ECLI:NL:RBROT:2010:BL8614

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
323809 / HA ZA 09-312
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Zelm van Eldik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een Amerikaanse rechterlijke uitspraak in een civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2010 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Royal Chemical Corporation en verschillende gedaagden, waaronder [X] Protective B.V. en [X] International Holding B.V. De zaak betreft de erkenning van een einduitspraak van het US District Court, Eastern District of Louisiana, die op 8 augustus 2008 was gedaan. Royal Chemical had een vordering ingesteld tegen de gedaagden voor een bedrag van USD 203.470,-, voortvloeiend uit een distributieovereenkomst die op 1 april 2004 was gesloten. Deze overeenkomst gaf [X] Protective het alleenrecht om producten van Royal Chemical in Europa te verkopen. Royal Chemical heeft de overeenkomst opgezegd per 19 december 2005.

De Amerikaanse procedure resulteerde in een eindbeslissing ten gunste van Royal Chemical, waarbij de gedaagden werden veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank in Nederland moest beoordelen of deze uitspraak erkend kon worden, waarbij de eisen van artikel 431 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in acht moesten worden genomen. De rechtbank concludeerde dat de Amerikaanse rechter bevoegd was en dat er geen strijd was met de Nederlandse openbare orde.

De rechtbank oordeelde dat de einduitspraak van het District Court kon worden erkend en dat de gedaagden hoofdelijk moesten worden veroordeeld tot betaling aan Royal Chemical. De rechtbank wees het verweer van de gedaagden af, dat stelde dat de Amerikaanse procedure niet correct was verlopen en dat er geen sprake was van een goede procesorde. De rechtbank concludeerde dat de einduitspraak in overeenstemming was met de Nederlandse rechtsbeginselen en dat de gedaagden in de kosten van het geding moesten worden veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 323809 / HA ZA 09-312
Uitspraak: 17 maart 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer
in de zaak van:
de vennootschap naar het recht van Louisiana
ROYAL CHEMICAL CORPORATION,
gevestigd te Belle Chasse, Louisiana, Verenigde Staten van Amerika,
eiseres,
advocaat mr F.J. Lewis,
- tegen -
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] PROTECTIVE B.V.,
gevestigd te Hellevoetsluis,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] INTERNATIONAL HOLDING B.V.,
gevestigd te Hellevoetsluis,
3. [gedaagde 3],
wonende te [woonplaats],
4. [gedaagde 4]
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr F.J. Langelaar.
Eiseres wordt hierna aangeduid als "Royal Chemical"; gedaagden worden hierna tezamen aangeduid als "[gedaagden]" en afzonderlijk als respectievelijk "[X] Protective", "[X] International", "[gedaagde 3]" en "[gedaagde 4]".
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 12 januari 2009 en de door Royal Chemical overgelegde producties;
- herstelexploit d.d. 27 januari 2009;
- conclusie van antwoord, met producties;
- conclusie van repliek, met productie;
- conclusie van dupliek.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1
Met ingang van 1 april 2004 gold tussen Royal Chemical en [X] Protective een distributieovereenkomst, die inhield dat [X] Protective het alleenrecht had om de producten van Royal Chemical - schoonmaakmiddelen, verf, coatings en aanverwante producten voor de scheepvaart-, pleziervaart- en offshore-industrie - in Europa te verkopen.
Op deze distributieovereenkomst was het recht van de staat Louisiana van toepassing.
De overeenkomst is bij brief van 19 december 2005 door Royal Chemical opgezegd.
2.2
Royal Chemical heeft in 2006 bij het US District Court, Eastern District of Louisiana een procedure aanhangig gemaakt tegen [gedaagden] voor een vordering ten bedrage van
USD 203.470,- met rente en kosten. [gedaagden] is in de procedure voor het District Court verschenen en heeft een conclusie van antwoord in conventie en een conclusie van eis in reconventie ingediend. Op zeker moment heeft de Amerikaanse advocaat van [gedaagden] zich, met toestemming van het District Court, teruggetrokken, waarna zich geen andere advocaat voor [gedaagden] heeft gesteld en [gedaagden] niet meer aan de procedure heeft deelgenomen.
2.3
De procedure heeft geresulteerd in een eindbeslissing ('final judgment') van het District Court d.d. 8 augustus 2008 ten gunste van Royal Chemical en tegen [gedaagden] voor een bedrag van USD 203.470,- met rente daarover vanaf 10 februari 2006, vermeerderd met advocaatkosten ad USD 12.317,50, kosten ad USD 1.455,68 en betekeningskosten ad
USD 7.970,-. De vordering van [X] Protective in reconventie werd afgewezen.
Tegen deze uitspraak is geen beroep ingesteld.
2.4
[X] International is enig bestuurder en aandeelhouder van [X] Protective.
[gedaagde 3] en [gedaagde 4] zijn zelfstandig bevoegd bestuurder van [X] International.
3. De vordering
3.1
De vordering luidt, verkort weergegeven, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, het eindvonnis van het District Court van 8 augustus 2008 te bekrachtigen en [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Royal Chemical van het equivalent in Euro van USD 203.470,- met de wettelijke rente daarover vanaf 10 februari 2006, vermeerderd met advocaatkosten ad USD 12.312,50, overige kosten ad USD 1.455,68 en door Royal Chemical gemaakte betekeningskosten ad USD 7.970,-, althans [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Royal Chemical van een in goede justitie te bepalen bedrag met rente en in beide gevallen met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van de procedure.
3.2
Royal Chemical heeft aan de vordering - kort en zakelijk weergegeven - de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
(a) Royal Chemical heeft een vordering op [X] Protective op grond van geleverde producten zoals vermeld in zes facturen voor een totaalbedrag van USD 203.470,-, welke facturen onbetaald zijn gebleven;
(b) Royal Chemical heeft op alle gedaagden een vordering op grond van onrechtmatig handelen, omdat [X] Protective, althans haar (on)middellijke bestuurders, de betalingen die zij voor de betreffende producten had ontvangen van haar afnemer Hapag Lloyd AG niet heeft aangewend voor de voldoening van de vordering van Royal Chemical doch voor andere doeleinden en omdat [X] Protective, althans haar middellijke bestuurder, door het doen van bewust misleidende mededelingen heeft verhuld dat [X] Protective die betalingen had ontvangen;
(c) in de gegeven omstandigheden behoeft de rechtbank niet over te gaan tot een volledige beoordeling van het geschil, maar kan worden volstaan met een marginale toetsing, dient het eindvonnis van het District Court te worden bekrachtigd en dient [gedaagden] dienovereenkomstig te worden veroordeeld.
4. Het verweer
4.1
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Royal Chemical in de kosten van het geding.
4.2
[gedaagden] heeft daartoe het volgende aangevoerd:
(a) het District Court was niet bevoegd ten aanzien van de vordering van Royal Chemical; een bevoegdheidsverweer had echter geen zin; ten aanzien van de reconventionele vordering was het District Court wel bevoegd;
(b) nadat [gedaagden] haar verweer in de Amerikaanse procedure had opgegeven, heeft Royal Chemical de vordering gewijzigd en een procesrechtelijke truc uitgehaald, waardoor het District Court de argumenten van Royal Chemical als juist moest accepteren zonder het initiële verweer van [gedaagden] in de beoordeling te kunnen meenemen en er in feite een verstekvonnis is gewezen; er is geen sprake geweest van hoor en wederhoor doch juist van een schending van een goede procesorde en daarmee van strijd met de Nederlandse openbare orde;
(c) de schuld aan Royal Chemical wegens geleverde producten bedroeg USD 146.241,48; dat bedrag is door [X] Protective verrekend met de veel grotere tegenvordering van
USD 641.205,48;
(d) de op onrechtmatige daad gebaseerde vordering jegens [X] International,
[gedaagde 3] en [gedaagde 4] zijn niet onderbouwd; voor aansprakelijkheid naar het daarop toepasselijke Nederlandse recht is geen grond; [gedaagde 4] heeft zich nooit bezig gehouden met de dagelijkse gang van zaken van [X] Protective of [X] International; zij was geen feitelijk bestuurder; voor een hoofdelijke veroordeling bestaat geen grondslag.
5. De beoordeling
5.1
Bij gebreke van een daartoe strekkend verdrag of wetsbepaling, kan de einduitspraak van het District Court niet in Nederland worden ten uitvoer gelegd (art. 431 lid 1 Rv).
De Nederlandse rechter beoordeelt in hoeverre aan een vreemd vonnis gezag moet worden toegekend. Daarbij geldt als uitgangspunt dat dit vonnis op de voet van art. 431 lid 2 Rv kan worden erkend indien is voldaan aan een aantal minimumvereisten: bevoegdheid van de buitenlandse rechter, behoorlijke procesvoering, geen strijd met de Nederlandse openbare orde en kracht van gewijsde van het vonnis.
5.2
Met betrekking tot de procedure voor het District Court kan van het navolgende als vaststaand worden uitgegaan.
(a) de aangepaste dagvaarding ('first amended complaint') is in november 2006 bij het District Court ingediend en deze is op 15 februari 2007 aan [gedaagden] betekend;
(b) de Amerikaanse raadsman van Royal Chemical, Edward J. Koehl jr., heeft de Amerikaanse raadsman W.P. Andersson (Leake & Andersson LLP), die meedeelde dat hij optrad voor [gedaagden], een kopie verstrekt van de aangepaste dagvaarding en een sommatiebrief van 17 mei 2006;
(c) nadat ten genoege van het District Court was aangetoond dat de aangepaste dagvaarding aan [gedaagden] was betekend, heeft [gedaagden] op 19 juli 2007 een conclusie van antwoord in conventie en een conclusie van eis in reconventie ('answer and affirmative defenses and counter-claim') ingediend bij het District Court; op 6 augustus 2007 heeft Royal Chemical een conclusie van antwoord in reconventie ('answer to counter-claim') ingediend;
(d) op 19 november 2007 heeft [gedaagden] een lijst met door Royal Chemical te beantwoorden vragen en een verzoek tot het overleggen van producties ('interrogatories to plaintiff and request for production of documents') ingediend; op 8 januari 2008 heeft Royal Chemical daarop gereageerd ('answers to interrogatories');
(e) op de door Royal Chemical op 25 januari 2008 ingediende verzoeken ('interrogatories to defendants, request for production of documents en request for admissions') is door [gedaagden] niet gereageerd;
(f) op 27 februari 2008 hebben de Amerikaanse raadslieden van [gedaagden],
W.P. Andersson en L.F. Bartlett, het District Court verzocht zich te mogen terugtrekken aangezien [gedaagden] niet langer in staat was om hun honorarium te voldoen; het District Court heeft dit verzoek bij uitspraak van 29 februari 2008 ingewilligd; daarna heeft zich voor [gedaagden] geen andere raadsman gesteld;
(g) op 3 juni 2008 heeft Royal Chemical een verzoek gedaan tot het mogen indienen van een aangepaste dagvaarding ('motion for leave to file second amended complaint'); dit verzoek is op 16 juni 2008 als onbestreden toegewezen, waarop de aangepaste dagvaarding diezelfde dag is ingediend;
(h) op 17 juni 2008 heeft Royal Chemical een verzoek gedaan tot verkorte behandeling van de procedure ('motion for summary judgment'), op 18 juni 2008 aangevuld met een tweede verzoek ('second supplemental motion for summary judgment: liability, damages, attorney's fees and costs'); deze verzoeken zijn op 21 juli 2008 en 8 augustus 2008 toegewezen;
(i) nadat Royal Chemical op 7 augustus 2008 nog een samenvatting van het geschil ('pre-trial order') had ingediend, heeft het District Court op 8 augustus 2008 een eindbeslissing ('final judgment') gegeven, waarin [gedaagden] in conventie werd veroordeeld tot betaling van USD 203.470,- met rente en kosten (zie hiervoor onder 2.3), met afwijzing van de vordering in reconventie ('dismissing .. the Counter-Claim of [X] Protective, B.V.').
5.3
Vaststaat dat de distributieovereenkomst geen forumkeuze bevatte op grond waarvan het District Court bevoegd was kennis te nemen van de op die overeenkomst gebaseerde vordering tegen [X] Protective.
Uit het feit dat [gedaagden] als gedaagde in het geding is verschenen en geen beroep heeft gedaan op de onbevoegdheid van het District Court ten aanzien van de vordering van Royal Chemical jegens één of meer van haar, doch daartegen verweer heeft gevoerd en zelf een tegenvordering heeft ingesteld, moet echter worden afgeleid dat [gedaagden] zich vrijwillig heeft onderworpen aan de rechtsmacht van het District Court. Dit betekent dat het District Court zich op een internationaal algemeen aanvaarde grond bevoegd heeft geacht ten aanzien van de vorderingen van Royal Chemical.
De stelling van [gedaagden] dat een bevoegdheidsverweer kansloos zou zijn geweest en derhalve zinloos was, is door Royal Chemical betwist en de juistheid van deze, niet nader onderbouwde stelling is niet gebleken.
De bevoegdheid ten aanzien van de reconventionele vordering is tussen partijen niet in geschil.
5.4
Er kan, gelet ook op de overgelegde producties, van worden uitgegaan dat de Amerikaanse raadslieden van [gedaagden] haar en haar Nederlandse raadsman mr Langelaar hebben gewezen op het voor de procedure vastgestelde tijdschema met de daarin ook voor
[gedaagden] geldende termijnen en op de voor de procedure geldende verplichte procesvertegenwoordiging. [gedaagden] heeft geen andere raadsman opdracht gegeven voor haar in de procedure op te treden. Het moet voor [gedaagden] (en haar Nederlandse raadsman) duidelijk zijn geweest dat dit gevolgen zou hebben voor haar positie in de procedure. Deze gevolgen komen (in beginsel) voor rekening va[gedaagden], ook al zag [gedaagden] zich door geldgebrek gedwongen zich uit de procedure terug te trekken.
5.5
Op de 'second amended complaint' en op de bijbehorende stukken uit juni 2008 staat aan het einde vermeld dat de Amerikaanse raadsman van Royal Chemical, E.J. Koehl, verklaart dat hij een kopie van het betreffende stuk behoorlijk geadresseerd en gefrankeerd ter post heeft bezorgd voor toezending aan het adres [Y] in Nederland. Eenzelfde mededeling staat onder de 'motion for summary judgment' en de 'second supplemental motion for summary judgment: liability, damages, attorney's fees and costs'.
Volgens een overgelegde 'affidavit' van E.J. Koehl zijn alle processtukken (filings en pleadings) die door Royal Chemical nog bij het District Court werden ingediende na de onttrekking van de raadslieden van [gedaagden] tevens per post toegezonden aan [gedaagden] op dat adres.
5.6
[gedaagden] voert aan dat de 'second amended complaint' niet aan haar is betekend, noch is toegestuurd met een schrijven met ontvangstbevestiging. [gedaagden] ontkent echter niet dat dit stuk en de latere processtukken haar bij gewone post zijn toegezonden en dat zij op het genoemde adres gevestigd was en woonde. Dat adres stemt ook overeen met de overgelegde uittreksels uit het handelsregister van [X] Protective en [X] International met haar bestuurders uit juli 2007 en op dat adres is ook op 21 januari 2009 de inleidende dagvaarding in deze procedure betekend.
5.7
De rechtbank leidt hieruit af dat de bedoelde processtukken inderdaad per gewone post zijn toegezonden aan het kantoor- en woonadres van [gedaagden] en daar zijn bezorgd.
5.8
De aan [gedaagden] betekende inleidende dagvaarding ('first amended complaint') strekte ertoe dat [gedaagden] werd veroordeeld tot betaling van USD 203.470,- met advocaatkosten, wettelijke rente, alle proceskosten en alle (overige) kosten naar billijkheid. Deze vordering was gebaseerd op dezelfde gronden als welke in het onderhavige geding zijn aangevoerd: wanprestatie respectievelijk onrechtmatige daad (zie hiervoor onder 3.2 onder a en b).
In de einduitspraak is deze vordering integraal toegewezen, waarbij voor de advocaatkosten, de proceskosten en de overige kosten is afgegaan op de door Royal Chemical aan het District Court opgegeven kosten.
5.9
Er is bij de einduitspraak niet meer toegewezen dan in de inleidende dagvaarding was gevorderd. Van een materiële wijziging of vermeerdering van eis na de onttrekking van de advocaat van [gedaagden] kan niet worden gesproken. Anders dan [gedaagden] aanvoert, leest de rechtbank in de 'second amended complaint' van 3/16 juni 2008 geen wezenlijke wijziging van de grondslagen van de vordering van Royal Chemical ten opzichte van de 'first amended complaint'. In laatstbedoeld stuk was ten eerste aangevoerd dat [X] Protective de facturen van Royal Chemical onbetaald had gelaten en daardoor aansprakelijk was tot een bedrag van USD 203.470,- (met rente en kosten), en was ten tweede aangevoerd dat [gedaagden] van Hapag Lloyd betaling ontving van veel meer dan USD 203.470,-, dat
[gedaagde 3] en/of [X] Protective weigerden Royal Chemical te betalen, doch dat
[gedaagde 3] en [X] Protective 'diverted said funds to the personal use' van [gedaagde 3], [gedaagde 4] dan wel naar [X] International, waarin [gedaagde 3] en [gedaagde 4] de zeggenschap hadden, hetgeen een 'misuse and/or disregard of the corporate status of [X] Protective and/or [X] International' opleverde, wat [gedaagden] aansprakelijk maakte voor het volledige bedrag van USD 203.470,- (met advocaatkosten, rente en proceskosten).
In de 'second amended complaint' werden deze zelfde feiten aan de vordering ten grondslag gelegd. Daaraan werd alleen toegevoegd - samengevat - dat [gedaagden] per e-mail van 10 februari 2006 aan Royal Chemical de onjuiste en bewust misleidende mededeling had gedaan dat Hapag Loyd weigerde aan [X] Protective te betalen (dat deze onjuiste mededeling is gedaan, staat overigens tussen partijen vast). Deze toevoeging, waarbij ook de kwalificatie 'fraud' werd gebezigd, betekende niet dat de grondslag van de vordering werd gewijzigd van wanprestatie naar 'fraud', zoals [gedaagden] aanvoert.
5.1
Uit de einduitspraak blijkt niet dat het District Court nog rekening heeft gehouden met het verweer dat [gedaagden] naar voren had gebracht. Kennelijk is dat verweer in een dergelijk 'summary judgment' buiten beschouwing gelaten nadat en omdat [gedaagden] zich uit de procedure had teruggetrokken en kennelijk - het tegendeel is gesteld noch gebleken - was dit in overeenstemming met het Amerikaanse procesrecht (federal rules of civil procedure).
5.11
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat bij het geven van de einduitspraak, naar Nederlandse maatstaven, zodanig elementaire regels van een goede procesorde zijn geschonden dat dit aan erkenning van de einduitspraak in de weg zou moeten staan.
Dat de einduitspraak strijdig zou zijn met de Nederlandse openbare orde is voor het overige niet door [gedaagden] onderbouwd en daarvan is evenmin gebleken.
5.12
Tegen de einduitspraak van het District Court is geen rechtsmiddel ingesteld. Aangenomen kan worden dat deze uitspraak inmiddels in kracht van gewijsde is gegaan.
5.13
Het voorgaande leidt ertoe dat de einduitspraak van het District Court door de rechtbank kan worden overgenomen en dat [gedaagden] dienovereenkomstig en - zoals gevorderd - uitvoerbaar bij voorraad moet worden veroordeeld. De nu gevorderde doch betwiste hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] staat niet in de einduitspraak van het District Court, daarvoor is geen grondslag aangevoerd en deze zal worden afgewezen. Ook een 'bekrachtiging' van die uitspraak is niet toewijsbaar.
6. De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt [gedaagden] tot betaling aan Royal Chemical van USD 203.470,- of de tegenwaarde daarvan in euro naar de koers van de dag van betaling, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 februari 2006 tot de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd met USD 12.317,50, USD 1.455,68 en USD 7.970, of de tegenwaarde daarvan in euro naar de koers van de dag van betaling;
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Royal Chemical begroot op € 3.875,- aan vast recht, € 85,98 aan overige verschotten en
€ 2.842,- aan salaris van de advocaat;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
ontzegt het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr Van Zelm van Eldik.
Uitgesproken in het openbaar.