van een overeenkomst met betrekking tot een gebouwde onroerende zaak slechts kan geschieden door de rechter in een bodemprocedure. Daargelaten of sprake is van een gebouwde onroerende zaak, snijdt deze argumentatie geen hout aangezien thans geen ontbinding van de overeenkomst -inderdaad niet mogelijk in kort geding- doch (in beginsel vooruitlopend op zodanige ontbinding) ontruiming wordt gevorderd. Nu de Rotterdamse Bond van Volkstuinders heeft gesteld dat met het oog op voorkoming van verslechtering van de toch al onder druk staande verhoudingen op De Beukhoeve en het aanstaande tuinseizoen ingaande op 1 april 2010, spoedige ontruiming is geboden, is het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen gegeven.
4.2.
Blijkens de “overeenkomst tot gebruikgeving tuinen” (zie 2.1.) is een perceel grond in gebruik gegeven. Op dit perceel grond was bij het aangaan van de overeenkomst reeds een huisje aanwezig, half van steen en half van hout, ter grootte van circa 12 vierkante meter. Het huisje is vastgezet op een betonnen plaat. Het perceel grond (evenals alle andere volkstuinen op de Beukhoeve) is eigendom van de gemeente Rotterdam en wordt blijkens
-de onbetwist gelaten- mededeling van mr. Van Meurs ter mondelinge behandeling aan de Rotterdamse Bond van Volkstuinders verhuurd als onbebouwd onroerend goed. Bij beëindiging van de huurovereenkomst tussen de Rotterdamse Bond van Volkstuinders en de gemeente Rotterdam dienen de huisjes in principe te worden verwijderd. In dit licht acht de voorzieningenrechter het voorshands niet aannemelijk dat er bij onderhavige verhuur sprake is van verhuur van een gebouwde onroerende zaak in de zin van artikel 7:230a BW c.q. 7:233 BW. Of er ruimte is voor toepassing van de huurbeschermingsregels op grond van analogie of reflexwerking van voornoemde wetsartikelen beantwoordt de voorzieningenrechter op voorhand eveneens ontkennend, aangezien de voorzieningenrechter er niet aan twijfelt dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst beoogden het gebruik van een volkstuin voor recreatieve doeleinden overeen te komen.
4.3.
De onderhavige vordering tot ontruiming (met nevenvorderingen) kan alleen worden toegewezen, indien aannemelijk is dat het besluit dat ten grondslag ligt aan de ontruiming in een bodemprocedure in stand zal blijven. In dit geval gaat het dan om het besluit van het bestuur van De Beukhoeve tot opzegging van het lidmaatschap; dat besluit heeft op zijn beurt immers geleid tot het einde van het lidmaatschap van de Rotterdamse Bond van Volkstuinders. Op die grond wenst de Rotterdamse Bond van Volkstuinders de ontruiming, omdat [gedaagde], als zij geen lid meer is, ook geen volkstuin in gebruik dient te hebben.
4.4.
Een lidmaatschap van een vereniging brengt rechten maar ook plichten met zich mee, zoals het betalen van lidmaatschapsgelden. Als lid van De Beukhoeve had [gedaagde] onder andere de verplichting tijdig haar rekeningen met betrekking tot de jaarlijkse huur te betalen. Naar het oordeel van De Beukhoeve heeft [gedaagde], voor het derde achtereenvolgende jaar, niet aan deze verplichting voldaan zodat zij het lidmaatschap van [gedaagde] heeft opgezegd op grond van artikel 4 sub a van het huishoudelijk reglement (zie 2.4.).
Uit de overgelegde stukken, waaronder de inlichtingen die door De Beukhoeve aan de Commissie van Geschillen zijn verstrekt en die door [gedaagde] niet zijn bestreden, blijkt dat de afgelopen drie jaren delen van de huurnota pas zijn voldaan na tussenkomst door een deurwaarder, wat strijdig is met het verweer van [gedaagde] dat alle rekeningen over 2006 tot en met 2009 zijn voldaan in ‘overeengekomen’ deelbetalingen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is, gezien voornoemde overgelegde stukken, thans genoegzaam gebleken dat [gedaagde], ondanks aanmaningen, haar rekeningen niet tijdig -dat wil zeggen binnen twee maanden na aanvang van het verenigingsjaar- heeft voldaan, waardoor in beginsel een beroep op artikel 4a van het huishoudelijk reglement kan worden gedaan en tussentijdse opzegging door het bestuur geldig kan plaatsvinden.
Na geldige opzegging door De Beukhoeve kan de Rotterdamse Bond van Volkstuinders het lidmaatschap opzeggen op grond van artikel 9 lid 4 juncto artikel 16 lid 1 van de statuten (zie 2.5. en 2.6.). Door opzegging door De Beukhoeve voldoet [gedaagde] immers niet meer aan een eis die op grond van de statuten van de Rotterdamse Bond van Volkstuinders aan een lid wordt gesteld. In artikel 9 lid 11 van de statuten van de Rotterdamse Bond van Volkstuinders is bepaald dat bij einde van het lidmaatschap tevens het gebruiksrecht van het betreffende lid niet meer kan worden uitgeoefend.
Blijkens artikel 9 lid 4 van de statuten van de Rotterdamse Bond van Volkstuinders dient opzegging plaats te vinden tegen 30 september van het lopende boekjaar of tegen het einde van het boekjaar met inachtneming van een opzegtermijn van vier weken. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet aan deze eis is voldaan, aangezien door de Rotterdamse Bond van Volkstuinders is opgezegd per 15 juli 2009 (zie 2.9.), zonder een opzegtermijn van vier weken in acht te nemen. Hierdoor is de opzegging echter niet nietig. Op grond van artikel 2:36 BW wordt de onregelmatige opzegging geconverteerd in een regelmatige opzegging, wat betekent dat zij geldt als opzegging tegen het vroegst toegelaten tijdstip na de opzeggingsdatum, in casu 30 september 2009.
4.5.
Het verweer van [gedaagde], dat de Rotterdamse Bond van Volkstuinders op grond van het bepaalde in artikel 2 van de “Algemene voorwaarden voor huur en gebruik van Volkstuincomplexen (permanent)” een opzegtermijn van zes maanden in acht had moeten nemen, volgt de voorzieningenrechter niet. In de eerste plaats verdient opmerking dat deze algemene voorwaarden niet gelden tussen partijen, maar tussen de Rotterdamse Bond van Volkstuinders en de gemeente Rotterdam. Ook als wordt aangenomen dat deze algemene voorwaarden -naast de statuten en het huishoudelijk reglement- doorwerken in de relatie tussen de Rotterdamse Bond van Volkstuinders / de Beukhoeve en [gedaagde] (hetgeen de voorzieningenrechter voorshands betwijfelt) kan dat [gedaagde] niet baten. Op grond van bedoeld artikel behoudt verhuurster zich immers slechts het recht voor de huur met inachtneming van een termijn van zes maanden op te zeggen. Indien overigens wel zou worden uitgegaan van een opzegtermijn van 6 maanden, is deze, gezien de opzegging in juli 2009, thans reeds verstreken.
De voorzieningenrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] voorts zo, dat de Rotterdamse Bond van Volkstuinders / de Beukhoeve zich in redelijkheid niet op de opzeggingsmogelijkheid wegens wanbetaling kan beroepen, vanwege de persoonlijke omstandigheden die aan die wanbetaling ten grondslag liggen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwegen en mede gezien de uitkomst van de op het eerste gezicht met voldoende waarborgen omklede procedure bij de Commissie van Geschillen, waar dit punt aan de orde is geweest, acht de voorzieningenrechter dit verweer in een bodemprocedure weinig kansrijk.
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, is voorshands voldoende aannemelijk dat het besluit tot opzegging van het lidmaatschap van De Beukhoeve in een bodemprocedure in stand zal blijven, evenals de hieruit voortvloeiende beëindiging van het lidmaatschap van de Rotterdamse Bond van Volkstuinders en het gebruik van de volkstuin. De -mogelijke- andere motieven van De Beukhoeve om het lidmaatschap te beëindigen, behoeven dus geen bespreking.
De door [gedaagde] genoemde schadevergoeding uit artikel 2 juncto artikel 11 sub c van voornoemde algemene voorwaarden ziet op de opstallen aangebracht op het gehuurde. Voor vergoeding van de opstallen komt [gedaagde] reeds in aanmerking op grond van artikel 5 van de “overeenkomst tot ingebruikgeving” en deze vergoeding staat ook niet ter discussie tussen partijen. Daarop wordt hierna teruggekomen.
4.6.
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. In dit geval weegt het belang van [gedaagde], die naar eigen zeggen tuinieren als passie heeft en voor haar sociale contacten afhankelijk is van de tuin, niet op tegen het belang van De Beukhoeve bij beëindiging van de huidige situatie. Van De Beukhoeve kan in redelijkheid niet worden verwacht dat zij het betalingsbedrag van [gedaagde], waarin in de afgelopen jaren onlangs diverse aanmaningen kennelijk geen verbetering is opgetreden, blijft accepteren. [gedaagde] zal, zoals ter mondelinge behandeling besproken, ook bij een andere vereniging kunnen tuinieren, terwijl het haar vanzelfsprekend vrij staat de contacten met de andere leden van De Beukhoeve voort te zetten. Wel dient haar enige tijd gegund te worden om de ontruiming (in praktische zin) voor te bereiden.
Hieruit vloeit voort dat de vordering tot ontruiming op uiterlijk 15 maart 2010 zal worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom gezien de financiële positie van [gedaagde] zal worden beperkt en gemaximeerd.
4.7.
Nu de vordering tot ontruiming wordt toegewezen, acht de voorzieningenrechter het in het belang van beide partijen dat de financiële afwikkeling van de gebruiksovereenkomst
zo spoedig mogelijk wordt afgerond. Reeds ter mondelinge behandeling zijn partijen ten aanzien van de financiële afwikkeling een regeling overeengekomen, die in het dictum zal worden opgenomen. Gezien deze regeling behoeven de stellingen en verweren ten aanzien van de vorderingen 2. en 3. geen nadere bespreking en zullen zij worden toegewezen zoals hierna in het dictum bepaald, waarbij de gevorderde dwangsommen bij de vorderingen 2 en 3, gezien de ter mondelinge behandeling uitgesproken bereidheid van [gedaagde] tot medewerking, worden gematigd.
Het maximum aan te verbeuren dwangsommen zal worden bepaald op EUR 5.000,--.
4.8.
[gedaagde] zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, met dien verstande dat het salaris van de advocaat zal worden gematigd. De kosten aan de zijde van de Rotterdamse Bond van Volkstuinders worden begroot op:
- dagvaarding EUR 73,89
- vast recht 263,00
- overige kosten 7,00
- salaris advocaat 408,00
Totaal EUR 751,89
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk 15 maart 2010 met al het hare en al de haren de volkstuin met huisje op het complex van Volkstuinvereniging De Beukhoeve met de plaatselijke aanduiding [nummer] te ontruimen en ontruimd te houden en in ordentelijke staat ter beschikking te stellen van Volkstuinvereniging De Beukhoeve;
5.2.
bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag dat zij na betekening van dit vonnis in strijd handelt met het onder 5.1. bepaalde, aan de Rotterdamse Bond van Volkstuinders een dwangsom verbeurt van EUR 50,-- per dag;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] haar medewerking te verlenen aan taxatie van het zich op de tuin bevindende tuinhuisje en overige opstallen door de Technische Commissie van de Rotterdamse Bond van Volkstuinders, met inachtneming van de daarbij binnen de Rotterdamse Bond van Volkstuinders geldende taxatienormen, op straffe van een dwangsom van EUR 25,-- voor iedere dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke is;
5.4.
verstaat dat de Rotterdamse Bond van Volkstuinders de conform 5.3. vastgestelde taxatiewaarde binnen een week na taxatie, ongeacht of een kandidaat-lid voor de overname van de volkstuin is gevonden, aan [gedaagde] zal voldoen;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om het op haar tuin geplaatste tuinhuisje ter beschikking te stellen aan het bestuur van Volkstuinvereniging de Beukhoeve ten behoeve van een nieuw aan te wijzen kandidaat-lid van die vereniging, op straffe van een dwangsom van EUR 25,--voor iedere dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke is;
5.6.
bepaalt dat het maximum van de op grond van 5.2, 5.3 en 5.5. in totaal te verbeuren dwangsommen maximaal EUR 5.000,-- zal bedragen;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de Rotterdamse Bond van Volkstuinders tot op heden begroot op EUR 751,89;
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2010, in bijzijn van mr. L.A.W.B. van Lent, griffier.?