Parketnummer: 10/611195-09
Datum uitspraak: 6 april 2010
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1987 te Rotterdam,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
raadsman, mr. J.C. Herrewijnen, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2010.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIEREN VAN JUSTITIE
De officieren van justitie mrs. Van Heemst en Klip hebben gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte dient te voldoen aan een locatieverbod, een middelenverbod en een meldingsgebod;
- gevangenneming van de verdachte tegen de datum van de einduitspraak.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
in de periode van 22 augustus tot en met 23 augustus 2009
te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, op de openbare weg, te weten
op/nabij het strand van Hoek van Holland, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen onbekend gebleven personen (bezoekers van het feest
"Veronica's Sunset Groove"),
welk geweld bestond uit het meermalen:
- zich opdringen aan/tegen van die onbekend
gebleven personen en- vervolgens achtervolgen/achternalopen van die onbekend gebleven
personen en- duwen van/tegen die onbekend gebleven personen en
- dreigend opheffen van (een) arm(en) en/of vuist(en) en/of (daarbij) (luid)
scanderen en/of roepen van de woorden: "Rotterdam Hooligans" en/of
"Joden", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- trappen en/of schoppen tegen het lichaam van die onbekend gebleven personen en
- slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of
het lichaam van die onbekend gebleven personen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
Door de raadsman is aangevoerd dat de verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daaromtrent is primair aangevoerd dat de verdachte weliswaar geweld heeft gepleegd, maar dat dit niet in vereniging is geweest. Subsidiair is aangevoerd dat de verdachte van delen van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken, nu de verdachte in ieder geval niet in vereniging heeft gehandeld ten aanzien van het opdringen en/of omsingelen dan wel insluiten en/of achtervolgen van personen. Bovendien heeft verdachte geen deel uitgemaakt van een groep die leuzen riepen, noch heeft hij daaraan zelf deelgenomen. Verdachte heeft zich ten aanzien van deze handelingen juist getracht te distantiëren van de groep.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
In de avond/nacht van zaterdag 22 augustus op zondag 23 augustus 2009 vond op het strand van Hoek van Holland een feest plaats, genaamd “Veronica’s Sunset Grooves”. Tijdens dit feest ontstonden op diverse locaties vechtpartijen waarbij slachtoffers zijn gevallen. Op beelden is te zien dat een grote groep personen twee of drie mannen die in de buurt van een bar staan en die blijkbaar niet tot die zelfde groep behoren, slaan, vastpakken en wegduwen. Te zien is dat deze mannen worden ingesloten en dat door de groep rake klappen worden uitgedeeld. Vervolgens baant de groep zich al vechtend een weg langs die bar. Tijdens de vechtpartij steken een hoop mensen uit de groep hun handen in de lucht en worden leuzen gescandeerd.
Op de ter terechtzitting getoonde bewegende beelden is verder te zien dat de verdachte, die gekleed is in een licht grijs trainingsjack met een embleem op het linkerborstvak, op de vechtende menigte afloopt en achter een persoon aan gaat die een fractie van een seconde eerder de verdachte een klap tegen het hoofd heeft gegeven. De verdachte bevindt zich in een groep van een paar man sterk. Wanneer een man in een donkerkleurig pak – kennelijk een beveiliger – de vechtpartij probeert te stoppen, maakt de verdachte een stompende beweging met zijn rechtervuist. Het is niet te zien of hij de man ook raakt. Wel is duidelijk dat de trap met het rechterbeen die de verdachte vervolgens geeft, raak is. De man raakt uit balans en valt richting bar. Hierna vervolgt de groep zijn weg, de man nog veelvuldig stompend. Uiteindelijk wordt de man ‘weggeslingerd’ door de groep. De groep scandeert leuzen als ‘Rotterdam Hooligans’ en ‘Joden’. De verdachte loopt mee in die groep. De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven zichzelf op de beelden te herkennen.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte het geweld in vereniging heeft gepleegd. Het verweer van de verdachte terzake wordt verworpen.
Ten aanzien van het subsidiair aangevoerde overweegt de rechtbank als volgt.
Het aandeel van de verdachte gaat gezien de ter terechtzitting getoonde beelden aanmerkelijk verder dan door de verdediging is betoogd. De verdachte loopt mee in de groep die willekeurige feestgangers in elkaar slaat en hij bevindt zich op zeer korte afstand van dat geweld. Aangevoerd is dat de verdachte door een aantal personen vooruit geduwd wordt en dat hij zich zo snel als mogelijk uit de groep heeft onttrokken. De ter terechtzitting getoonde beelden wijzen op het tegendeel. Er bevinden zich weliswaar handen op de rug van de verdachte, maar dat zijn de handen van zijn vrienden van mensen uit de groep waar de verdachte deel van uitmaakt en zij duwen nauwelijks met kracht. Circa tien meter verderop benadert de verdachte vervolgens nog een man met een lichtblauwachtige trui dusdanig aanvallend, dat die man zijn armen opheft en achteruit deinst. Van enige onttrekking aan het geweld is dan ook niet gebleken. De verdachte heeft een meer dan voldoende significante bijdrage geleverd aan het door de groep gepleegde openlijke geweld. Hij kan derhalve als medepleger van dat geweld worden aangemerkt.
STRAFBAARHEID FEIT EN VERDACHTE
Het bewezen feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Beroep op (putatief) noodweer(exces).
Standpunt verdachte
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat er sprake is geweest van (putatief) noodweer(exces), hetgeen moet leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte genoodzaakt was zich te verdedigen. Hij heeft een klap geïncasseerd en heeft in reactie op die klap teruggeslagen. Dit in de veronderstelling dat hij degene sloeg die hem geslagen had.
Standpunt officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gesteld dat het beroep op (putatief) noodweer(exces) dient te worden verworpen, omdat er geen sprake was van een noodweersituatie.
Beoordeling
Voor een geslaagd beroep op noodweer dient allereerst de vraag te worden beantwoord of aannemelijk is geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding waartegen noodzakelijke verdediging geboden was. De rechtbank betrekt bij de beantwoording van die vraag hetgeen zij op de ter terechtzitting getoonde videobeelden heeft waargenomen. Vaste jurisprudentie is dat gedragingen van een verdachte voorafgaande aan een wederrechtelijke aanranding onder omstandigheden in de weg kunnen staan aan het slagen van een beroep op noodweer. Te zien is dat de verdachte op de groep vechtende mannen af komt lopen, dat hij een klap krijgt en dat hij vrijwel direct een klap teruggeeft. Vervolgens komt er een persoon – kennelijk een beveiliger – tussenbeide die de partijen scheidt. De kans op een (tweede) ogenblikkelijke aanranding of een directe dreiging daarvan is hiermee in ernstige mate geslonken. Niet gebleken is immers dat de persoon die de verdachte aanviel, voornemens was nog een klap uit te delen, nog daargelaten of die daartoe feitelijk in staat was. Op de beelden is echter wel te zien dat de verdachte ruim de gelegenheid had zich uit de menigte te verwijderen, maar dat hij in plaats daarvan de kennelijke beveiliger te lijf gaat door eerst met zijn rechtervuist een stompende beweging te maken en hem vervolgens met zijn rechterbeen tegen het lichaam te schoppen. De verdachte is in deze situatie de agressor en reageert niet op een wederrechtelijke aanranding. De rechtbank stelt dan ook vast dat van een noodweersituatie geen sprake was, zodat niet kan staande worden gehouden dat verdediging noodzakelijk was.
De rechtbank volgt de verdachte niet in zijn verklaring dat hij zich vergist heeft in de persoon en dat hij bij het gebruiken van geweld tegen de kennelijke beveiliger in de veronderstelling was dat deze hem geslagen had. De beelden tonen immers duidelijk dat de agressie van de verdachte zich in eerste instantie richt op de persoon die hem geslagen heeft en dat hij pas nadat hij door de kennelijke beveiliger is weggehaald bij die persoon, zijn agressie is gaan richten op die beveiliger. Op de beelden is ook te zien dat nadat hij de kennelijke beveiliger heeft geslagen en getrapt en anderen hun agressie ook op die beveiliger zijn gaan botvieren, hij achter een andere persoon aangaat en naar die persoon wijst. Van dwaling ten aanzien van de omstandigheden is derhalve geen sprake geweest. De rechtbank verwerpt dan ook het beroep op putatief noodweer.
De redengevende argumenten als hiervoor bij de verwerping van het beroep op (putatief) noodweer genoemd, sluiten ook het door verdachte gedane beroep op noodweerexces uit. Gelet immers op het feit dat ten tijde van de vechtpartij geen noodweersituatie heeft bestaan, is reeds hierom een succesvol beroep op noodweerexces uitgesloten.
Het beroep op (putatief) noodweer(exces) wordt verworpen.
Het feit en de verdachte zijn strafbaar.
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in de avond/nacht van 22 augustus op 23 augustus 2009 op het strandfeest “Veronica’s Sunset Grooves” te Hoek van Holland schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld. Hij maakte deel uit van een groep die op die avond feestgangers in elkaar heeft geslagen. De verdachte heeft daarbij krachtig met zijn vuist stompende bewegingen gemaakt richting een persoon. Vervolgens heeft hij die persoon met kracht in de buikstreek geschopt. Luttele momenten later geeft de verdachte nog een andere man een stomp met zijn rechtervuist. Tijdens de vechtpartij werden leuzen gescandeerd als ‘Rotterdam Hooligans’ en ‘Joden’.
Openlijke geweldpleging is een ernstig strafbaar feit dat niet alleen gevoelens van onveiligheid en angst in het leven roept bij de slachtoffers, maar ook bij degenen die er ongewild getuige van zijn. Voor velen is dat wat een plezierig feest had kunnen zijn, geëindigd in een vervelende en angstige ervaring. De verdachte heeft door zijn handelwijze hieraan bijgedragen, ook al is hij niet betrokken geweest bij latere wanordelijkheden en geweldsescalaties tegen de politie.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van gevangenisstraf van enige duur. In beginsel acht de rechtbank vanwege de ernst van het feit dan ook een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, conform de eis van de officieren van justitie, passend en geboden.
Op 15 december 2009 is door Reclassering Nederland over de verdachte gerapporteerd. In dit rapport is geconcludeerd dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Het delict lijkt een incident. De verdachte heeft in de afgelopen jaren geen justitiecontacten gehad en er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte eerder betrokken is geweest bij grootschalige vechtpartijen. Reclassering Nederland heeft voorts geen aanknopingspunten aangetroffen voor een verplicht reclasseringscontact en adviseert een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen in combinatie met een proeftijd.
Verdachte heeft 45 dagen in voorarrest gezeten en is op 11 november 2009 geschorst. Niet gebleken is dat hij zich sindsdien opnieuw schuldig heeft gemaakt een het plegen van strafbare feiten. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard vanaf begin april 2010 te willen en kunnen starten met een werk/leer-traject in de dakbedekkingsbranche. Een nog uit te zitten onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal dat streven doorkruisen. Gelet hierop en gelet op hetgeen de reclassering in haar rapport heeft opgemerkt ten aanzien van de verdachte, zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen gelijk aan het voorarrest en het overige gedeelte van het (in principe gerechtvaardigd) onvoorwaardelijk op te leggen strafgedeelte omzetten in een werkstraf. Gelet hierop zal de vordering tot gevangenneming bij einduitspraak worden afgewezen.
De officieren van justitie hebben in hun eis oplegging van een aantal bijzondere voorwaarden gevraagd om herhaling van het tijdens het evenement vertoonde (groeps)gedrag zo effectief mogelijk te voorkomen en hebben aangegeven dat een door hen voorgesteld strafrechtelijk evenementenverbod met meldingsgebod en middelenverbod een relevante toegevoegde waarde heeft. De officieren van justitie hebben in een bijlage bij het requisitoir aangegeven om welke (risicovolle) evenementen het zou gaan.
De rechtbank is van oordeel dat het verzochte evenementenverbod met meldingsplicht en middelenverbod in het kader van op te leggen bijzondere voorwaarden voldoende concreet en bepaald is, gelet op het in de door het Openbaar Ministerie ter zitting overgelegde en aan dit vonnis gevoegde bijlage genoemde aantal van de evenementen, alsmede de aard, tijdperiode, duur en omvang daarvan. Naar verwachting zal het evenementen betreffen die qua omvang en aantal bezoekers gelijk zullen zijn aan strandfeest “Veronica’s Sunset Grooves”. Een uitzondering hierop vormt Koninginnedag. Hiervoor geldt het verbod slechts indien het een georganiseerd evenement betreft op een plaats waarbij een menigte mensen wordt verwacht.
De rechtbank heeft hierbij in ogenschouw genomen dat het evenementenverbod met de daaraan gekoppelde meldingsplicht en middelenverbod, aanmerkelijke gevolgen heeft voor de vrijheid van de verdachte om op de evenementdagen de door hem gewenste (privé-) activiteiten te ontplooien. Mede in verband daarmee heeft de rechtbank een zorgvuldige afweging gemaakt tussen enerzijds de noodzaak om vanuit generaal preventief oogpunt een evenementenverbod met meldingsplicht en middelenverbod op te leggen en anderzijds de in het geding zijnde belangen van de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de noodzaak vanuit het oogpunt van generale preventie zwaarder weegt dan de belangen van de verdachte. In het bijzonder wordt bij oplegging van dit evenementenverbod aan de verdachte gewezen op zijn disproportionele reactie op het moment dat hij zich aangevallen voelt. Dergelijk gedrag behoort op grootschalige evenementen niet thuis.
De rechtbank heeft in haar beoordeling of bijzondere voorwaarden dienen te worden opgelegd, tevens betrokken de omstandigheid dat de verdachte blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 maart 2010 reeds eerder – zij het al weer enige jaren geleden – is veroordeeld, onder meer voor openlijk geweld.
De rechtbank is - alles afwegende - van oordeel dat er voldoende gronden zijn om de verdachte naast de na te vermelden straffen, ook in het kader van de bijzondere voorwaarden, een evenementenverbod met meldingsplicht en middelenverbod op te leggen.
Alles afwegend worden na te noemen straffen passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 165 (eenhonderdvijfenzestig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 120 (eenhonderdtwintig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- een locatieverbod, een meldingsgebod en een middelenverbod, inhoudende:
- het verbod dat de veroordeelde zich gedurende de periode van 30 april 2010 tot en met 31 december 2010 bevindt op de tien evenementen zoals genoemd in de bij dit vonnis behorende bijlage;
- het gebod dat de veroordeelde zich meldt op de dagen en tijdstippen waarop deze tien evenementen plaatsvinden, bij een politiebureau genoemd in de bij dit vonnis behorende bijlage;
- het verbod dat de veroordeelde in publiek toegankelijke ruimten op de dagen en de tijdstippen waarop de tien evenementen zoals genoemd in de bij dit vonnis behorende bijlage plaatsvinden alcohol en drugs gebruikt;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op bestaande uit een werkstraf voor de duur van 150 (eenhonderdvijftig) uur, waarbij de Stichting Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst af de vordering tot gevangenneming van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Leinarts, voorzitter,
en mrs. Van Dijke en Benaissa, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Balk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 april 2010.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van 6 april 2010:
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
in of omstreeks de periode van 22 augustus tot en met 23 augustus 2009
te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,, op of aan de openbare weg, te weten
op/nabij het strand van Hoek van Holland, in elk geval op of aan een openbare
weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer
(vooralsnog) onbekend gebleven perso(o)n(en) (bezoekers van het feest
"Veronica's Sunset Groove"),
welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens):
- zich opdringen aan/tegen en/of omsingelen/insluiten van die/dat onbekend
gebleven perso(o)n(en) en/of
- (vervolgens) achtervolgen/achternalopen van die onbekend gebleven
perso(o)n(en) en/of
- duwen van/tegen die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of
- dreigend opheffen van (een) arm(en) en/of vuist(en) en/of (daarbij) (luid)
scanderen en/of roepen van de woorden: "Rotterdam Hooligans" en/of
"Joden", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- trappen en/of schoppen in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd
en/of het lichaam van die/dat onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of
- slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of
het lichaam van die onbekend gebleven perso(o)n(en);
(artikel 141 Wetboek van Strafrecht)
Bijlage bij vonnis van 6 april 2010:
1. Koninginnedag (indien het een georganiseerd evenement betreft op een plaats waarbij een menigte mensen wordt verwacht)/Koninginnedance op 30 april 2010
2. Bevrijdingsfestival op 5 mei 2010
3. Opening strandseizoen op 13 mei 2010
4. Musica Republica op 4, 5 en 6 juni 2010
5. Paardenmarkt in IJsselmonde 20 of 26 t/m 2 juli 2010
6. Metropolis op 4 juli 2010
7. 100% NL (Hoek van Holland) op 14 augustus 2010
8. Nieuw dance-event in het Zuiderpark (indien doorgang)
9. Nightmare Ahoy Rotterdam (datum in 2010 nog onbekend)
10. Nieuwjaarsfeest op 31 december 2010
Verdachte dient zich tijdens genoemde evenementen te melden op het politiebureau te: Capelle aan den IJssel (Slotlaan).