ECLI:NL:RBROT:2010:BL8641

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/766268-09
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Puite
  • A. van der Ven
  • C. de Bruijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dood door schuld van een zesjarig jongetje in een stapmolen voor paarden op een manege

Op 15 maart 2010 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de rechtspersoon Manege [naam rechtspersoon] naar aanleiding van de dood van een zesjarig jongetje, dat op 18 maart 2007 in Hoek van Holland bekneld raakte in een stapmolen. De rechtbank oordeelde dat de Manege nalatig was door geen beschermingskap aan te brengen bij de aandrijving van de stapmolen, wat leidde tot het fatale ongeval. De rechtbank heeft vastgesteld dat het jongetje, na een ernstig ongeval waarbij zijn kleding bekneld raakte in de stapmolen, overleed aan de gevolgen van verstikking door zuurstofgebrek. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en deskundigen in overweging genomen, waaronder die van de moeder van het slachtoffer en een forensisch arts, die bevestigden dat het jongetje ernstige hersenschade had opgelopen. De Manege werd verweten dat zij onvoldoende veiligheidsmaatregelen had getroffen en dat de bewegende delen van de stapmolen niet waren afgeschermd. De rechtbank oordeelde dat de Manege niet had voldaan aan haar zorgplicht en dat het nalaten van adequate beveiliging van de stapmolen als grovelijk onvoorzichtig werd aangemerkt. De rechtbank legde een geldboete op van € 7.500,00 aan de Manege, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De rechtbank sprak de Manege vrij van andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bedrijven om adequate veiligheidsmaatregelen te treffen ter bescherming van hun klanten, vooral wanneer kinderen betrokken zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/766268-09
Datum uitspraak: 15 maart 2010
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Manege [naam rechtspersoon],
[adres rechtspersoon],
bijgestaan door haar raadsman mr. G.J. Burgert, advocaat te Rotterdam
en ter terechtzitting vertegenwoordigd door:
[naam wettelijk vertegenwoordiger van de Manege],
[adres wettelijk vertegenwoordiger],
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2010.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte rechtspersoon, hierna ook te noemen de Manege, is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Het ten laste gelegde feit komt er op neer dat het aan de schuld van de Manege is te wijten dat de zesjarige [naam slachtoffer] is overleden tengevolge van een ongeval met een stapmolen op haar manage te Hoek van Holland.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Sleeswijk Visser heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit en de oplegging van een geldboete van € 10.000,00.
BEWIJSMOTIVERING EN BEWEZENVERKLARING
Alvorens de standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging te bespreken, stelt de rechtbank de feiten vast waaromtrent geen debat is gevoerd. De bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring zijn door de rechtbank samengevat en voorzien van een verwijzing naar de vindplaats van het desbetreffende bewijsmiddel in het dossier.
[De moeder van het slachtoffer] verklaard dat zij op zondag 18 maart 2007 op een manege [adres rechtspersoon] te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, haar zesjarige zoontje heeft aangetroffen bij een stapmolen. Zij zag dat [het slachtoffer] in het midden van de stapmolen zat, dat hij op het midden zat en met zijn gezicht naar beneden. Ook zag zij dat zijn kleren tussen de motor van die molen zaten. De ogen van [het slachtoffer] waren gesloten, hij was niet bij kennis. Verder heeft deze getuige waargenomen dat de motor van de stapmolen draaide en dat de kleding om [het slachtoffer] zijn nek steeds strakker ging zitten.
[Getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat [het slachtoffer] met zijn kleding zat vastgedraaid om de velg van de motor van de stapmolen. [het slachtoffer] hing los van de grond met zijn rug aan de onderzijde. Zijn hoofd zat tegen de motor gedraaid en zijn linkerarm zat klem tussen de velg en de stalen ring van de stapmolen. Hij was niet meer bij kennis. Zijn trui en jas zaten helemaal als een dikke kabel om zijn lichaam gedraaid. Zijn bovenkleding zat als het ware naar boven opgestroopt vastgedraaid om de velg en strak om zijn bovenlichaam.
[het slachtoffer] is uit deze positie bevrijd en overgebracht naar – uiteindelijk – het Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam.
De arts P.P. Bender ( Forensische Artsen Rotterdam-Rijnmond) heeft vervolgens op donderdag 22 maart 2007 omstreeks 1:20 uur vastgesteld dat [het slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2001, was overleden.
De gerechtelijk deskundige arts en patholoog Ann Maes heeft onderzoek gedaan naar het overlijden van [het slachtoffer]. Op grond van bevindingen en inlichtingen komt deze deskundige tot de volgende verklaring: “Dit 6 jaar oud geworden jongetje is ruim 3 dagen voor zijn overlijden in slechte toestand aangetroffen. Zijn kleding was bekneld geraakt in een tredmolen voor paarden. Als gevolg hiervan was hij gestikt. Hij werd uit deze positie bevrijd en naar een ziekenhuis vervoerd. Daar bleek hij ernstige hersenschade te hebben opgelopen als gevolg van zuurstofgebrek. Zijn toestand was uitzichtloos en er werd uiteindelijk van behandeling afgezien waardoor hij kwam te overlijden. (…) Er werd sectie verricht. (…) De letsels passen goed bij zeer heftig samendrukkend geweld op de romp en de beide armen met daarbij opgetreden verstikkingsverschijnselen. (…) Als gevolg van de verstikking is ernstig zuurstofgebrek in de hersenen opgetreden met onomkeerbare hersenschade. Het overlijden wordt hierdoor verklaard.” De deskundige verbindt aan haar bevindingen de conclusie, dat [het slachtoffer] is overleden aan de gevolgen van heftig samendrukkend geweld op de romp.”
Het manege- en cafébedrijf waar het ongeval heeft plaatsgevonden, werd ten tijde van dat ongeval uitgeoefend door de Manege.
De stapmolen waarmee het ongeval heeft plaatsgevonden was ten tijde van het ongeval circa 22 jaar eigendom van de Manege en opgesteld op het bedrijfsterrein van de Manege. De klanten van de manege konden naar behoefte gebruik maken van deze stapmolen. Er waren in het geheel geen regels voor het gebruik van de stapmolen.
Een stapmolen voor paarden wordt gewoonlijk gebruikt om paarden beweging te geven of om ze droog te laten stappen. De stapmolen van de Manege bestond uit een centrale draaikrans met daaraan zes armen. De draaikrans bevond zich op circa 40 centimeter hoogte en werd aangedreven door een rubberen luchtbandje dat op een metalen velg was gemonteerd. Deze werd op zijn beurt aangedreven door een elektromotor waarvan het toerental (circa 900) via een wormkast werd gereduceerd. Het luchtbandje draaide hierdoor met 14 omwentelingen per minuut.
De officier van justitie heeft – zakelijk weergegeven – betoogd dat de Manege schuldig is aan de dood van [het slachtoffer] omdat zij op haar terrein, ten behoeve van haar klanten een stapmolen had, terwijl zij heeft nagelaten om voldoende veiligheidsmaatregelen te treffen. Zo heeft zij:
1) De bewegende delen van de stapmolen niet of onvoldoende afgeschermd;
2) een niet voor dat doel geschikte (veilige) bedieningsschakelaar aangebracht op een hoogte waar kinderen niet bij konden;
3) geen noodschakelaar aangebracht;
4) onvoldoende zicht gehad op de stapmolen waardoor voldoende toezicht ontbrak;
5) de gebruikers van de stapmolen geen adequate instructies of begeleiding gegeven.
De raadsman van de Manege heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen deze verwijten. Ten aanzien van de hiervoor samengevatte punten 2 tot en met 5 zal dat onbesproken blijven omdat de rechtbank tot het oordeel komt dat wegens het ontbreken van het causaal verband voor die onderdelen vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van het onder 1) samengevatte verwijt wordt als volgt overwogen.
Dit onderdeel van dat verwijt luidt letterlijk: ”dat de (gevaarlijke) bewegende delen van die stapmolen niet, althans onvoldoende waren afgeschermd.”
De raadsman van de Manege heeft – zakelijk weergeven – ten aanzien van dit punt bepleit dat de stapmolen bij normaal gebruik veilig is en dat dit veilige gebruik zich in een praktijk van circa 22 jaar heeft bewezen dankzij het onderricht in de regels van gebruik en bediening van de molen, de begeleiding erbij en het toezicht op de naleving. De dood van [het slachtoffer] kan redelijkerwijs niet aan de verdachte worden toegerekend als gevolg van het nalaten om de bewegende delen van de molen af te schermen. Niet geheel valt uit te sluiten dat oorzaken in de sfeer van [het slachtoffer zijn] ouders gelegen, aan de redelijke toerekening in de weg staan. Voorts was niet te voorzien tot welk dramatisch gevolg het nalaten van de verdachte kon leiden. De Manege dient daarom te worden vrijgesproken, althans te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens het ontbreken van alle schuld, aldus de raadsman van de Manege.
De rechtbank zal het standpunt van de raadsman van de verdachte niet volgen en overweegt daartoe het volgende.
Door buitengewoon opsporingsambtenaar, productdeskundige Ros is gerelateerd dat de velg en de draaikrans van de stapmolen zonder belemmering aanraakbaar waren. Nergens werden onderdelen of restanten daarvan aangetroffen die zouden kunnen dienen ter afscherming van deze bewegende delen. Bij ingeschakelde motor bestond hierdoor het gevaar om bekneld te raken tussen de bewegende delen. De rechtbank deelt deze conclusie van de productdeskundige. Voorts blijkt uit de hiervoor weergegeven verklaring van getuige [de moeder van het slachtoffer] dat de motor van de stapmolen draaide toen zij [het slachtoffer] aantrof en blijkt uit haar verklaring alsmede de hiervoor weergegeven verklaring van getuige [getuige 1], dat het slachtoffer bekneld is geraakt bij de velg en draaikrans van de stapmolen. Gelet op de hiervoor weergegeven bevindingen van patholoog Ann Maes is [het slachtoffer] dientengevolge overleden.
Vervolgens is de vraag aan de orde of het nalaten om de bewegende delen van de stapmolen voldoende af te schermen, kan worden aangemerkt als veroorzakend, grovelijk onvoorzichtig /aanmerkelijk onvoorzichtig / onachtzaam, / nalatig of roekeloos gedrag.
De rechtbank acht het achterwege laten van het aanbrengen van een beschermingskap een nalatigheid. Van de andere tenlastegelegde schuldvarianten dient de Manege te worden vrijgesproken, nu daaromtrent niets is gebleken.
Van de Manege mag immers worden verwacht dat zij voldoende maatregelen treft die de gebruikers van haar stapmolen beschermen tegen onnodige en onverantwoordelijke risico’s. In dit geval staat weliswaar vast dat de stapmolen niet is gebruikt overeenkomstig het doel waar dit apparaat voor diende. [het slachtoffer] bevond zich immers in het binnenste deel van de stapmolen waar hij niet hoorde te zijn. Dat neemt echter niet weg dat het voorzienbaar was dat het apparaat (door bijvoorbeeld kinderen) op een andere wijze zou kunnen worden gebruikt dan waarvoor het bedoeld was en dat er ongelukken met het apparaat zouden kunnen gebeuren door het ontbreken van zoiets basaals als een beschermingskap bij de aandrijving van het apparaat. Wellicht ten overvloede blijkt uit een brief van de Arbeidsinspectie van 26 maart 2007 dat de Manege ingevolge artikel 7.7, 1ste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit verplicht was om een doelmatige afscherming rondom het aandrijfwiel van de stapmolen aan te brengen. De rechtbank deelt deze opvatting.
Uit het voorgaande volgt dat het standpunt van de verdediging omtrent de redelijke toerekening niet wordt gevolgd. Aan de gestelde omstandigheden, dat er geruime tijd geen ongelukken zijn gebeurd, er wel zou zijn gewaarschuwd en er wel voldoende toezicht was, kan niet het oordeel worden verbonden dat de Manege haar zorgplicht met betrekking tot de beveiliging van de stapmolen voldoende is nagekomen.
Ook voor zover een beroep is gedaan op eigen schuld of medeschuld van anderen dan de Manege, heft dat de eigen schuld van de Manege niet op. De verweren van de raadsman worden dus verworpen.
Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte rechtspersoon het ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
zij, op 18 maart 2007, te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, nalatig heeft gehandeld door, een stapmolen (en bijbehorende installaties), bedoeld voor het doen/laten (voort)bewegen van paarden, zich bevindende op het bedrijfsterrein van verdachte rechtspersoon, bekend onder de naam "Manege [naam rechtspersoon]", gelegen aan [adres],
ter beschikking te stellen aan derden en/of, toegankelijk en/of bruikbaar te houden voor derden terwijl zij, verdachte rechtspersoon, heeft nagelaten
- voldoende (doelmatige) beveiligingsmaatregelen te treffen in de stapmolen voor een veilige werking van deze stapmolen,
ter voorkoming van gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de aan de stapmolen blootgestelde gebruikers
onder de omstandigheid dat
- de bewegende delen van die stapmolen niet, waren afgeschermd
waardoor er gevaar is ontstaan voor de veiligheid en de gezondheid van een gebruikers, te weten voor [het slachtoffer], geboren [geboortedatum] 2001, bestaande dat gevaar hieruit dat hij , (bij ingeschakelde motor) bekneld kon raken tussen de (elektrische) aandrijving en/of bewegende delen van die stapmolen,
waardoor het aan haar, schuld te wijten is geweest dat [het slachtoffer], met zijn kleding bekneld/vast is geraakt en vast is komen te zitten in bovengenoemde (in werking zijnde) stapmolen en welke kleding (vervolgens) om het lichaam van die [het slachtoffer] is vastgedraaid, waardoor hij zodanig letsel, te weten onomkeerbare hersenschade door ernstig zuurstofgebrek (als gevolg van verstikking) en zodanig hersenletsel heeft bekomen, dat hij aan de gevolgen daarvan is overleden;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De Manege moet daarvan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID FEIT
Het bewezen feit levert op:
aan haar schuld de dood van een ander te wijten zijn, begaan door een rechtspersoon
Het feit is strafbaar.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE RECHTSPERSOON
Met betrekking tot het gevoerde verweer dat de Manege geen verwijt gemaakt kan worden gemaakt en dat zij (subsidiair) wegens het ontbreken van alle schuld van alle rechtsvervolging moet worden ontslagen, overweegt de rechtbank dat dit verweer hiervoor reeds is verworpen. De Manege is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de Manege wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Een zesjarig jongetje is bekneld geraakt in de stapmolen op het manegeterrein van de verdachte rechtspersoon. Het slachtoffer is met grote moeite uit zijn benarde positie bevrijd en is in zorgelijke toestand naar het ziekenhuis gebracht.
In het ziekenhuis bleek dat het slachtoffer ernstige en onomkeerbare hersenschade had opgelopen als gevolg van zuurstofgebrek. Gezien de uitzichtloosheid van de situatie heeft men uiteindelijk van verdere behandeling afgezien waarna het slachtoffer is overleden.
De nabestaanden van het overleden slachtoffer zullen de gevolgen van dit voortijdig en volkomen onverwachte verlies voor altijd met zich mee moeten dragen. Met name zij die getuige zijn geweest van het gruwelijke ongeval, waaronder de moeder van [het slachtoffer], zullen ongetwijfeld levenslang geconfronteerd worden met psychisch nadelige gevolgen.
Dit soort feiten veroorzaken vaak nog lange tijd gevoelens van diepe geschoktheid in de samenleving.
De Manege heeft niet aan haar zorgplicht voldaan door na te laten de nodige beveiligingsmaatregelen te treffen om een zwaar ongeval als het onderhavige met de stapmolen te voorkomen. Juist door het aanbrengen van een eenvoudige voorziening had een dergelijk ongeval voorkomen kunnen worden. Het wordt de Manege aangerekend dat er binnen haar bedrijf onvoldoende bewustzijn is geweest omtrent de risico’s die aan de stapmolen waren verbonden en dat er onvoldoende is nagedacht over preventie. Dit geldt des te meer omdat juist bezoekers van de manege zoals relatief jonge kinderen deze risico's extra kunnen vergroten.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf is in aanmerking genomen dat de Manege blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 augustus 2009 niet eerder is veroordeeld. Voorts wordt daarbij rekening gehouden met het tijdsverloop tot aan de berechting van het feit en de omstandigheid dat het bedrijf thans niet meer wordt voortgezet. Ook is gebleken dat de civielrechtelijke aansprakelijkheid naar behoren is afgewikkeld.
Alles afwegend zal de op te leggen geldboete enigszins worden gematigd.
Het onherroepelijke karakter en de ernst van het onderhavige feit maken dat het leed van het verlies van een kind en alle ernstige gevolgen daarvan voor nabestaanden op geen enkele wijze is te compenseren in een op te leggen straf. De op te leggen straf kan derhalve in dat opzicht slechts worden bezien als een symbolische.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 23, 51 en 307 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de Manege het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de Manege meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de Manege strafbaar en veroordeelt haar tot een geldboete van € 7.500,00 (zegge: vijfenzeventighonderd euro).
Dit vonnis is gewezen door:
mrs. Puite, voorzitter,
en Van der Ven en De Bruijn, rechters,
in tegenwoordigheid van Nederlof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 maart 2010.
Bijlage TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij,
op of omstreeks 18 maart 2007,
te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of
nalatig heeft gehandeld door,
een stapmolen (en bijbehorende installaties), bedoeld voor het doen/laten
(voort)bewegen en/of voortdrijven van paarden, zich bevindende op het
bedrijfsterrein van verdachte, bekend onder de naam [naam rechtspersoon],
gelegen aan de [adres rechtspersoon],
ter beschikking te stellen
aan personeel (werknemers) en/of klanten en/of derden (zijnde gebruiker(s)
en/of bediener(s) en/of omstander(s)) en/of ,
toegangkelijke en/of bruikbaar te houden voor personeel (werknemers) en/of
klanten en/of derden (zijnde gebruiker(s) en/of bediener(s) en/of omstander(s)
waarbij/terwijl zij, verdachte, heeft nagelaten
- voldoende (doelmatige) beveiligingsmaatregelen te treffen in en/of rondom de
stapmolen voor een veilige werking van deze stapmolen (en de bijbehorende
installaties) en/of
- zorg te dragen voor een passende montage en/of installatie en/of (periodiek)
onderhoud en/of (periodieke) keuringen van de stapmolen (en de bijbehorende
installaties) (door een ter zake deskundig bedrijf) en/of
- (voldoende) instructie(s) te geven aan personeel en/of klanten over het
gebruik van de stapmolen (en de bijbehorende installaties) en/of
- (voldoende) begeleiding en/of toezicht in te zetten bij het gebruik van de
stapmolen (en de bijbehorende installaties),
ter voorkoming van (mogelijk) gevaar voor de veiligheid en/of de gezondheid
van de aan de stapmolen blootgestelde gebruiker(s) en/of bediener(s) en/of
omstander(s),
onder de omstandighe(i)d(en) dat
- de (gevaarlijke) bewegende delen van die stapmolen niet, althans onvoldoende
waren afgeschermd en/of
- geen (andere) waarschuwing(en) en/of andere aanduidingen aanwezig waren op
of in de buurt van de stapmolen om (een) gebruikers(s) en/of bediener(s)
en/of omstander(s) op het gevaar van genoemde bewegende delen te wijzen en/of
- de bedieningsschakelaar van de stapmolen aan de buitenkant van de omheining
op een hoogte van circa 80 centimeter was geplaatst en/of deze schakelaar
niet vergrendeld was tegen onbedoeld gebruik en/of gebruik door onbevoegde
personen (spelende kinderen), waardoor deze schakelaar (ook voor kinderen)
makkelijk bereikbaar en/of te gebruiken was en/of
- de bedieningsschakelaar van de stapmolen een gangbare serieschakelaar
(verlichtingsschakelaar) voor buitengebruik was en niet als zodanig
herkenbaar was als schakelaar voor de bediening van de stapmolen en/of
- de bedieningsschakelaar niet was voorzien van opschrift(en) en/of
symbo(o)l(en) die de schakelpositie (aan of uit) aangaven en/of
- geen noodschakelaar aanwezig was, om (in voorkomend geval) de installatie
eenvoudig buiten werking te kunnen stellen en/of
- vanuit het manegegebouw geen (rechtstreeks) toezicht op de stapmolen
mogelijk was en/of het zicht op de stapmolen werd belemmerd door bomen en/of
struiken en/of bijgebouwen en/of er geen camerasysteem en/of ander systeem
aanwezig was en/of
- (het terrein van) de stapmolen niet was voorzien van een (adequaat) sluit-
en/of hekwerk om te voorkomen dat (het terrein van) de stapmolen op
eenvoudige wijze kon worden betreden en/of in werking kon worden gesteld
door onbevoegden (spelende kinderen) en/of
- personen waaronder kinderen zonder (adequate) instructies en/of begeleiding
van manegepersoneel en/of (een) ouder(s), althans (een) andere
volwassene(n), gebruik konden maken van de stapmolen;
waardoor er gevaar kon ontstaan en is ontstaan voor de veiligheid en/of de
gezondheid van gebruikers(s) en/of bediener(s) en/of omstander(s), te weten
voor [het slachtoffer], geboren [geboortedatum] 2001,
bestaande dat gevaar hieruit dat gebruiker(s) en/of bediener(s) en/of
omstander(s) ((spelende) kinderen), (bij ingeschakelde motor) bekneld konden
raken tussen de (elektrische) aandrijving en/of bewegende delen van die
stapmolen,
waardoor het aan haar, verdachtes schuld te wijten is geweest dat [het slachtoffer], met zijn kleding bekneld/vast is geraakt en/of vast is komen te zitten
in (een onderdeel van) bovengenoemde (in werking zijnde) stapmolen en/of welke
kleding (vervolgens) om de hals/nek, althans om het lichaam van die [het slachtoffer] is vastgedraaid, waardoor hij zodanig letsel, te weten onomkeerbare
hersenschade door ernstig zuurstofgebrek (als gevolg van verstikking) en/of
zodanig ander letsel heeft bekomen, dat hij aan de gevolgen daarvan is
overleden, welke schuld al dan niet bestond uit roekeloosheid;
(artikel 307 Wetboek van Strafrecht)